18 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `nooit`
- aan mijn nooit niet (=geen sprake van)
- beter laat dan nooit (=het is beter dat iets een beetje te laat komt, dan dat het nooit gebeurt)
- dat heb ik nog nooit op een klomp horen spelen (=dat is al te gek)
- de soep wordt nooit zo heet gegeten, als zij wordt opgediend (=er worden meestal minder zware maatregelen toegepast dan was aangekondigd)
- een dag is nooit zo nat of de zon schijnt altijd wat (=ook bij nare situaties zijn er lichtpuntjes)
- een gek en zijn geld blijven nooit lang bij elkaar (=geld uitgeven aan nutteloze en onnodige dingen)
- er is nog nooit een kok gevonden die koken kan voor alle monden (=je kunt het niet iedereen naar de zin maken)
- geloof nooit iemand die in de ene hand water en de andere hand vuur draagt (=wees niet lichtgelovig, niet iedereen is het vertrouwen waard)
- het ligt aan de schaatsen en nooit aan de man. (=men geeft het gereedschap eerder de schuld dan zichzelf)
- hoogmoed deed nooit iemand goed. (=arrogantie en overmoed zijn slechte eigenschappen)
- je bent nooit te oud om te leren (=je kan altijd nog bijleren)
- je kunt nooit weten waar een paling kruipt (=zeg nooit nooit)
- je weet nooit hoe een koe een haas vangt (=het kan altijd nog op onverwachte wijze tot een oplossing komen)
- kinderen die zwijgen zullen ook nooit wat krijgen (=aanvulling op `Kinderen die vragen worden overgeslagen.`)
- nooit troef verzaken (=overal bij zijn, altijd meedoen)
- vrouwenhanden en paardentanden staan nooit stil. (=een vrouw is altijd wel wat aan het doen)
- wat hansje niet leert zal hans nooit weten (=je moet het eerst leren om het later te kunnen)
- wie voor een dubbeltje geboren is, wordt nooit een kwartje (=je kunt nooit boven de stand komen waarin je geboren bent. Arm geboren, zal wel arm blijven)
39 betekenissen bevatten `nooit`
- van uitstel komt afstel (=als je iets niet meteen doet, loop je het risico dat het nooit meer gebeurt)
- uitstel is geen afstel (=als je iets uitstelt wil dat nog niet zeggen dat je het nooit meer gaat doen)
- niet in een goed vel steken (=altijd ziek zijn, nooit gezond)
- dat gebeurt pas als de Paus een geus wordt (=dat gebeurt nooit)
- dat staat niet in zijn woordenboek (=dat kent hij niet, daar doet hij niet aan mee, heeft hij nog nooit van gehoord)
- het bloed kruipt waar het niet gaan kan (=de aard verloochent zich nooit)
- een straatje zonder eind (=een eindeloos proces, iets wat nooit ophoudt)
- een wet van Meden en Perzen zijn (=een regel waarvan nooit mag worden afgeweken)
- zolang er leven is, is er hoop (=er is altijd hoop, dus geef nooit op!)
- gestolen goed gedijt niet (=gestolen zaken brengen nooit voordeel)
- beter laat dan nooit (=het is beter dat iets een beetje te laat komt, dan dat het nooit gebeurt)
- wat de vos niet weet, weet de haas ook niet (=het is moeilijk iets te weten als het je nooit verteld is)
- de wolf/vos ruilt wel van baard maar niet van aard (=het karakter van de mensen verandert nooit)
- het zo zout nog niet gegeten hebben (=het zo slecht nog nooit meegemaakt hebben)
- zijn hoed zit altijd op zijn hoofd (=hij groet nooit iemand)
- het kruis nageven (=hopen dat hij vooral nooit meer weerkomt)
- het heilig kruis achterna geven (=hopen dat iets of iemand nooit meer terugkomt)
- een paard, dat voor de tweede keer de sprong niet neemt, neemt hem ook voor de derde keer niet. (=iemand die al twee keer geen beslissing durft te nemen, komt nooit tot een besluit)
- een stille in den lande zijn (=iemand die erg stil en ingetogen is of iemand die zich bijna nooit ergens mee bemoeit)
- Jantje Contrarie (=iemand die nooit akkoord is)
- als Pasen en Pinksteren op één dag vallen (=iets wat nooit zal gebeuren)
- wie voor een dubbeltje geboren is, wordt nooit een kwartje (=je kunt nooit boven de stand komen waarin je geboren bent. Arm geboren, zal wel arm blijven)
- neem je hoed niet af voordat je gegroet wordt (=men moet een ander nooit in de rede vallen)
- geen handbreed wijken (=niet opzij gaan, nooit bang is)
- als de kalveren op het ijs dansen (=nooit)
- morgen als kaatje verjaart (=nooit , dat stel ik liever uit)
- met Sint Juttemis als de kalveren op het ijs dansen (=nooit (Sint Juttemis valt op 17 augustus, en dan ligt er geen ijs))
- betalen als de paus geus wordt (=nooit betalen)
- een ongelovige Thomas zijn (=nooit iets geloven)
- een houten/stijve Klaas zijn (=nooit iets leuks willen)
- het vat der Danaïden vullen (=nooit klaar komen met het werk)
- wie zijn pap gemorst heeft kan niet alles weer oprapen (=schade kan nooit geheel worden goedgemaakt)
- menig heeft te veel, niemand heeft genoeg. (=sommige mensen hebben nooit genoeg)
- genoeg ligt op het kerkhof. (=sommige mensen hebben nooit genoeg)
- als de boeren niet meer klagen en de pastoors niet meer vragen, dan nadert het einde der dagen (=sommige mensen veranderen nooit)
- geef een ezel klaver hij loopt naar de distels/biezen. (=sommige mensen zijn nooit tevreden met wat ze hebben)
- de tijd gaat snel, gebruik haar wel (=verspil nooit de tijd die je kan gebruiken)
- goed begonnen is half gewonnen (=wat niet aangevangen wordt komt ook nooit af. / Wanneer het begin van iets goed is, is de kans groter dat het goed eindigt)
- je kunt nooit weten waar een paling kruipt (=zeg nooit nooit)
50 dialectgezegden bevatten `nooit`
- (ons mam) 'smam is noit thûs, ze is alt de hort op. (=mijn moeder is nooit thuis, ze is altijd weg) (Reeks)
- ' Nne boor en e vêrreke knorre altiêd (=Een boer is nooit tevreden) (Weerts)
- 'k gon nooit etwosten nortoeë (=ik ga nooit ergens naartoe) (Veurns)
- 'n ezel wordt nooit 'n peerd (=men kan beter doen waar hij goed in is) (Westerkwartiers)
- 'n koew en 'n zog hebbe noit genog (=over iemand die nooit genoeg heeft) (Astens)
- 'n meanse is nooit te old umme te leern (=een mens is nooit te oud om te leren) (Vechtdals)
- 's Mérges zèk de boer : de hoes nie te joëge of te drijve, ve zulle gemêkkelek gedoën krijge.s' Oëves zekter dan : Ver hoeve nimei te jöëge of te drijve, ve zulle toch nimei gedoën krijge (=nooit laten opjutten!) (Bilzers)
- 't caffei is nen aaizerenwinkel veur maai (=Ik kom nooit op café) (Antwerps)
- 't es nau of tenuët (=nu of nooit) (Meers)
- 't es stillekes woar dant nooit nie waeit (=Er kan al eens ruzie zijn) (Wetters)
- 'T hef nog nooit zo duuster west of 't wer wa wier licht (=Het komt wel goed) (Twents)
- 't is niet goed, of 't deugd niet (=het is ook nooit goed) (Westerkwartiers)
- 't is nu of tenooi (=het is nu of nooit) (Brabants)
- 't komt altied uut, al zoll'n de kraai'n 't van 't dak schreeuw'n (=een geheim blijft nooit geheim) (Westerkwartiers)
- 't lijt altied an 'e scheuvels, nooit an 'e rieder (=wanneer gepland succes uitblijft) (Westerkwartiers)
- 't lijt altied an 'e scheuvels, nooit an 'e scheuvellober (=het verliezen ligt nooit aan de verliezer) (Westerkwartiers)
- 't meer is ok nooit vol (=wie veel heeft wil er nog meer bij) (Westerkwartiers)
- 't Zal tege zijn kluute snieuwe (=dat zal nooit gebeuren) (Gents)
- ' t meer is nooit vol (=wie al veel heeft wil nog meer) (Westerkwartiers)
- a-ge oewèège nie kietelt, hè de nôot niks (=wanneer je jezelf niet verwent, heb je nooit iets) (Tilburgs)
- a' j ' n kearl nödig hebt is heej d' r ook nooit (=heb je hem een keer nodig, is hij er weer niet) (Twents)
- Afsmoorder (=Iemand die altijd sigaretten van een ander aanneemt maar nooit geen terug geeft) (Amsterdams)
- Afsmoren (=Afbedelen van sigaretten en nooit aan een ander geven) (Amsterdams)
- Agge Wouw op oewe rug aar ange, zoude nie naar Baarege verlange (=Als je Wouw op je rug moest dragen zou je nooit naar Bergen op Zoom verlangen (naar iets verlangen dat zo goed als onbereikbaar is)) (Roosendaals)
- aggut nou nie doe, doegut nooit nie mir (=als u het nu niet doet, krijgt u nooit meer een kans) (Bredaas)
- al deeste mich daud, ich zèchet toch naut (=al vermoord je mij, ik verklap het toch nooit) (Munsterbilzen - Minsters)
- alle foetëlkës koëmen aut (=iemand bedriegen duurt nooit lang) (Munsterbilzen - Minsters)
- alleen stoem minse blijve loemp (=nooit te blond om te leren) (Bilzers)
- Altaid in stap, nooit in draf. (=nooit gehaast.) (Zaans)
- Altaid ziek en nooit dood. (=Altijd kwaaltjes hebben.) (Zaans)
- Altijd ziek maar nimmer doôd (vaak misbruikt tegen chronisch zieken) (=Je klaagt altijd maar mankeert nooit echt wat.) (Utrechts)
- An waarden is nog nooit iene dood egaon (=Doe maar eens wat) (Giethoorns)
- an wark is ter nooit ienene an dood egoane (=aan werk is nooit iemand dood gegaan) (Vechtdals)
- An-etrouwd wordt nooit gien eigen (=Schoonfamilie) (Giethoorns)
- Antrouwd is anweid (=Aangetrouwde familie wordt nooit eigen) (Drents)
- Aon me nooit nie! (=Geen sprake van!) (Roosendaals)
- as d' elle vervriest (=nooit) (Aalsters)
- as Paose en Pinkstere op ene dag valt (=nooit) (Waalwijks)
- as Poëse en Pinkstere opte zelfde daog valle (=nooit ofte nooit) (Munsterbilzen - Minsters)
- as se dae inne klump zeiks waertj ’t noeëts mieeër druueg (=eenmaal verkeerd gedaan komt het nooit meer goed) (Heitsers)
- aste èn e glaoze haus woens, moeste zelf nie mèt steen goeje (=gooi nooit je eigen ruiten in) (Munsterbilzen - Minsters)
- aste èn stront gees plojere, gees te stinke (=graaf nooit te diep, je zit zo in de put) (Munsterbilzen - Minsters)
- aste goesting vër te wërke bij mich opkump, dan waach ich wol tottët vanzelf iëvërgeet (=je moet nooit te snel handelen, afwachten lost soms de problemen op) (Munsterbilzen - Minsters)
- aste grütter wils tene dan daste bès, geeste ne kër dür zen been zakke (=doe je nooit groter voor dan je bent, je benen kunnen die weelde niet dragen) (Munsterbilzen - Minsters)
- aste kènder sjiks, kraajgste kènder taus (=laat belangrijke zaken nooit over aan kinderen) (Munsterbilzen - Minsters)
- aste kénner sjiks, kraajgste kénner taus (=verstand komt nooit voor de jaren) (Munsterbilzen - Minsters)
- Aste nen iëzel wils leire daase moeste de zjuste meziek opzétte (=Probeer nooit het onmogelijke) (Bilzers)
- aste nog nauts get hübs gezien, mér nau kiekste mér és goed (=nog nooit vertoond spektakel!) (Bilzers)
- astë piepëlë hoj aetë (=niet te geloven, nooit !) (Munsterbilzen - Minsters)
- aste tot aon zëne nak èn de sjit zits, loeët dan zëne kop nie hange (=verlies nooit de moed om terug te vechten) (Munsterbilzen - Minsters)
Bronnen
De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers.
Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.
Zie ook:
- vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen