Spreekwoorden met `om`

Zoek


404 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `om`

  1. iemand zien aankomen (=weten waar hij over zal beginnen, zich er alvast tegen wapenen)
  2. iemands eer te na komen (=iemand beledigen - iemands naam aantasten)
  3. iesus hominum salvator (=jezus de redder der mensheid)
  4. iets dat krom is recht proberen te praten (=met praten proberen een fout iets goeds te laten lijken)
  5. iets zeggen om de kool (=iets zeggen voor de grap)
  6. in de kleinste potjes zit de beste pommade/zalf (=gezegd van uitzonderlijk kleine personen)
  7. in een goed blaadje proberen te komen (=een goede reputatie proberen te verkrijgen)
  8. in geen kerk of kluis komen (=niet godsdienstig zijn)
  9. in het gedrang komen (=met moeilijkheden te maken krijgen)
  10. in het gevlij komen (=doen wat iemand graag ziet om in de gunst te komen)
  11. in het verdomboekje staan (=geen goed meer kunnen doen)
  12. in iemands kraam te pas komen (=iets wat iemand nodig had)
  13. in nomine dei (=in de naam van God) (Latijn)
  14. in Rome geweest zijn, maar de Paus gemist hebben (=het belangrijkste laten schieten)
  15. in somma (=in het totaal) (Latijn)
  16. in zwang komen / raken (=iets wordt een modeverschijnsel)
  17. je bekomst ergens van hebben (=ergens genoeg van hebben)
  18. je bent nooit te oud om te leren (=je kan altijd nog bijleren)
  19. je bent om op te eten (met boter en suiker). (=beeldig, snoezig, hartveroverend, snoeperig.)
  20. je in je graf omkeren (=zelfs na zijn dood er nog door geschokt zijn)
  21. je kan geen omelet maken zonder eieren te breken (=soms moet men iets verliezen om een hoger doel te bereiken)
  22. je kan niet alle meisjes haten om één (=als je bent getrouwd wilt dat niet zeggen dat vrouwen je niet meer interesseren)
  23. je klompen wegbrengen/wegzetten (=naar huis gaan/sterven)
  24. je mag wel ergens anders honger krijgen, als je thuis maar komt eten. (=een getrouwde man mag wel met knappe meisjes flirten, daar moet het bij blijven.)
  25. je moet de kat niet aan de kaas laten komen. (=zorg voor niet te veel verleiding)
  26. je moet om de beurt ademhalen (=gezegd als het erg druk is)
  27. je onder het juk der dwingelandij krommen (=onderworpen zijn)
  28. je rokje omkeren (=lid van een andere (bv politieke) partij worden)
  29. je van de domme houden (=doen alsof men van niets weet)
  30. jezelf tegenkomen (=geconfronteerd worden met de gevolgen van je eigen acties.)
  31. kan uit Nazareth iets goeds komen? (=wanneer iemand een bepaalde opvoeding heeft gehad kan daar niks goeds van verwacht worden)
  32. klein gewin brengt rijkdom in. (=van kleine beetjes komt ook welvaart)
  33. kom ik er vandaag niet dan kom ik er morgen (=ik doe het wel op mijn gemak)
  34. komen als een dief in de nacht (=onverwacht komen)
  35. komen met de paal als het brood in de oven is (=te laat komen)
  36. komen waar de duivel zijn staart keert (=op een zeer onherbergzame plaats aankomen.)
  37. komt men over de hond, dan komt men over de staart (=als de grootste moeilijkheden overwonnen zijn, dan komt de rest vanzelf)
  38. komt tijd komt raad (=als er genoeg tijd overheen gaat, komt de oplossing vanzelf)
  39. krom jezelf als je door de wereld wilt komen (=je moet er wat voor over hebben om iets te bereiken)
  40. kromme gangen gaan (=omwegen maken, oneerlijk zijn)
  41. kromme sprongen maken (=alle moeite doen om zich uit een situatie te redden)
  42. krot en compagnie zijn (=veel schulden hebben)
  43. late haver komt ook op (=het is niet omdat iets laat komt, dat het niet goed zou zijn)
  44. leef niet om te eten maar eet om te leven (=vergeet niet om ook plezier te maken in het leven)
  45. leer om leer zijn (=op gelijke manier straffen als de maner waarop iemand in de fout gegaan is)
  46. lelijke streken op zijn kompas hebben (=gemene en lelijke streken uithalen)
  47. lieg ik, dan lieg ik in commissie (=als ik niet de waarheid vertel komt dat omdat ik niet beter weet of vertel wat anderen vertellen)
  48. loop naar de duivel/maan/pomp (=ga weg!)
  49. maken dat men wegkomt (=ervandoor gaan)
  50. man met de hamer tegenkomen (=totaal uitgeput geraken)

648 betekenissen bevatten `om`

  1. alle wegen leiden naar Rome (=er zijn veel manieren om je doel te bereiken / de uitkomst is altijd hetzelfde)
  2. dat muisje heeft een staartje. (=er zullen nog problemen komen)
  3. zo dom als het achtereind van een koe/varken (=erg dom)
  4. met de hersens van een garnaal (=erg dom)
  5. redeneren als een kip zonder kop (=erg dom redeneren)
  6. van voren niet weten dat je van achteren leeft (=erg dom zijn)
  7. tot geen drie kunnen tellen (=erg dom zijn)
  8. geen a voor een b kennen (=erg dom zijn)
  9. van voren niet weten of men van achteren leeft (=erg dom zijn / erg ziek zijn)
  10. van pomp noch pompstang weten (=erg dom zijn, weinig weten)
  11. een gezicht als een oorwurm trekken (=erg ontevreden kijken (omdat er bijv. iets gedaan moet worden))
  12. met het verstand van een garnaal (=erg weinig verstand, erg dom)
  13. de hand op iets leggen (=ergens aan kunnen komen)
  14. hemel en aarde bewegen (=ergens alles aan doen om het gedaan te krijgen (bv van iemand))
  15. de kraag kosten (=ergens bij om het leven komen)
  16. heg noch steg weten (=ergens de omgeving totaal niet kennen)
  17. in de termen vallen (=ergens in aanmerking voor komen)
  18. zuur opbreken (=ergens mee in moeilijkheden komen (later))
  19. schitteren door afwezigheid (=ergens niet aanwezig zijn, terwijl je komst wel verwacht werd)
  20. iets niet over zijn hart kunnen krijgen (=ergens niet toe kunnen komen of ergens op gesteld zijn)
  21. onder de schoenzolen schrijven (=ergens niets van terecht komen)
  22. ergens verzeild raken (=ergens onbedoeld terechtkomen)
  23. je kruk ergens tussen steken (=ergens ter hulp komen)
  24. eten wat de pot schaft. (=eten wat op tafel komt.)
  25. het hoofd boven water houden (=financieel rondkomen, juist genoeg geld hebben om te kunnen leven)
  26. dweilen met de kraan open (=geen kans op succes hebben, omdat men de symptomen bestrijdt zonder de oorzaak aan te pakken)
  27. stad en land aflopen. (=geen moeite sparen om iets te bereiken)
  28. wie dan leeft die dan zorgt (=geen zorg om de toekomst van anderen)
  29. wie dan leeft, wie dan zorgt (=geen zorgen maken over de toekomst)
  30. arbeider in de wijngaard des heren (=geestelijk beroep (priester,dominee) uitoefenend)
  31. esprit de l escalier (=geestig idee dat te laat komt)
  32. het geld groeit niet op de rug (=geld komt niet zomaar binnen, er moet hard voor gewerkt worden)
  33. het geluk vliegt; wie het vangt die heeft het. (=geluk kan zo maar komen en zo weer gaan)
  34. die het geluk vindt, die mag het oprapen. (=geluk komt onverwachts)
  35. het geluk komt in de slaap. (=geluk komt onverwachts)
  36. het geluk ligt in een klein hoekje (=geluk komt onverwachts)
  37. men heeft het geluk zo vast als een handvol vliegen. (=geluk komt onverwachts en kan zo weer gaan)
  38. in goede dorpen zijn/geraken (=genoeg verdiend hebben om niet meer te hoeven werken)
  39. een lintje krijgen (=geridderd worden - een compliment krijgen)
  40. de bak indraaien (=gevangen genomen worden)
  41. beer op sokken (=gezegd van een dik, plomp persoon)
  42. uit de verf komen (=goed bij anderen overkomen / zich doen opmerken)
  43. dun snijden is het behoud van de worst. (=goed kunnen rondkomen door zuinig te zijn)
  44. met een baksteen in de maag geboren worden (=graag een huis willen hebben dat van jezelf is, dat je eigendom is)
  45. geef mijn fiets terug (=grapje om Duitsers te wijzen op de Tweede Wereldoorlog, toen er veel fietsen geconfisqueerd werden)
  46. poot-aan spelen (=hard doorwerken (om op tijd te zijn))
  47. wie werkt als een paard zal haver eten. (=hard werken is voor de meeste mensen geen garantie op een goed inkomen)
  48. een Homerisch gelach (=harde en gemene lach om het ongeluk, de mislukking of de handicap van tegenstrevers.)
  49. heb het hart eens (=heb de moed om dat te doen. (Eigenlijk: als je dat doet, zal ik je ongenadig straffen))
  50. te dom zijn om voor de duvel/duivel te dansen (=heel erg dom zijn)

50 dialectgezegden bevatten `om`

  1. das mich sjijtegaol (=daar geef ik helemaal niet om) (Munsterbilzen - Minsters)
  2. das ne goeie om in dun kerseboom thaange (=hij ziet er uit als een vogelverschrikker) (Oudenbosch)
  3. das ne nuttige (=die maakt opmerkingen om rekening mee te houden) (Oudenbosch)
  4. das nie vër iëvër noë haus te sjrijve (=dat is niets om fier op te zijn) (Munsterbilzen - Minsters)
  5. das nie vieël sops (=dat heeft niet veel om 't lijf) (Munsterbilzen - Minsters)
  6. das om 't speen van te krijgen (=dat is om moe van te worden) (Sint-Niklaas)
  7. das vër érm zin van te krijge (=dat is om een inzinking van te krijgen) (Munsterbilzen - Minsters)
  8. das vër hieën(=horens) van te krijgens (=dat is om krankjorum van te worden) (Munsterbilzen - Minsters)
  9. das vër opte sjoo (=dat is om te pronken) (Munsterbilzen - Minsters)
  10. das veu een oeëg uit te bleiten (=Dat is om in tranen uit te barsten) (Olens)
  11. das zwauren toebak (=dat is zwaar om te verwerken) (Munsterbilzen - Minsters)
  12. dat blif mich (sjijs) egaol (=dat is mij om het even) (Munsterbilzen - Minsters)
  13. dat dust d'r om (=dat doe jij expres) (Westerkwartiers)
  14. dat dut 'er om 'e hoaverklap (=dat doet hij te pas en te onpas) (Westerkwartiers)
  15. dat dut heur de das om (=dat doet haar de das om) (Westerkwartiers)
  16. Dat ès vér hiën te krijge! (=Dat is om hoorndol van te worden!) (Bilzers)
  17. dat figuur is noch te lui om uut 'e ogen te kieken (=hij is ongelofelijk lui) (Leewarders)
  18. dat gebeurt om 'e hoaverklap (=dat gebeurt nou zo vaak!) (Westerkwartiers)
  19. dat gijt d'r oareg om weg (=dat gaat er nogal hard aan toe) (Westerkwartiers)
  20. dat hangt em as 'n meulnsteen om 'e nek (=dat is een groot probleem voor hem) (Westerkwartiers)
  21. dat het kwoad bloed zet (=dat schreeuwt om wraak) (Westerkwartiers)
  22. dat het niet feul om 'e hakken (=dat stelt niet veel voor) (Leewarders)
  23. dat het niet veul om hakk'n (=dat stelt niet veel voor) (Westerkwartiers)
  24. dat is bij de knorhoan'n om oaf (=dat is heel verschrikkelijk) (Westerkwartiers)
  25. dat is get, dao zaeste geer taenge (=iets om trots op te zijn) (Steins)
  26. dat is gien beraons weerd (=Het is niet iets om hierover wat te zeggen) (Giethoorns)
  27. dat kan mich nie boemmë (=dat is mij om het even) (Munsterbilzen - Minsters)
  28. dat komt om 'e hoaverklap veur (=dat gebeurt regelmatig) (Westerkwartiers)
  29. dat lugt d'r niet om (=dat komt hard aan) (Westerkwartiers)
  30. dat mok mich geen vets (=ik geef er helemaal niets om) (Munsterbilzen - Minsters)
  31. dat steet nie èn mëne kattekismës (=dat kan ik nooit over mijn hart krijgen om te doen) (Munsterbilzen - Minsters)
  32. dat was buut'n mien metwiet'n (=dat ging buiten mij om) (Westerkwartiers)
  33. dat was op 't kaantje om oaf (=dat kon maar amper) (Westerkwartiers)
  34. Dau kraak naa een geroktaat van sè (=Dat is om iets van te krijgen) (Onze-Lieve-Vrouw-Waver)
  35. dau: Dau ni fan (=Daar gaat het niet om) (Lebbeeks)
  36. de benen van onder zè gat lopen (=er vaart achter zetten om iets in orde te kijgen) (Sint-Niklaas)
  37. de bès pas daud as te nimei laefs (=je bent nooit te oud om te leven) (Munsterbilzen - Minsters)
  38. de bieën'n vanonder zè gat luëpen (=de benen van onder zijn gat lopen zich terdege inspannen om iets te bekomen) (Meers)
  39. de broeadzak en de kloeatzak (=waar draait het om) (Zeeuws)
  40. de dikste krinten al autte koek pikke, vërdat tër gebakken ès (=geen risico willen lopen om niet het beste voor zichzelf te kunnen voorbehouden) (Munsterbilzen - Minsters)
  41. de duiven inkeven (in de keef steken) (=de duiven inkorven om te vervoeren) (Sint-Niklaas)
  42. dè eet gieen bruet (=het kost niets om zoiets in voorraad te hebben) (Lokers)
  43. De ene helft v.h Westland heet Zwinkels, de ander helft heeft er last van. (=Zwinkels is een fam. naam die veel voorkomt in het WL. ze zijn soms berucht om hun handelswijze.) (Westlands)
  44. Dè het nog gein nagel om aan de vot te kratse (=hij is straatarm) (Susters)
  45. dê hi veul kreum gekôst um dien bôm um te doewe (=dat heeft veel inspanning gekost om die boom neer te halen) (Boakels)
  46. de hübs tijd vür te réste aste daud bés (=doorwerken nu, later is er tijd om te rusten) (Bilzers)
  47. De kloan biëte doen. (=Hakselen tussen de jong bietenplantjes om het onkruid en de ongewenste bietenplantjes te verwijderen.) (Rillaars)
  48. de komplemènte van ons moeder èn ze lòt vraoge òf dè ge èfkes wilt kôome (=mijn moeder laat u groeten en vraagt om even langs te komen) (Tilburgs)
  49. de kons mich noë de poemp loope (=ga elders om wat goeds te doen) (Munsterbilzen - Minsters)
  50. de kop lopt mij om (=ik ben helemaalmin de war) (Westerkwartiers)




Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen