I uit
bijwoord
1) niet in werking, afgelopen | Voorbeelden: | `Doe jij de radio uit?`, `Het vuur is uit.` | |
| Antoniem: | aan |
| Ik heb het boek uit. | (ik heb het boek helemaal gelezen) |
| Punt uit! | (<commentaar waarmee je aangeeft dat je een onderwerp als afgesloten beschouwt>) |
2) van je lichaam af | Voorbeeld: | `Heb jij je jas al uit?` | |
| Antoniem: | aan |
3) niet meer in de mode | Voorbeeld: | `Die muziek was een jaar geleden erg populair maar is nu helemaal uit.` | |
| Antoniem: | in |
4) in een richting naar buiten | Voorbeeld: | `voor je uit staren` | |
| Antoniem: | in |
| uit eten gaan | (in een restaurant gaan eten) |
| de bal uit slaan | (de bal over de lijn slaan) |
5) <in allerlei uitdrukkingen>
| er helemaal uit zijn | (niet meer weten hoe iets was of moest) |
| Ik ben er uit! | (ik weet de oplossing) |
| er niet over uit kunnen | (heel erg verbaasd zijn) |
II uit
voorzetsel
1) afkomstig van | Voorbeelden: | `wijn uit Frankrijk`, `frites met mayonaise uit een puntzak` | |
2) naar buiten | Voorbeelden: | `Ga de kamer uit!`, `schone lakens uit de kast halen` | |
| Antoniem: | in |
3) op grond van | Voorbeelden: | `handelen uit principe`, `iets uit liefde doen` | |
4) <in verschillende uitdrukkingen>
| uit wandelen gaan | (een eindje gaan wandelen) |
| uit drie delen bestaan | (door drie delen gevormd zijn) |
Synoniemen
aan af afgedaan afgelopen afwezig bedacht beëindigd buiten door eruit gedaan geëindigd gepleegd gereed klaar met op over sedert sinds van vanaf vanaf deze plaats vanuit vanwege voltooid voor voorbij weg wegens aan (antoniem) Spreekwoorden en zegswijzen
• zo Hollands als haring met
uitjes
(=typisch Hollands)• wie zijn klomp breekt, schiet gemakkelijk
uit zijn slof
(=als je wordt teleurgesteld, kun je gemakkelijk boos worden)• wie met de duivel
uit één schotel wil eten, moet een lange lepel hebben.
(=het valt niet mee iemand te bedriegen, die er zelf bedrieglijke parktijken op na houdt.)• wie in een boomgaard werkt mag er
uit eten / van de druiven eten.
(=voordeel halen uit je werk.)• wie het onderste
uit de kan wil hebben die valt het lid op de neus
(=wie altijd het uiterste wil, krijgt uiteindelijk niets)Toon alle 169 spreekwoorden die uit bevatten6 definities op Encyclo
- einde, paal, perk - Voorbeeld: Gelijk ze daar stonden, leken het beesten, op vier poten aan 't wroetelen in hun vrije, driftige doening, aangezet en overgoten door het teisterend hittelicht van de zon, altijd vooruitkruipen en slaan, eenbaarlijk slaan zonder uit of einde, tot de pikke bot stond
- •geeft aan van welke plaats iets komt.
- afgelopen, het werkt niet meer vb: het spel is uit ik ben er helemaal uit [ik weet niet meer hoe het moet] hun verkering is uit [ze hebben geen verkering meer] hij kucht uit gewoonte [hij kucht omdat hij dat altijd doet]
- 1) Van huis weg 2) Geëindigd 3) Gedoofd 4) Gedaan 5) Sinds 6) Sedert 7) Niet aanwezig 8) Van 9) Tegenovergestelde van in 10) Vanaf 11) Vanuit 12) Ex 13) Vanwege 14) Buiten 15) Niet aan 16) Buiten de lijn 17) Wegens 18) Niet thuis 19) Bedacht 20) Beëindigd 21) Klaar 22) Afkomstig 23) Afkomstig van
- voorzetsel
Toon uitgebreidere definitiesDeze woorden beginnen met uit:
•
uit de kas graaien•
uit op•
uit-en-te-na•
uit-en-ter-na•
uitademen•
uitademing•
uitbaggeren•
uitbal•
uitbannen•
uitbarsten•
uitbarsten in•
uitbarsting•
uitbaten•
uitbater•
uitbating•
uitbatingskosten•
uitbeelden•
uitbeelding•
uitbehandeld•
uitbeitelen•
Toon alle woorden die beginnen met uitDeze woorden eindigen op uit:
•
achterruit•
achteruit•
afleiden uit•
beschuit•
besluit•
bestaan uit•
biscuit•
blokfluit•
buit•
buskruit•
circuit•
daaruit•
duit•
dwarsfluit•
ertussenuit•
eruit•
flapuit•
fluit•
fruit•
geruit•
Toon alle woorden die eindigen op uitHerkomst volgens etymologiebank.nl
uit (niet in, afkomstig van ; naar buiten; afgelopen)Vraag & Antwoord voor je slimme speaker
Wat betekent uit?
'niet in werking, afgelopen' en 'van je lichaam af' en 'niet meer in de mode' en 'in een richting naar buiten' en '<
in allerlei uitdrukkingen>
'
Hoe spel je uit?
uit spel je U I T
Wat is een ander woord voor uit?
Andere woorden voor uit zijn aan, af, afgedaan, afgelopen, afwezig, bedacht, beëindigd, buiten, door, eruit, gedaan, geëindigd, gepleegd, gereed, klaar, met, op, over, sedert, sinds, van, vanaf, vanaf deze plaats, vanuit, vanwege, voltooid, voor, voorbij, weg en wegens.
Wat is het tegenovergestelde van uit?
Een antoniem van uit is aan.Op andere websites
Zoek
uit op Woordenlijst.org
Zoek
uit op Google
Zoek
uit op Wikipedia