11 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `ruim`
- aan een boom zo vol geladen, mist men een twee pruimpjes niet (=als er van iets grote hoeveelheden zijn, kan er wel wat gemist worden)
- de broodkruimels steken hem (=hij kan de welstand niet dragen)
- de rijpste pruimen zijn geschud (=het belangrijkste werk is gedaan of grootste deel van de oogst is binnengehaald)
- een kruimeltje is ook brood (=wees gelukkig met wat je hebt)
- het eten is niet te pruimen. (=het smaakt niet)
- het krijt ruimen (=de strijd opgeven, weggaan)
- het ruime sop kiezen (=de haven uitvaren)
- het veld ruimen (=vertrekken om plaats te maken voor een ander)
- niet ruim kunnen soppen (=niet erg rijk zijn)
- ruim baan maken (=voldoende plaats maken)
- ruim zijn aandeel in `s werelds lief en leed gehad hebben (=genoeg geluk en tegenslagen gekend hebben)
13 betekenissen bevatten `ruim`
- de peentjes opscheppen (=de boel opruimen)
- er kan nog een kabeljauw onderdoor (=er is ruimte genoeg (brug, speling))
- tabula rasa maken (=geheel herbeginnen - de boel helemaal opruimen)
- een Augiasstal reinigen (=het opruimen van een vreselijk vuile boel)
- het zonnetje in huis (=iemand die zorgt voor een goede, opgeruimde sfeer)
- aan kant doen (=opruimen)
- de boel aan kant maken (=opruimen)
- schoon schip maken (=schulden betalen, de boel opruimen, na ruzie/problemen samen er uit komen en het verleden laten rusten)
- als Ieren en Britten op één land (=twee aartsvijanden in één ruimte)
- er warmpjes bijzitten (=veel geld hebben, over ruime financiële middelen beschikken)
- weinig armslag hebben (=weinig ruimte hebben om uit te breiden of weinig mogelijkheden hebben, meestal in geld uitgedrukt)
- een dak boven zijn hoofd hebben (=woonruimte hebben, onderdak hebben)
- zitten als een kikker op een kluitje (=zonder enige bewegingsruimte)
15 dialectgezegden bevatten `ruim`
- 't is hier gien vetpot (=we hebben het niet zo ruim) (Westerkwartiers)
- ’n groët jaar vróm (=ruim een jaar geleden) (Huizers)
- an de veûle kaant (=ruim voldoende) (Zwartebroeks)
- das haaj nen echte vêrkësstal (=ruim eens wat op !) (Munsterbilzen - Minsters)
- de moes zën eege paute braeke ieëver de roemël (=ben je niet beschaamd, ruim eens op) (Munsterbilzen - Minsters)
- De Nieuwbouw (=een woonwijk welke ruim 50 jaar bestaat) (Benschops)
- een stief ketiertsje (=ruim een kwartier) (Lunters)
- Gaa zèt raakelek laut (=Je bent ruim te laat) (Onze-Lieve-Vrouw-Waver)
- iemant un veer in z n koont steke (=iemand ruim complimenteren) (Oudenbosch)
- ien ' e ruumte is wel te weez' n (=waar het ruim is is het goed toeven) (Westerkwartiers)
- Ik het 't hok ruim (=Ik ben alleen thuis) (Hoeksche Waards)
- oppun ouwe fiets mottut lere (=ruim leeftijdsverschil tussen vrouw en man) (Oudenbosch)
- zén broek zwaddert on zénnen buik (=zijn broek is veel te ruim) (Meers)
- zis op durre koop gewiest (=zij heeft ruim inkopen gedaan) (Oudenbosch)
- örges mit pèèrd en kar ien kunne keere (=Heel ruim zijn) (Genneps)
Bronnen
De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers.
Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.
Zie ook:
- vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen