Spreekwoorden met `altijd`

Zoek

36 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `altijd`

  1. altijd brood eten verdriet ook. (=een mens wil ook eens een verzetje.)
  2. altijd de kwade pier zijn (=altijd als de schuldige aangewezen worden)
  3. altijd de oude knecht blijven (=geen vorderingen maken (ook geen achteruitgang))
  4. altijd het oude liedje (=steeds weer hetzelfde)
  5. altijd hetzelfde deuntje zingen (=steeds weer hetzelfde herhalen)
  6. buurmans gras is altijd groener (=bij anderen lijkt het altijd beter (omdat men daar de interne problemen niet van kent))
  7. dat komt als mosterd na de maaltijd (=dat komt op een moment dat het geen nut meer heeft)
  8. de boog kan niet altijd gespannen zijn (=men moet zich soms ook kunnen ontspannen)
  9. de duivel schijt altijd op de grootste hoop (=het ongeluk treft meestal degenen die al in moeilijkheden verkeren.)
  10. de vuilste varkens willen altijd het beste stro. (=mensen die het niet verdienen willen evengoed het beste)
  11. de zee is altijd zonder water. (=hebberige mensen willen altijd meer)
  12. een dag is nooit zo nat of de zon schijnt altijd wat (=ook bij nare situaties zijn er lichtpuntjes)
  13. een kat komt altijd op z`n pootjes terecht (=ingewikkelde en vervelende dingen kunnen vanzelf weer voor elkaar komen)
  14. een kat komt altijd weer op zijn poten terecht. (=uiteindelijk komt het toch weer in orde.)
  15. een vliegende kraai/vogel vangt/vindt altijd wat (=als je er maar op uit gaat, vind je altijd wel wat in je voordeel)
  16. er is altijd wel ergens een vogel die zingt (=er is altijd wel een lichtpuntje als je maar goed je oren en ogen open zet)
  17. er zijn altijd meer zwijgers dan sprekers (=lang niet iedereen komt altijd voor zijn mening uit)
  18. het gras is altijd groener bij de buren (=er is altijd iets te vinden om jaloers op te zijn)
  19. het is altijd koekoek éénzang (=altijd hetzelfde verhaal vertellen of zelfde voorbeeld geven)
  20. het is altijd rouwen en trouwen (=het leven is een afwisseling van goede en slechte tijden)
  21. het is altijd vet op een andermans schotel (=een ander heeft het schijnbaar altijd beter)
  22. het is daar altijd elf ogen. (=er is daar altijd onenigheid.)
  23. het is niet altijd kermis. (=je kunt niet altijd feestvieren.)
  24. het kan niet altijd kaviaar zijn (=niet elke dag is een topdag)
  25. het leven gaat niet altijd over rozen (=het is niet altijd zo mooi, iedereen heeft wel eens tegenvallers)
  26. het lot valt altijd op Jonas. (=het zijn altijd dezelfde personen die onheil meemaken.)
  27. het oog ziet altijd van zich af (=de eigen fouten ziet men niet, maar andermans fouten altijd wel)
  28. het water loopt altijd naar de zee (=zij die al het meest hebben, krijgen ook het meeste)
  29. kreupel wil altijd voordansen (=de zwaksten willen het hoge woord hebben)
  30. mosterd na de maaltijd (=een oplossing die te laat komt)
  31. niet geschoten is altijd mis (=als je het niet probeert, komt er ook niks van)
  32. Pietje de dood maait altijd. (=doodgaan is onvermijdelijk)
  33. wie een hond wil slaan, vindt altijd wel een stok (=als je kritiek wil hebben op iemand, vind je altijd wel een reden)
  34. wijd van huis is altijd rijk. (=iemand die van ver komt, kan makkelijk liegen.)
  35. zijn haan moet altijd koning kraaien (=hij wil altijd de baas zijn)
  36. zijn hoed zit altijd op zijn hoofd (=hij groet nooit iemand)

95 betekenissen bevatten `altijd`

  1. wie weet waarom de ganzen blootsvoets gaan? (=alles heeft een reden, ook al is die niet altijd even duidelijk)
  2. er is geen ijs of het kost mensenvleis (=als er ijs op de sloten en vijvers ligt, verdrinken er altijd mensen)
  3. een vliegende kraai/vogel vangt/vindt altijd wat (=als je er maar op uit gaat, vind je altijd wel wat in je voordeel)
  4. als je hem een vinger geeft, neemt hij de hele hand (=als je iemand een beetje helpt, wil diegene altijd je hulp)
  5. wie een hond wil slaan, vindt altijd wel een stok (=als je kritiek wil hebben op iemand, vind je altijd wel een reden)
  6. altijd de kwade pier zijn (=altijd als de schuldige aangewezen worden)
  7. op de kloosters reizen (=altijd bij vrienden of kennissen logeren)
  8. recht door zee gaan (=altijd eerlijk blijven/zijn)
  9. de pastoor gaat voor en de dominee loopt met hem mee (=altijd eerst de machtige mensen, dan de mindere mens)
  10. semper virens (=altijd groen)
  11. het is altijd koekoek éénzang (=altijd hetzelfde verhaal vertellen of zelfde voorbeeld geven)
  12. met alle winden meedraaien (=altijd iedereen gelijk geven)
  13. met alle winden draaien (=altijd iedereen gelijk geven)
  14. met alle winden waaien (=altijd iedereen gelijk geven / door alles en iedereen laten beïnvloeden)
  15. van leugens aaneenhangen (=altijd maar liegen)
  16. draaien als een molen (=altijd meegaan met de heersende mening - naar de mond van de toehoorder praten)
  17. wie veel begeert veel ontbeert (=altijd meer willen maakt ongelukkig)
  18. een bodemloos vat zijn (=altijd te weinig van iets zijn of opraken)
  19. onder een gelukkig gesternte geboren zijn (=altijd voorspoed hebben en gelukkig zijn)
  20. semper idem (=altijd weer hetzelfde)
  21. strijk en zet (=altijd weer opnieuw)
  22. niets dan wonden en builen zoeken (=altijd willen vechten)
  23. niet in een goed vel steken (=altijd ziek zijn, nooit gezond)
  24. buurmans gras is altijd groener (=bij anderen lijkt het altijd beter (omdat men daar de interne problemen niet van kent))
  25. in andermans weide lopen de vetste koeien. (=bij een ander lijkt het altijd beter)
  26. vis moet (wil) zwemmen (=bij een goede maaltijd hoort een goed glas wijn (bier))
  27. waar er twee ruilen moet er een huilen (=bij het ruilen is de een altijd beter af dan de ander)
  28. wie de teugel slap laat hangen, kan met een mak paard nog op hol raken. (=blijf altijd aandachtig en geconcentreerd)
  29. wanneer de boeren niet meer klagen, nadert het einde der dagen (=boeren klagen altijd)
  30. in februari klagen de boeren het minst. (=boeren klagen altijd maar februari heeft de minste dagen om in te klagen (grapje))
  31. kinderen die vragen worden overgeslagen (=brutale kinderen die altijd overal om vragen, worden genegeerd)
  32. het oog ziet altijd van zich af (=de eigen fouten ziet men niet, maar andermans fouten altijd wel)
  33. de beste stuurlui staan aan wal (=de toeschouwers kunnen het altijd beter dan de uitvoerders)
  34. alles komt uit al moesten de kraaien het uitbrengen (=de waarheid komt altijd uit)
  35. schijn bedriegt (=dingen zijn niet altijd zoals ze zich voordoen)
  36. het is altijd vet op een andermans schotel (=een ander heeft het schijnbaar altijd beter)
  37. goed bloed kan niet liegen (=een edele afkomst wordt altijd opgemerkt)
  38. boontjes uit water eten. (=een eenvoudige maaltijd.)
  39. een handwerk heeft een gouden bodem (=een goed vakman verdient altijd zijn brood)
  40. eerlijk duurt het langst (=een leugen komt op den duur altijd uit, maar de waarheid blijft altijd waar)
  41. vrouwenhanden en paardentanden staan nooit stil. (=een vrouw is altijd wel wat aan het doen)
  42. ieder huisje heeft een deurtje. (=er is altijd een manier om iets te bereiken)
  43. zolang er leven is, is er hoop (=er is altijd hoop, dus geef nooit op!)
  44. een varken heeft wel een krul in zijn staart. (=er is altijd iets om trots op te zijn)
  45. het gras is altijd groener bij de buren (=er is altijd iets te vinden om jaloers op te zijn)
  46. er is altijd wel ergens een vogel die zingt (=er is altijd wel een lichtpuntje als je maar goed je oren en ogen open zet)
  47. een baas boven baas zijn (=er is altijd wel iemand die het beter kan of het beter denkt te kunnen)
  48. het is een kwade wind die niemand voordeel brengt (=er is altijd wel iemand die van de omstandigheden weet te profiteren)
  49. geen dag zonder zorgen (=er is altijd wel iets om je zorgen over te maken.)
  50. het is daar altijd elf ogen. (=er is daar altijd onenigheid.)

50 dialectgezegden bevatten `altijd`

  1. Eine dae nao mich kumtj is altied de volgendje! (=Iemand die na mij komt is altijd de volgende!) (Kinroois)
  2. (ons mam) 'smam is noit thûs, ze is alt de hort op. (=mijn moeder is nooit thuis, ze is altijd weg) (Reeks)
  3. 'n echte pinegel (=iemand die altijd tegendraads is) (Hoogstraats)
  4. 'n loopn'de hond vangt altied wel 'n bot (=iemand die onderweeg is krijgt altijd wel iets) (Westerkwartiers)
  5. 'n vrouwehand en 'ne paerdstand staon noeëts stil (=een vrouw is altijd bezig met een werkje) (Weerts)
  6. 'ne boor en 'n vêrreke klage altiêd (=boeren klagen altijd) (Weerts)
  7. 'nen alweter (=iemand die altijd alles beter weet) (Sint-Niklaas)
  8. 's avens loote en up de noen en de luzegoords 't ol te doen (=luiaards zijn altijd gehaast) (Brugs)
  9. 't bloed krupt woar 't niet goan ken (=de familieband blijft altijd meespelen) (Westerkwartiers)
  10. 't ee oltijd azooë eweest (=het is altijd zo geweest) (Waregems)
  11. 't éé plezier is 't ander wjeird (=altijd bereid zijn tot een wederdienst) (Sint-Niklaas)
  12. 't en is gin trop of d'r zit e buk in: in elk gezelschap, in elke familie is er altijd wel één iemand die niet deugt (=er is geen troep of er zit een bok in) (Klemskerks)
  13. 't es aulzèlèven azuë geweest (='t is altijd zo geweest) (Meers)
  14. 't ès doer èiremoei troef (=er heerst daar altijd grote armoede) (Meers)
  15. 't es nog altijd suiker en zieem (=wittebroodsweken) (Gents)
  16. 't Gelök luiptj 'm nao (=Iemand die het altijd mee zit) (Weerts)
  17. 't gijt altied over de onneuzelst'n (=zwakke mensen zijn altijd het mikpunt) (Westerkwartiers)
  18. 't is 'n wet ven Meed'n en Perz'n (=deze wet moet altijd gehandhaafd worden) (Westerkwartiers)
  19. 't is alt deur iet da ne puit geen hoar eet (=Het komt altijd wel door het een of ander) (Bevers)
  20. 't is alt e jonk of un aa mie 'em (=het is altijd wat met hem) (Melseels)
  21. 't is altèd wa vors! (=Het is altijd iets!) (Heusdens)
  22. 't is altn etwiens (=Het is altijd iemands (familielid, vooral kind)) (Izegems)
  23. 't Is bai jou nèt weduwnaarspain. (=Jij knapt altijd snel weer op wanneer je eens ziek bent.) (Zaans)
  24. 't is doar altied aarmoedjetroef (=het is daar altijd een karige bedoening) (Westerkwartiers)
  25. 't is doar altied armoedje troef (='t is daar altijd armoe lijden) (Westerkwartiers)
  26. 't is doar de zoete ienval (=iedereen is daar altijd welkom) (Westerkwartiers)
  27. 't is mich get!! (=Het is niet altijd even gemakkelijk) (Steins)
  28. 't is nait aal doage kovvie mit kouke (='t is niet altijd feest) (Gronings)
  29. 't is ne plangtrekker (=hij kan het altijd slim oplossen) (Sint-Niklaas)
  30. 't ken altied misgoan (=het kan altijd fout aflopen) (Westerkwartiers)
  31. 't leste schip moet ok vracht hemm'm (=je hoeft je niet altijd te haasten) (Westerkwartiers)
  32. 't löt vaalt ok altied op Jonas (=altijd dezelfden die de pineut zijn) (Westerkwartiers)
  33. 't zin dèk dezelfde daaj de kaar (moette) trèkke (=ik ben bijna altijd de klos) (Munsterbilzen - Minsters)
  34. ' ne Boor en e vêrke knorre altiêd (=Boeren klagen altijd) (Weerts)
  35. ' t is alted iets, en ut so we zen es ut nie zo was (=Het is altijd iets, en het zou wat zijn als het niet zo was) (Dunges)
  36. ' t is bi' j ons thuus altied feest (=bij ons thuis is er altijd wat) (Zwols)
  37. ' t is dn deger wa (=het is ook altijd wat) (helmonds)
  38. ' t is niet altied rozegeur en moaneschien (=het is niet altijd liefde en geluk) (Westerkwartiers)
  39. ' tis oaltied ' n aap of ' n beer (=het is altijd wat) (Zeeuws)
  40. A-j oolder wördt, wo'j wa wiezer mer nich altied klooker. A'j oolder wördt, wo' j wa wiezer mer nie altied verstaandiger. (=Als je ouder wordt wordt je wel wijzer maar niet altijd verstandiger) (Twents)
  41. Aa zit altaad oep maan kap (=Hij werkt het altijd uit op mij) (Onze-Lieve-Vrouw-Waver)
  42. aad wieënë ès een guns, mèr joenk blijve een graute kuns (=verzorg je altijd goed als je ouder wordt) (Munsterbilzen - Minsters)
  43. Afsmoorder (=Iemand die altijd sigaretten van een ander aanneemt maar nooit geen terug geeft) (Amsterdams)
  44. ain stet op beurt kiekie altied veur, n gat. A-j ie nen stet op beurt kiek ie altied veur nen gat.* (=als je de staart op tilt kijk je altijd naar een gat) (Twents)
  45. ait vedan (=altijd doorgaan) (Enschedees)
  46. ait verdan (=altijd verder) (Vechtdals)
  47. Aj in Beilen verkolden wordt, bi'j in Börk ziek en in Elp dood. (=mensen overdrijven altijd) (Drents)
  48. Al kak ie niet ie rusten toch (=Je hoeft niet altijd te werken.) (Giethoorns)
  49. al motte de kraaie ut uitbrenge (=de waarheid komt altijd) (Gastels)
  50. alle foetëlkës koeëmë aut (=de waarheid komt altijd aan het licht) (Munsterbilzen - Minsters)


Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen