10 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `stil`
- als je geschoren wordt, moet je stilzitten (=als er scherpe kritiek op je is (je wordt geschoren), kun je beter rustig wachten tot het voorbij is, in plaats van erop in te gaan)
- een stille in den lande zijn (=iemand die erg stil en ingetogen is of iemand die zich bijna nooit ergens mee bemoeit)
- het is hollen of stilstaan (=van het ene uiterste in het andere belanden)
- hollen of stilstaan (=van het ene uiterste in het andere vallen)
- met stille trom vertrekken (=vertrekken zonder iemand het te laten weten)
- mijn verstand staat er bij stil (=dat begrijp ik helemaal niet)
- stille waters/wateren hebben diepe gronden (=zij die weinig zeggen hebben vaak het onvoorspelbaarste karakter)
- stilstand is achteruitgang. (=stil blijven staan leidt tot relatieve achteruitgang ten opzichte van anderen die vooruitgang boeken)
- vrouwenhanden en paardentanden staan nooit stil. (=een vrouw is altijd wel wat aan het doen)
- zo stil dat je een speld kunt horen vallen (=bijzonder stil)
20 betekenissen bevatten `stil`
- van God en alle mensen verlaten (=afgelegen; stil)
- laat je linkerhand niet weten wat je rechterhand doet (=als je een ander geld geeft kun je dat beter stilhouden want anderen hoeven het niet te weten)
- zo stil dat je een speld kunt horen vallen (=bijzonder stil)
- met de nachtschuit vertrekken (=er erg stilletjes vandoor gaan)
- `m piepen (=er stilletjes vandoor gaan)
- er komt een dominee voorbij (=er valt een plotselinge stilte in een rumoerig gezelschap)
- het gras kunnen horen groeien (=erg verwaand zijn - ook gezegd als het ergens muisstil is)
- geen vin verroeren (=heel stil zonder beweging zijn)
- een stille in den lande zijn (=iemand die erg stil en ingetogen is of iemand die zich bijna nooit ergens mee bemoeit)
- iets met de mantel der liefde bedekken (=iets niet met anderen bespreken maar stilzwijgen en accepteren)
- iets in zijn schild voeren (=iets van plan zijn, een geheim hebben, stilzwijgend een plan uitvoeren)
- achter de gordijntjes smullen (=in stilte opeten)
- de kriebel in zijn gat hebben (=niet kunnen stilzitten)
- pal staan (=onbeweeglijk stilstaan / niet twijfelen aan de eigen mening)
- stilstand is achteruitgang. (=stil blijven staan leidt tot relatieve achteruitgang ten opzichte van anderen die vooruitgang boeken)
- een muurbloempje zijn (=stil en teruggetrokken zijn)
- je kop houden (=stil zijn, niet praten)
- op kousenvoeten (=stilletjes, ongemerkt)
- onder een hoedje te vangen zijn (=zeer stil en gedwee zijn)
- de tanden op elkaar zetten (=zichzelf dwingen om stil te zijn of door te zetten.)
50 dialectgezegden bevatten `stil`
- 'n vrouwehand en 'ne paerdstand staon noeëts stil (=een vrouw is altijd bezig met een werkje) (Weerts)
- a kwamp op zan slasj'n af (=hij kwam stil aangeslopen (ook fig.) ) (Ninoofs)
- achter de pette kiekn (=stil gebed waarbij de pet voor de ogen ging) (Zeeuws)
- as de verkes te vraete höbbe zeen ze stil (=iedereen is stil tijdens ‘t eten) (Heitsers)
- As ge nou oe-en bèk nie houdt, dan sloa ik daluk al oe krulle uit oe hoar (=Moeder wil jengelend kind stil krijgen) (Bosch)
- attët kènd mér stil ès (=laat hem maar wat prutsen) (Munsterbilzen - Minsters)
- bèste zik, de bès zoe stil (=ben je ziek anders ben je toch niet zo stil) (Munsterbilzen - Minsters)
- brullende koei zèn zelden goei (=je bent beter af met een stil meisje) (Arendonks)
- Bön es sjtil (=Ben eens stil) (Limburgs)
- daaj hërre bebbel steet naut stil (=zij is praatziek) (Munsterbilzen - Minsters)
- daaj hürre bebbel steet naut stil (=die is praatziek) (Bilzers)
- dae haet gein zittendje vot (=hij kan niet stil blijven zitten) (Heitsers)
- dat joenk ès zoe dreig as nën heiring (=dat kind is erg stil) (Munsterbilzen - Minsters)
- de heirs de maajskës lope (=het is heel stil !) (Munsterbilzen - Minsters)
- de kemérs geet aateraut; bergaof; slabak (=de handel valt stil) (Bilzers)
- De leze stou (=De klok staat stil) (Heist-op-den-Berg)
- de moemêtte zitte on zen K. (=niet stil kunnen zitten) (Munsterbilzen - Minsters)
- De tiid hâldt gjin skoft (=De tijd staat niet stil) (Fries)
- den pastre es doar, stille zijn (=de pastoor is daar, stil zijn) (Evergems)
- die lig daltit te krawietelen in 't bedden (=die kan niet stil liggen in bed) (Sint-Niklaas)
- die zennen bebbel sto oeak ni stil (=praatziek zijn) (Antwerps)
- doë bèste nog e staekske stil mèt (=daar zal je nog een tijdje moeten aan werken) (Munsterbilzen - Minsters)
- Doodgaan isnie erreg, maar 't stil legge! (=van ouderdom doodgaan) (Rotterdams)
- een vrouwehaand en ne peerdetaand ston nooit stil (=altijd doorwerken) (Zunderts)
- ei kom daf op zèn zokken (=hij komt stil (ongemerkt) voorbij) (Sint-Niklaas)
- ei lig te wietelen (=hij ligt niet stil in bed) (Sint-Niklaas)
- er stullekes van onder muizen (=zich stil en ongemerkt verwijderen) (Sint-Niklaas)
- gae huurtj de peerikke inne grônd neeste (='t is erg stil) (Weerts)
- gee zittend gat ein (=niet lang op zelfde plaats of stil kunnen zitten) (Sint-Niklaas)
- hij ee mieren ein zijn gat (=hij kan niet stil zitten) (Wetters)
- Hol oen kop (=Hou je stil) (Hoogeveens)
- Houwdoe tòòt (=Ben eens stil) (`t-Heikes)
- ij ee miern in zijn gat (=hij kan niet stil zitten) (Kaprijks)
- ij kom altijd deur ut bovelicht binne (=hij komt altijd heel stil binnen) (Oudenbosch)
- Je mot je klep effetjes houwe (=Wees nou even stil) (Amsterdams)
- koes tich (=stil jij) (Munsterbilzen - Minsters)
- Liefde doert langer mét stil te kalle en hel te liege (=Liefde komt méér uit het hoofd dan uit het hart) (Bilzers)
- mètte stil troem ter van onder gemaus (=geruisloos vertrokken) (Munsterbilzen - Minsters)
- Moast dy de bek ticht hâlde jong (=stil nu, anders horen ze ons) (Fries)
- must dien vreet houwe, sik die in de sûderhaven dondere (=je moet je stil houden, zal ik je in de zuiderhaven gooien) (Harlingers)
- muuskestil (=helemaal stil) (Westerkwartiers)
- Oazek eu zegge: vuilbak of scheel uupe, tons willek eu uure (=Ik zou graag hebben dat je nu toch een tijdje stil bent.) (Gents)
- ol je klaps zyn mestdagen (=terwijl je babbelt ligt het werk stil) (Veurns)
- ou do koes (=stil zijn (tegen hond) ) (Sint-Niklaas)
- ouw allemaol oewe kwebbes / oew bakkus eve (=nu allemaal even stil) (Oudenbosch)
- skampavie speile (=Er stil onderuit muizen) (Walshoutems)
- stank stil (=sta stil) (Opglabbeeks)
- stank stil (=sta stil) (Veldens)
- stoët ès stil bijt wonder dattet laeve ès (=het leven is geen snelweg maar kleine wandelpaadjes) (Munsterbilzen - Minsters)
- t ès mèr stil bau et nauts wêt (=overal is wel eens ruzie) (Munsterbilzen - Minsters)
Bronnen
De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers.
Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.
Zie ook:
- vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen