10 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `vrouw`
- een dronken vrouw is een engel in bed (=drank draagt bij aan het beëindigen van de tegenstand)
- een man zonder vrouw is als een paard zonder teugels. (=in het huwelijk hebben man en vrouw elkaar nodig)
- een vrouw zonder man is als een vis zonder fiets (=feministische uitspraak)
- een vrouwenhaar trekt sterker dan tien paarden. (=de invloed van een vrouw is zeer sterk)
- ergens gezien zijn als een rotte kool bij een groenvrouw (=er niet graag gezien zijn)
- gezien worden als een rotte appel/kool bij een fruitvrouw/groenvrouw (=er niet erg welkom zijn)
- nood doet zelfs oude vrouwen rennen (=een onverwachte situatie kan verrassende kwaliteiten naar boven brengen (vergelijkbaar met `angst geeft vleugels`))
- vissers en jagers, zijn vrouwenplagers. (=vissers en jagers zijn vaak bij de vrouw weg)
- vrouwenhanden en paardentanden staan nooit stil. (=een vrouw is altijd wel wat aan het doen)
- wat de vrouw graag mag, eet de man elke dag. (=mannen eten wat hun vrouw kookt, ook als het niet hun favoriete gerecht is)
23 betekenissen bevatten `vrouw`
- `t Moet al een ruige hond wezen, die twee nesten warm houden kan (=alleen een rijke man kan er een tweede vrouw op na houden)
- je kan niet alle meisjes haten om één (=als je bent getrouwd wilt dat niet zeggen dat vrouwen je niet meer interesseren)
- de broek aan hebben (=de baas spelen (van een vrouw over haar man), het voor het zeggen hebben)
- eén onderrok trekt meer dan twee paarden. (=de invloed van een vrouw is heel sterk)
- een vrouwenhaar trekt sterker dan tien paarden. (=de invloed van een vrouw is zeer sterk)
- de haan is de baas als de hen niet thuis is. (=de vrouw is de baas in huis, ook al vindt de man van niet)
- een hen met sporen. (=een bazige vrouw.)
- een tang van een wijf. / Een oude tang (=een heks, feeks. / Een oude lastige vrouw)
- schone appels zijn ook wel zuur. (=een mooie vrouw is niet vanzelfsprekend een goede echtgenote)
- het ei met de kip krijgen (=een vrouw getrouwd met een kind trouwen)
- vrouwenhanden en paardentanden staan nooit stil. (=een vrouw is altijd wel wat aan het doen)
- een meid en een aardappel kies je zelf (=een vrouw kun je niet door iemand anders laten uitkiezen)
- een bedrijvige Martha zijn (=een zeer ijverige vrouw zijn (Martha= bijbels symbool voor hardwerkende huisvrouw))
- met de linkerhand trouwen (=huwen met een vrouw van lagere adelstand)
- men heeft hem de hoorns opgezet (=iemand (vooral een bekende) heeft een relatie met zijn vrouw)
- een man zonder vrouw is als een paard zonder teugels. (=in het huwelijk hebben man en vrouw elkaar nodig)
- wat de vrouw graag mag, eet de man elke dag. (=mannen eten wat hun vrouw kookt, ook als het niet hun favoriete gerecht is)
- je eieren goed naar de markt brengen (=met een rijke vrouw getrouwd zijn)
- witte paarden hebben veel stro nodig (=pronkzieke vrouwen kosten veel geld)
- kaart, keurs en kan, bederven menig man. (=ten onder gaan aan gokken, vrouwen en drank)
- vissers en jagers, zijn vrouwenplagers. (=vissers en jagers zijn vaak bij de vrouw weg)
- bijl en blok zijn behouden. (=vrouw en kind hebben de bevalling overleefd.)
- met hoorntjes lopen (=zijn vrouw bedriegt hem, heeft een minnaar)
50 dialectgezegden bevatten `vrouw`
- ` 't zal d'r aan ligke wi-j 't veltj` zag de bezeuker wi-j ze 'm vrooge um te bliêve aete en hae keek nao de dröppel aan de vrouw eur naas (=niet meteen toehappen, een slag om de arm houden) (Weerts)
- `Alle vrachies lichte`, zai de skipper, en hai gooide ze vrouw overboord. (=Dat scheelt weer, in bagage / in gewicht.) (Zaans)
- 'k em van diej van ohs oep m'n kleuwe-eh gekrege (=mijn vrouw was boos) (Arendonks)
- 'n aa vroo (=een oude vrouw) (Bilzers)
- 'n balg vol jongn jaagn (=een vrouw bevruchten) (Twents)
- 'n Dudsel (=vrouw die de weg een beetje kwijt is) (Wells)
- 'n houwbank vanne vrommes (=domme vrouw) (Hamonter)
- 'n oarige dern / dahn (=een aardige jonge vrouw) (Maas en waals)
- 'n vrouw di-j völ in de deur stieët, zuuët neet wi-j 't binnen gieët (=een luie vrouw) (Weerts)
- 'n vrouw uut duuz'nd (=uitzonderlijk goede vrouw) (Westerkwartiers)
- 'n vrouwehand en 'ne paerdstand staon noeëts stil (=een vrouw is altijd bezig met een werkje) (Weerts)
- 't es e zatte pulle (=dronken vrouw) (Oudenhoofs)
- 't es en remedie tegen de liefde (=een lelijke vrouw) (Gents)
- 't ès jinne voer ip de kriekelaere te zetn (=Dat is een zeer lelijke vrouw) (Lauws)
- 't fort van breendonk (=stoere en forse vrouw) (Kaprijks)
- 't go wel e schele rechte kieken (=geraakt wel aan een vrouw) (Veurns)
- 't Huus is van mi-j, mar 't wief hef de slöttel. (=Het huis is van mij, maar mijn vrouw heeft de sleutel.) (Sallands)
- 't is 'n gladde taande (=ze is een kiene vrouw) (Westerkwartiers)
- 't is 'n tang van 'n wief (=dat is een boosaardige vrouw) (Westerkwartiers)
- 't is 't wuuf die 't uus rechtoedt (=een goede vrouw is goud waard) (Veurns)
- 't is e goe menojewuuf (j van Jules) (=die vrouw is goed in het huishouden) (Veurns)
- 't Is een slechte bakte (=Een zedeloze vrouw) (Zeeuws)
- 't is mer 'n ertje op e plenkske (=een vrouw met kleine borsten) (Weerts)
- 't is ne vrouzot (=hij kan geen enkele vrouw met rust laten) (Sint-Niklaas)
- 't keultj aaf songer te blaoze (=de liefde tussen man en vrouw verkoelt ongemerkt) (Weerts)
- 't wijf es nie tuis (=mijn vrouw is niet thuis) (ouwegems)
- ‘k En zou da wijf nog nie willen poepen mee nen dorme van 7 meter (=Ik vind die vrouw afstotelijk) (Brakels)
- (en) vaal óep (S*) (=onverzorgde vrouw) (Sintrùins)
- (Ge zijt) een zot gat (=Een lichte vrouw zijn) (Bambrugs)
- ' n Niêver wiêf en ' n niêver hin, bringe booter int vaat en ei-jer op d' n din (=Een hard werkende vrouw wordt gewaardeerd) (Weerts)
- ' t es wat te zegge asje mét aoj wiêver motj gaon egge; ze verrékke det ze trékke, ze houwe en ze slaon en asje saovus toês kotj, hejje nog niks gedaon (=een wat oudere vrouw laat niet met zich sollen) (Weerts)
- ' t Hoes is van mie, mer ' t wief hef' n slöttel (=Ik ben de huiseigenaar, maar m'n vrouw heeft de sleutel) (Twents)
- a ligt onder de slasj (=hij moet luisteren naar zijn vrouw) (Meers)
- a snel wuf (=een mooie vrouw) (werviks)
- Aa ei zaa waaf kapot gemokt (=Hij heeft zijn vrouw vermoord) (Onze-Lieve-Vrouw-Waver)
- ak mar es wies wès keej dervan zeej. (=als ik maar eens wist wat mijn vrouw ervan zou zeggen.) (Tilburgs)
- alléén ne graute hond kan twei nèstë werm haage (=alleen een rijke man kan er een tweede vrouw op na houden) (Munsterbilzen - Minsters)
- ank zoon muis op zolder oai, dan sloak de kat dood. (=een mooie vrouw tegenkomen) (Graauws)
- anne van de koesj of trauën (=handen van de koets of trouwen gezegd tegen iemand die een gehuwde vrouw niet ongemoeid wil laten) (Meers)
- aoën daaj hëbste goej pakkës aoën (=dat is een 'gezonde' vrouw) (Munsterbilzen - Minsters)
- aoën daaj zin vieël koste (=dat is een lelijke vrouw) (Munsterbilzen - Minsters)
- aon ze gerief koëme (=aan een vrouw geraken) (Bilzers)
- As 'n wief op n orgel spoalt kump d`r gen geluid oet (=als een vrouw orgel speelt komt er geen muziek uit.) (Twents)
- as een aa sjieër èn brand sjit, ès zë nimei te blèsse (=als een oude vrouw verliefd geraakt, is ze niet in te tomen) (Munsterbilzen - Minsters)
- as ich daaj zien, höb ich al geaete en gedroenke (=die vrouw haat ik!) (Munsterbilzen - Minsters)
- As ze valt es ze 't 'alvendeur (=Een lange vrouw) (Wichels)
- aste 'naen' zèks tieëge een vroo, dan hëbste de vroeëg nie goed begrieëpe (=pas op als je niet luister naar een vrouw) (Munsterbilzen - Minsters)
- aste zolder èn brand steet, steet te kalder onder watter (=een goede rosse vrouw is sexueel hevig) (Munsterbilzen - Minsters)
- Aus Lievrouw Half Oest (=Ons Lieve vrouw Hemelvaart) (Walshoutems)
- azu billen en nog nie willen (=geen gemakkelijke mooie vrouw) (Moes)
Bronnen
De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers.
Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.
Zie ook:
- vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen