838 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `je`
- je huik naar de wind hangen (=zijn mening aanpassen naargelang de situatie)
- je huiswerk maken (=de liefde bedrijven)
- je iets laten aanleunen (=je iets laten welgevallen)
- je in allerlei bochten wringen (=er op alle mogelijke wijzen proberen onderuit te geraken)
- je in de eigen voet schieten (=jezelf benadelen)
- je in de kaart laten kijken (=meestal onopzettelijk een ander inzicht geven in je bedoelingen)
- je in de vingers snijden (=jezelf (onbedoeld) benadelen)
- je in het hol van de leeuw wagen (=een groot risico nemen , rechtstreeks bij de vijand te rade gaan)
- je in het slijk wentelen (=genieten van iets dat slecht is)
- je in je graf omkeren (=zelfs na zijn dood er nog door geschokt zijn)
- je kaars aan twee kanten branden (=zijn krachten of mogelijkheden al te vroeg verspillen)
- je kaarten op tafel leggen (=laten weten over welke middelen je beschikt om iets gedaan te krijgen)
- je kaken roeren. (=goed eten of praten.)
- je kan beter naar de bakker dan naar de apotheker gaan. (=eten is gezond, de apotheker bezoek je als je ziek bent.)
- je kan een paard wel in het water trekken, maar niet dwingen dat het drinkt. (=je moet iemand niet dwingen, zelfs niet tot iets leuks)
- je kan er je kont niet keren (=gezegd als het erg druk is)
- je kan geen ijzer met handen breken (=men kan het onmogelijke niet doen)
- je kan geen kaalkop bij het haar vatten (=bij de arme valt niets te rapen)
- je kan geen kei het vel afstropen (=bij de arme valt niets te rapen)
- je kan geen omelet maken zonder eieren te breken (=soms moet men iets verliezen om een hoger doel te bereiken)
- je kan het dak op (=jouw wens wordt niet gehonoreerd)
- je kan niet alle meisjes haten om één (=als je bent getrouwd wilt dat niet zeggen dat vrouwen je niet meer interesseren)
- je kan niet de kool en de geit sparen (=je moet keuzes maken)
- je kan niet door een muur lopen, behalve als er een deur in zit (=dingen kunnen alleen gedaan worden als er een reële kans toe is)
- je kan wel dansen al is het niet met de bruid (=je kan ook wel tevreden zijn met iets minder dan het beste)
- je kap over de haag hangen (=uittreden uit klooster of priesterschap)
- je kat sturen (=niet komen opdagen)
- je katoen houden (=je rustig houden)
- je kent een vogel aan zijn veren (=je kent de mens aan zijn gedragingen)
- je kinderen in het wild laten opgroeien (=zijn kinderen geen (of een slechte) opvoeding geven)
- je klompen wegbrengen/wegzetten (=naar huis gaan/sterven)
- je koetjes op het droge hebben (=genoeg (geld) hebben voor de rest van het leven)
- je kop erbij houden (=blijven opletten, aandacht vasthouden)
- je kop houden (=stil zijn, niet praten)
- je kop in het zand steken (=doen alsof iets (een probleem) er niet is)
- je koren/korentje groen eten (=zich geen zorgen maken om de toekomst, niet sparen.)
- je kruit droog houden (=geen onnodige acties ondernemen of energie verspillen.)
- je kruit op de mussen verschieten (=zijn woorden verspillen)
- je kruit verschoten hebben (=uitgeput zijn, niets meer kunnen doen)
- je kruk ergens tussen steken (=ergens ter hulp komen)
- je kunt niet met twee voeten in één sok (=twee onverenigbare zaken kunnen niet worden gecombineerd)
- je kunt nooit weten waar een paling kruipt (=zeg nooit nooit)
- je kunt van een kale kikker geen veren plukken (=er valt niets te halen bij iemand die niets heeft)
- je kunt van mij de pot op (=je doet maar waar je zin in hebt)
- je kunt wel alleen eten, maar niet alleen werken. (=men moet goed voor het personeel zijn.)
- je kunt wel dansen, ook al is het niet met de bruid (=je kunt je best amuseren ook al is het niet altijd precies wat je zou willen)
- je laatste adem uitblazen (=sterven, doodgaan)
- je laatste hemd aan hebben (=je hebt iets fout gedaan en er zal wat voor je zwaaien)
- je laatste troef uitspelen (=het laatste wat iemand achter de hand had naar buiten brengen)
- je laten kennen (=het (al te vroeg) opgeven)
585 betekenissen bevatten `je`
- het verstand komt met de jaren (=naarmate je ouder wordt, word je wijzer en verstandiger)
- de vermoorde onschuld spelen (=net doen alsof je van niets weet)
- binnen de lijntjes kleuren (=netjes handelen, niets doen wat niet mag)
- een roepende in de woestijn zijn (=niemand die naar je wil luisteren (bij raad/waarschuwingen))
- tussen servet en tafellaken zijn (=niet bij de kleintjes maar ook niet bij de groten horen)
- elk schot is geen eendvogel (=niet iedere poging of alles wat je doet is succesvol)
- uit je doen zijn (=niet in je normale toestand zijn)
- niet goed bij zijn positieven zijn (=niet op zijn gemak zijn, een beetje ziek zijn)
- met de mond vol tanden staan (=niet weten wat je moet zeggen / ergens versteld van staan)
- door een eiken plank kunnen zien als er een gat in zit (=niet zo bijzonder zijn als je je voordoet)
- op je lauweren rusten (=niets doen en genieten van de vrije tijd)
- uit de pot van Egypte eten (=nog thuis eten bij de ouders die voor je zorgen)
- wie de pastoor niet eert, wie zijn absolutie riskeert (=om je ambitie te bereiken, moet je extra aardig zijn voor de hoge heren)
- zo dom als touw (=onnozelheid of domheid (als in: `je bent ook zo dom als touw hè?!`))
- een dag is nooit zo nat of de zon schijnt altijd wat (=ook bij nare situaties zijn er lichtpuntjes)
- halfjes en motregen dringen door. (=ook van kleine beetjes wordt je dronken)
- een hond is stout op zijn eigen dam. (=op bekend terrein durf je meer)
- met de maat waarmee gij meet, zal u weder gemeten worden (=op de manier zoals je een ander behandelt zal je ook zelf behandeld worden)
- in het zicht van de haven schipbreuk lijden (=op het laatste nippertje nog verliezen)
- in extremis (=op het nippertje)
- kantje boord (=op het nippertje)
- door de mazen van het net glippen/kruipen (=op het nippertje ontsnappen)
- door het oog van de naald kruipen (=op het nippertje ontsnappen)
- bij het walletje langs (=op het nippertje, zuinig)
- op je stokpaardje zitten (=over je lievelingsthema spreken)
- wie het laatst lacht, lacht het best (=pas aan het einde kan je zien we gewonnen heeft)
- prijs de dag niet voor het avond is (=pas als alles gedaan is kun je zeggen of het goed ging)
- het kind moet (toch) een naam hebben (=passend of niet, je moet het kunnen noemen)
- als het kind maar een naam heeft (=passend of niet, je moet het kunnen noemen (een naam geven))
- van december tot maart is de schol de pan niet waard (=platvis moet je in de zomer eten)
- goed voordoen doet verkopen. (=presentatie is belangrijk als je iets wil verkopen)
- zeggen wat je doet en doen wat je zegt (=proactief communiceren en je houden aan toezeggingen)
- botje bij botje leggen (=samen geld bijeen leggen om te betalen)
- het zijn niet allen jagers die op de hoorn blazen. (=schijn bedriegt, je kunt je in mensen vergissen)
- het zijn niet allen koks die lange messen dragen (=schijn bedriegt, je kunt je in mensen vergissen)
- het zijn niet allen monniken die kappen dragen (=schijn bedriegt, je kunt je in mensen vergissen)
- een kaars voor de duivel branden (=slechte daden goedpraten omdat er je er voordeel uit kan halen)
- boompje groot, plantertje dood (=sommige dingen hebben effecten die je niet kunt voorzien)
- een spreekwoord is een waar woord. (=spreekwoorden bevatten vaak waarheden of nuttige lessen waar je van kunt leren)
- een ridder van het lui paard zijn (=steeds smoesjes verzinnen en de schuld buiten jezelf leggen)
- iemand van twaalf ambachten en dertien ongelukken zijn (=steeds verschillende baantjes hebben maar in geen enkel baantje succesvol zijn)
- op kousenvoeten (=stilletjes, ongemerkt)
- het nakijken hebben (=te laat in actie zijn gekomen, een ander was je voor)
- over het paard getild zijn (=te veel eigendunk hebben of een naar karakter hebben, doordat je zoveel geprezen of verwend bent)
- te veel hooi op je vork nemen (=te veel werk aannemen, zodat je in moeilijkheden komt)
- met andermans kalf ploegen (=terwijl je de hulp van een ander gebruikt, doen alsof je het zelf alleen gedaan hebt)
- geen beter gemak dan eigen dak. (=thuis voel je je het meest op je gemak)
- snoeien doet bloeien. (=tijdelijke opofferingen zijn nodig om op de lange termijn te kunnen gedijen en bloeien)
- bakzeil halen (=toegeven dat je ongelijk hebt / aanzienlijk minder hoge eisen stellen dan je eerder deed)
- in het land der blinden is eenoog koning (=tussen dommeriken volstaat een klein beetje verstand om baas te zijn)
50 dialectgezegden bevatten `je`
- assët klop hëbste geen bel naudëg (=als het klopt moet je niets verzinnen) (Bilzers)
- asset krievelt, moeste kretse (=als 't jeukt, moet je krabben) (Munsterbilzen - Minsters)
- assët krievelt, moeste kretse (=als je jeuk hebt, moet je krabben) (Munsterbilzen - Minsters)
- asset nau nog nie verstees moesset mér verzitte! (=versta je het nu nog niet!) (Munsterbilzen - Minsters)
- assët nie verstees moessët mèr verzitte (=als je het niet verstaat....geduld hebben, het komt wel) (Munsterbilzen - Minsters)
- assët nie verstees, moessët mér verzitte (=als je het niet verSTAAT, moet je het maar verZITTEN) (Munsterbilzen - Minsters)
- assët nog lang doert, zal het nie rap gedoeën zin (=haast je een beetje !) (Munsterbilzen - Minsters)
- assët smok dan èssët bedforve (=als je sterke smaak proeft in je eten, kan het wel eens bedorven zijn) (Munsterbilzen - Minsters)
- asset taus nie kons keire, zulset nërges leire (=als je thuis al niet je draai kan vinden, vind je die nergens) (Bilzers)
- asset toerës nie kons keire, moessët nie op een aandër gon leire (=als jet het thuis niet kan uithouden moet je anderen niet gaan vervelen) (Munsterbilzen - Minsters)
- assich ter mene vinger nie kan ènstaeke, geleef ichet nie (=ik geloof je niet, tenzij...) (Munsterbilzen - Minsters)
- assie kèkt motte nie kèke (=je moet net doen of je hem niet ziet) (Dongens)
- assie nouwis... (=als je nou eens...) (Rotterdams)
- ast iëk moeste krabbe (=het staat geschreven en gedrukt, dat je krabben moetal het jukt) (Bilzers)
- ast nekie ploits geft (=als je eens tijd hebt) (Overijses)
- ast sitte wust gaast maar naar leuwarden (=als je zitten wilt ga je maar naar Leeuwarden (de gevangenis) ) (Harlingers)
- aste 'naen' zèks tieëge een vroo, dan hëbste de vroeëg nie goed begrieëpe (=pas op als je niet luister naar een vrouw) (Munsterbilzen - Minsters)
- aste bès gevalle, moeste mér trèg opstoën (=als je tegenslag hebt, moet je maar terugvechten) (Munsterbilzen - Minsters)
- aste bezoeëpe bés, moeste ielëk honsgezeek gojn zeeke (=als je veel gedronken hebt, moet je om de haverklap gaan plassen) (Munsterbilzen - Minsters)
- aste daud bès, bèste heilegans niks mèt ën watch geld (=als je dood zijt, ben je niets met een hoop geld) (Munsterbilzen - Minsters)
- aste daud bès, wiët iedereen get van dich (=een vriend is iemand die tijdens je leven je vertelt, wat anderen na je dood van je weten te vertellen) (Munsterbilzen - Minsters)
- aste den droëd kwijt bés, moessem trég zikke (=als je de draad kwijt bent.... (lett / fig.) ) (Bilzers)
- aste den hond wilts slaeg gaeve, vènds te wol ne goeje stêk (=je vindt wel altijd een goede reden om iemand te kraken) (Munsterbilzen - Minsters)
- aste diep èn de pêt zits, ziet dan daste nie heil onder de shit kumps te zutte (=laat je niet teveel inzinken) (Munsterbilzen - Minsters)
- aste doë zen kleer mér nie gees on sjiëre (=als je daar maar niet bekaaid vanaf komt) (Bilzers)
- aste doeste waste kaste wa saste dan nog mehr (=als je je best doet wat zul je dan nog meer) (Winterswijks)
- aste e kaaf wils zien, moeste nau èn de spiegel kieke (=dommerik, die je bent!) (Bilzers)
- aste èn e glaoze haus woens, moeste zelf nie mèt steen goeje (=gooi nooit je eigen ruiten in) (Munsterbilzen - Minsters)
- aste ën sjeef kont hëbs, konste toch raech sjijte (=en handicap belet je niet altijd om te kunnen werken) (Munsterbilzen - Minsters)
- aste èn stront gees plojere, gees te stinke (=graaf nooit te diep, je zit zo in de put) (Munsterbilzen - Minsters)
- aste ént bootsje zits, moeste métroeje (=je doet er beter aan door mee te werken) (Bilzers)
- aste geen boste hübs, hoeste toch ook gene soetjae (=als je geen voeten hebt, moet je toch geen schoenen) (Bilzers)
- aste gees vèsse moeste iës wiëte ofter wol vès zit (=je moet de klok niet willen luiden als je niet weet waar de klepel hangt) (Munsterbilzen - Minsters)
- aste get adder bès, doert het ook get langer vër dich aut te rèste as vër dich miech te maoke (=als je oud bent ben je rapper moe dan uitgerust) (Munsterbilzen - Minsters)
- aste goesting vër te wërke bij mich opkump, dan waach ich wol tottët vanzelf iëvërgeet (=je moet nooit te snel handelen, afwachten lost soms de problemen op) (Munsterbilzen - Minsters)
- aste grütter wils tene dan daste bès, geeste ne kër dür zen been zakke (=doe je nooit groter voor dan je bent, je benen kunnen die weelde niet dragen) (Munsterbilzen - Minsters)
- Aste hinne gees haate, moeste hunne stront terbij pakke (=Bij de lusten moet je ook de lasten nemen) (Bilzers)
- aste hinne wils hate moeste hunne stront terbij pakke (=bij de lusten moet je ook de lasten nemen) (Munsterbilzen - Minsters)
- aste ieëk hëbs, moeste krabbe (kretsë) (=als er iets stoort, moet je reageren) (Munsterbilzen - Minsters)
- aste iëver den dievel kals, zieste zene stat (=We spraken juist over u en daar ben je) (Bilzers)
- aste jing sjiks, kraajgste jing taus (=je moet niet teveel verwachten van kinderen) (Munsterbilzen - Minsters)
- aste kèndër sjiks, kraajgste kènder taus (=je kan niet méér terugkrijgen dan je wil geven) (Munsterbilzen - Minsters)
- aste kènnër sjiks, kraajgste kènnërv trèg (=van gewone mensen kan je niet veel verwachten) (Munsterbilzen - Minsters)
- aste krievël hëbs, moeste dabbe (=als je goesting hebt in iets, moet je toeslaan) (Munsterbilzen - Minsters)
- aste loemp bés zulste al és aater het nèt vange (=als je zo lomp bent als vis, kan je al eens bot vangen) (Munsterbilzen - Minsters)
- aste mè zën 2 vieët opte grond blifs, zulste gene stap waajer koeëme (=standvastigheid is goed, maar als je vop ruit wil, moet je enig risico nemen) (Munsterbilzen - Minsters)
- aste mét den (h) ond slûps kraajste ook zen vlaaj (=pas op met wie je verkeert) (Bilzers)
- aste mèt zauget noeë den oeërlog moes goën (=wat ben je toch een dommerik !) (Munsterbilzen - Minsters)
- Aste mich nie geleefs, dan maok ich tich get aanester wijs. (=je moet niet alles geloven wat ik zeg!) (Munsterbilzen - Minsters)
- aste moes barste van de liëgës, loepste allang mètte dérm èn zën haan (=als je zou barsten van de leugens, liep je reeds lang rond met je darmen in je armen) (Munsterbilzen - Minsters)
Bronnen
De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers.
Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.
Zie ook:
- vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen