I voor

bijwoord
Uitspraak:  [vor]

1) aan de voorkant
Voorbeelden:  `Voor in het boek staat een dankwoord.`,
`De auto staat voor.`,
`Zij is voor in de vijftig.`
Antoniem:  achter
Synoniem:  vooraan

2) <dit ben je of zeg je als je het met iets eens bent>
Voorbeelden:  `Wie is voor? Steek je hand op.`,
`Acht mensen stemden voor.`
Antoniem:  tegen

3)
voor staan  (meer punten hebben dan de andere deelnemers aan een wedstrijd) `Onze ploeg staat 1-0 voor.` Antoniem: achter staan

4)
iemand voor zijn  (iets doen voordat iemand anders het doet of zodat iemand anders het niet meer kan doen) `Ik had het je zelf willen vertellen, maar iemand is me blijkbaar voor geweest.` Antoniem:

5)
iets voor zijn  (ervoor zorgen dat iets niet gebeurt) `Om de problemen voor te zijn, kocht hij een nieuwe computer.` Synoniem: iets voorkomen Antoniem:

6)
iets op iemand voor hebben  (iets kunnen of hebben waardoor je beter bent dan iemand) `Ze heeft op hem voor dat ze zonder fouten kan schrijven.` Synoniem: Antoniem:

7)
voor de rest  (wat overblijft) Synoniem: verder Antoniem:

8)
voor elkaar krijgen  (iets gedaan krijgen) Synoniem: klaarspelen Antoniem:

9)
voor gek zetten  (voor schut zetten) Synoniem: spotten Antoniem:

10)
(iemand) voor je winnen  (iemand aan jouw kant krijgen) Synoniem: inpalmen Antoniem:


II voor

voorzetsel
Uitspraak:  [vor]

1) aan de voorkant van
Voorbeelden:  `Ik stond voor een gesloten deur.`,
`Vlak voor ons reed een tractor.`
Antoniem:  achter

2) eerder dan
Voorbeelden:  `Ik wil het verslag vóór vier uur hebben.`,
`Ik was voor hem klaar.`
Antoniem:  na

3) <hierna komt hoelang iets duurt>
Voorbeelden:  `voor altijd`,
`Ze was voor enkele dagen in het buitenland.`

4) met als doel, bestemming, reden of met betrekking tot
Voorbeelden:  `Die boeken zijn voor in de vakantie.`,
`Ik ben er voor jullie.`,
`Voor geld doe ik alles.`,
`We gaan voor de overwinning.`,
`Je mag het hebben voor € 5.`,
`Dat boek is echt iets voor jou.`,
`Betaal jij even voor mij?`
Wat is het voor iets/iemand?  (<dit vraag je als je meer uitleg wilt over iets/iemand>) Synoniem: Antoniem:
voor een (...)  (hoewel hij/het een (...) is) `Voor een beginneling weet je best veel.`

5) <hierna staat waar je het mee eens bent, wie je steunt enz.>
Voorbeelden:  `Ik ben voor een verhoging van de belastingen.`,
`Wie niet voor mij is, is tegen mij.`


III voor

conjunction
Uitspraak:  [vor]

eerder dan dat iets anders gebeurt
Voorbeelden:  `Voor hij naar buiten gaat, kijkt hij altijd even door het raam.`,
`Stop voor het te laat is.`
Antoniem:  nadat
Synoniem:  voordat


Synoniemen
aleer   alvoor   alvorens   daarvoor   door   eer   ervoor   met   pro   uit   vanwege   voordat   vroeger   wegens   achter (antoniem)   na (antoniem)   nadat (antoniem)   tegen (antoniem)   

Spreekwoorden en zegswijzen
• zuivel op zuivel is voer voor de duivel (=werd gezegd als je te veel zuivel at terwijl het schaars was)
• zo klaar als een klontje voor iemand zijn (=het helemaal begrijpen)
• zaken gaan voor het meisje. (=verplichtingen zijn belangrijker dan plezier)
• wie zich voor hond verhuurt, moet de botten kluiven (=wie zich onderdanig gedraagt, wordt als knecht behandeld)
• wie voor het oortje geboren is, zal tot de stuiver niet geraken (=wie in een lage sociale klasse geboren is, zal niet in een hogere sociale klasse terechtkomen)
Toon alle 221 spreekwoorden die voor bevatten

12 definities op Encyclo
  • •dichterbij dan (gezien vanaf de spreker of anderszins). •aan de voorkant. •eerder komend in de bewegingsrichting. •eerder in tijd. •eerder in volgorde. •eerder in rangorde. •ten behoeve van, ten gunste van ("datief"). •eens met, positief tegenover, ten gunste van, pro. •wat betreft, met bet...
  • aan de voorkant ervan vb: de auto staat altijd voor het huis kijk vóór je! [kijk recht voor je uit] aan de voorste speen liggen [meer krijgen dan de anderen]
  • aan de voorkant vb: de auto staat voor een schort voor hebben [voor je buik gebonden]
  • eerder dan vb: ik was voor jou aan de beurt Synoniemen: voordat alvorens Tegenstelling: nadat
  • [Vergeten woorden] (v.), vore 1) grove den 2) naaldboom [= Duits Föhre, Noors furu, IJslands fura, ~ veer eik]
Toon uitgebreidere definities

Deze woorden beginnen met voor:
voor de kat z'n vioolvoor zovervoor-de-gek-houderijvooraanvooraankondigingvooraanstaandvooraanzichtvoorafvoorafbetalingvoorafgaanvoorafgaandvoorafjevoorafschaduwingvooralvooraleervooralsnogvoorarmvoorarrestvoorasvooravond
Toon alle woorden die beginnen met voor

Deze woorden eindigen op voor:
aanzien voorafsluiten voorbehoeden voorbestemmen voorboeten voorcarnivoordaarvoorervoorgeknipt voorhiervoorhoeden voorhouden voorijveren voorinstaan voorivoorlenen voormidvooromnivooronderdoen vooropdraaien voor
Toon alle woorden die eindigen op voor

Herkomst volgens etymologiebank.nl
  1. voor (voorzetsel)
  2. voor = vore


Taaladvies
  1. (bij prijsaanduiding) Welk voorzetsel hoort er bij prijsaanduidingen: aan, tegen of voor? Zie Aan / à / tegen / voor
  2. Is het naar voor treden of naar voren treden? Zie Naar voor / naar voren
  3. Komen er klemtoontekens op voor in U moet het formulier naar ons terugsturen voor 27 februari? Zie Vóór / voor


Vraag & Antwoord voor je slimme speaker
Wat betekent voor?
'aan de voorkant' en '<
dit ben je of zeg je als je het met iets eens bent>
' en '' en '' en '' en '' en '' en '' en '' en ''
Hoe spel je voor?
voor spel je V O O R
Wat is een ander woord voor voor?
Andere woorden voor voor zijn aleer, alvoor, alvorens, daarvoor, door, eer, ervoor, met, pro, uit, vanwege, voordat, vroeger en wegens.
Wat is het tegenovergestelde van voor?
Antoniemen van voor zijn achternadat, na, nadat en tegen.

Op andere websites
Zoek voor op Woordenlijst.org
Zoek voor op Google
Zoek voor op Wikipedia