Spreekwoorden met `warm`

Zoek

17 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `warm`

  1. `t Moet al een ruige hond wezen, die twee nesten warm houden kan (=alleen een rijke man kan er een tweede vrouw op na houden)
  2. als een warm mes door de boter (=als iets erg makkelijk of geleidelijk gaat)
  3. als warme broodjes over de toonbank gaan (=zeer goed verkopen)
  4. er warmpjes bijzitten (=veel geld hebben, over ruime financiële middelen beschikken)
  5. gapen als een oester die in de warmte komt (=met de wond wijd open geeuwen)
  6. het iemand warm maken (=iemand in moeilijkheden brengen)
  7. het pad warm houden. (=regelmatig op bezoek komen)
  8. het warm water (her)uitvinden (=iets wat reeds lang bekend is, presenteren alsof het een originele innovatie is. (Niet verwarren met `het wiel opnieuw uitvinden`))
  9. hij geeft niet om wiens huis in brand staat, als hij zich maar aan de gloed kan warmen (=overal voordeel uit halen, ongeacht gevolgen voor anderen)
  10. iemand een warm hart toedragen (=iemand steunen)
  11. iemand ergens voor warm maken (=iemands interesse voor iets opwekken)
  12. iemand warm maken (=iemands interesse opwekken)
  13. koud bier maakt warm bloed. (=alcohol maakt aggressief)
  14. schenking met de warme hand (=schenken terwijl men nog leeft (erfenissen))
  15. scoren alsof het warme broodjes zijn (=scoren alsof het helemaal niets is)
  16. waar het warm is, is het goed vrijen. (=mensen uit een rijke familie kunnen makkelijker een partner krijgen)
  17. wie het dichtst bij het vuur zit, warmt zich het meest (=als je ergens nauw bij betrokken bent, geniet je het meeste voordeel ervan)

Eén betekenis bevat `warm`

  1. een groene Kerstmis een witte Pasen. (=als Kerst warm is wordt Pasen koud)

48 dialectgezegden bevatten `warm`

  1. Daar klapt toch echt m'n mossel van dicht (=Daar word ik niet echt warm of koud van..) (Brabants )
  2. De kreije valle oet de loch (=Het is ontieglijk warm) (Mestreechs)
  3. de mèsje valle vant daok (='t is ondraaglijk warm) (Munsterbilzen - Minsters)
  4. De musje valle van ut doak. (=De mussen vallen van het dak (het is heel warm ) ) (Eesjdens)
  5. De musse pleuren dood van 't dak (=het is warm) (Rotterdams)
  6. De mösje valle vaan 't daak (=Het is ontzettend warm) (Mestreechs)
  7. De reuzel loopt m'n reet uit (=Ik heb het warm) (Rotterdams)
  8. de zonne geeft (=heel warm in de zon) (Giesbaargs)
  9. die is warm te hard neer gezet (=klein persoon) (Rotterdams)
  10. dre warm inzittn (=rijk zijn) (kortemarks)
  11. ët toppunt van dërf : ne plissen-agent tieëge zën been pisse', en vroeëge of ët werm ès (=het toppunt van durf : een politie-agent tegen zijn benen plassen en vragen of het warm is) (Munsterbilzen - Minsters)
  12. foej, tès mottëg waer (=het is drukkend warm) (Munsterbilzen - Minsters)
  13. foj 't ès wêrm, 't ès vér flaa te valle van de hits (=het is drukkend warm) (Bilzers)
  14. gloei'n link een koole vier (=koortsig warm hebben) (Zuid-west-vlaams)
  15. heët dan de krojen gapen (=zeer warm) (Veurns)
  16. hot oech werm (=houd u warm) (Loksbergs)
  17. Ie hept het goot dooi hier (=Het is hier warm) (Twents)
  18. Je kun beter in de smisse stae as nae d'n diek om outjes gae (=Je kan beter lekker warm bij het smidsvuur staan dan hout jutten) (Zeeuws)
  19. jeet e verlotn keelegat (=hij kan zeer warm voedsel verorberen) (Kortemarks)
  20. kaa haan gaeve werm liefde (=koude handen, maar een warm hart) (Bilzers)
  21. kou annen, weirm ert (=koude handen, warm hart) (Meers)
  22. Loeker weertje niet. Loekerug vandaag Gert. (=Het is warm en broeierig) (Westfries)
  23. me ligtmis ester gi vrouke zu eirm of ze mokt èr penneke weirm (=met lichtmis is er geen vrouwtje zo arm of ze maakt haar pannetje warm) (Meers)
  24. mën ieërappël koëke (=ik heb het veel te warm) (Munsterbilzen - Minsters)
  25. Mi Liechtmes est er gieë vrâke zu aerm of ze makt eur penneke waerm (=Met Lichtmis is er geen vrouwke zo arm of ze maakt haar panneke warm) (Wichels)
  26. muis eten (=warm eten) (Putters)
  27. noeneten, poteten (=warm eten) (Veurns)
  28. ol da niet te koed of te warm is paktn mee (=het is een dief) (Kortemarks)
  29. opte kaaë kaffei koëme (=niet warm ontvangen worden) (Munsterbilzen - Minsters)
  30. Peintjes zweite (=Het warm hebben) (Haags)
  31. skoei je goed (=kleed je warm aan) (Katwijks)
  32. stookn dat de duuvels in en uut kruupn (=het goed warm maken) (Lichtervelds)
  33. stookn dat de duuvels in en uut kruupn (=het heel warm maken) (kortemarks)
  34. stookn dat de duuvels uut en in kruupn (=maken dat het lekker warm is) (Kortemarks)
  35. stor weer, kouwe in de luch (=als het na warm weer winderig en koel wordt) (Nunspeets)
  36. t'is laf weer (=Het is warm drukkend weer) (Walshoutems)
  37. Temberken (=Oplossing van aardappelbloem in warm water om vleesjus mee aan te dikken) (Zelzaats)
  38. tès grellëg werm (=het is ferm warm) (Munsterbilzen - Minsters)
  39. tés haaj zjus ne bakoëve (=hier is het nogal warm) (Bilzers)
  40. tès haaj zjus ne bakoëve (=het is hier zo warm als in een sauna) (Munsterbilzen - Minsters)
  41. tes hie kadei (=het is hier warm) (Winksels)
  42. tes kadei (=het is warm) (Rotselaars)
  43. tès zoe heet dattë kraeë gaopën èn de beem (=het is zo warm dat de kraaien gaan gapen) (Munsterbilzen - Minsters)
  44. tis doef (=het is drukkend warm) (Temses)
  45. tis ja veul te hait, tis nait kold vandoag (=Het is erg warm vandaag.) (Gronings)
  46. ut is wir zo eet datt de musse vant dak valle (=het is weer heel erg warm vandaag) (Oudenbosch)
  47. vrolaaj blaut, këmêrs daud ! (=als het te warm wordt, valt de handel stil) (Munsterbilzen - Minsters)
  48. welterust' n, kop in' t kussen, gat in' n arm, slaop ie lekker warm (=lekker slapen) (Achterhoeks)


Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen