Spreekwoorden met `om`

Zoek


404 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `om`

  1. zo welkom als een hond in de keuken (=absoluut niet welkom)
  2. zo wijs als Salomo`s kat zijn (=erg wijs denken te zijn, maar eigenlijk totaal niet zijn)
  3. zorg dat daar geen zwarte hond tussen komt (=pas op dat het niet misgaat)
  4. zoveel geven om iets als een boer om een kers (=er totaal niets om geven)

648 betekenissen bevatten `om`

  1. precies in mijn straatje zijn (=me precies goed uitkomen op het juiste moment)
  2. niet bij brood alleen leven (=men heeft meer nodig dan alleen eten om te kunnen leven)
  3. zelfkennis is het begin van alle wijsheid (=men moet eerst zichzelf kennen om verdere kennis te kunnen verwerven)
  4. als het tij verloopt verzet men de bakens (=men moet zich aan de omstandigheden aanpassen)
  5. waar het paard aangebonden is moet het vreten (=men moet zich naar de omstandigheden schikken)
  6. elke dag heeft genoeg aan zijn eigen kwaad (=men moet zich niet zorgen maken over de toekomst)
  7. de boog kan niet altijd gespannen zijn (=men moet zich soms ook kunnen ontspannen)
  8. geld dat stom is, maakt recht wat krom is (=mensen kunnen door financiële bevoordeling ertoe gebracht worden om onrecht toe te laten)
  9. de lont in het kruit werpen (=mensen laten loskomen, opstoken)
  10. geef een ezel haver en hij loopt naar de distels. (=mensen zijn soms koppig en willen geen hulp of advies)
  11. alle kusten bezoeken (=met allerlei slecht volk omgaan)
  12. het is goed riemen snijden uit andermans leer (=met andermans eigendom kan men gemakkelijk kwistig omgaan)
  13. in hetzelfde schuitje varen/zitten (=met dezelfde omstandigheden te maken hebben, hetzelfde lot ondergaan)
  14. onder een staand zeiltje is het goed roeien (=met een klein vast inkomen, verdient men al gauw genoeg voor de kost)
  15. zuidwest, regennest. (=met een zuidwesten wind komt vaak regen)
  16. de violen stemmen (=met elkaar onderhandelen, naar compromissen zoeken)
  17. de domste boeren hebben de dikste aardappelen (=met geluk komt men vaak verder dan met verstand)
  18. met vuur spelen (=met gevaarlijke dingen laks omgaan, gevaarlijke dingen doen)
  19. leugens hebben korte benen (=met liegen kom je niet ver)
  20. praatjes vullen geen gaatjes (=met praten alleen komt men er niet, er moet ook wat gedaan worden)
  21. het in Keulen horen donderen (=met stomheid geslagen zijn)
  22. een rak in de wind (=met veel werk langzaam vooruit komen (een lang recht stuk tegenwind zeilen))
  23. als bijen naar de honing komen (=met velen komen en sterk gemotiveerd zijn)
  24. wijze raad Is halve daad. (=met verstandig advies ben je al halverwege om succesvol te zijn)
  25. met de deur in huis vallen (=meteen ter zake komen / onmiddellijk over datgene beginnen waarvoor men kwam zonder)
  26. de draad van Ariadne (=middel om klaarheid te scheppen in een ingewikkeld iets)
  27. door de ouderdom wordt de wolf grijs. (=mildheid komt met de jaren)
  28. op gespannen voet (zijn) (=moeilijk met elkaar omgaan, ruzie)
  29. het eind zal de last dragen (=moeilijkheden en problemen komen vooral als het werk bijna af is)
  30. niet van de wind kunnen leven (=moeten werken om alles te kunnen betalen)
  31. na regen komt zonneschijn (=na een periode van tegenslag, komt er een betere tijd)
  32. hard tegen hard gaan (=niemand die wil toevoegen en er beide voor gaan om te winnen)
  33. een slag om de arm houden (=niet direct alles vertellen of voorzichtig zijn om toekomstige problemen voor te zijn)
  34. niet van vandaag of gisteren (=niet dom)
  35. een goed paard maakt nog geen goede ruiter. (=niet enkel de middelen tellen, ook de vaardigheid is belangrijk om resultaat te krijgen.)
  36. hier niet zijn om vliegen te vangen (=niet gekomen om de tijd de verdoen)
  37. je kat sturen (=niet komen opdagen)
  38. verstek laten gaan (=niet komen opdagen)
  39. in iemands schaduw staan (=niet opvallen omdat iemand anders meer opvalt)
  40. niet van het ene brood tot het andere weten te geraken (=niet rond kunnen komen)
  41. niet in de wieg gesmoord (=niet van bij de opkomst vernietigd - al oud)
  42. van de regen in de drup (=niet veel opschieten, van moeilijke omstandigheden in nog moeilijkere omstandigheden terecht komen)
  43. het achter de oren hebben (=niet zo dom zijn als men lijkt)
  44. iemand geen strobreed in de weg leggen (=niets doen om iemand tegen te houden of te belemmeren)
  45. op een schoen en een slof aankomen (=niets hebben en ergens komen)
  46. het vat der Danaïden vullen (=nooit klaar komen met het werk)
  47. nu heb je het schaap aan het schijten (=nu komen er problemen van)
  48. nu komt er licht in de duisternis (=nu komt er een oplossing)
  49. Parijs is wel een mis waard (=om een voordeel te behalen bij tegenstanders aansluiten)
  50. wie de pastoor niet eert, wie zijn absolutie riskeert (=om je ambitie te bereiken, moet je extra aardig zijn voor de hoge heren)

50 dialectgezegden bevatten `om`

  1. G' oeft gin land te hebbe um boer te zen (=men hoeft geen land te hebben om een boer te zijn) (Eindhovens)
  2. Ga is oem chacutrie (=Ga eens om bijval) (Geels)
  3. ge hebt moar te spreken en uwe mond goat open. dat wordt geegd op altijd dezelfde aangename toon. (=je hebt veel goesting om bepaald voedsel vb mosselen met frieten. je komt thuis en je mama is dat juist aan het koken dan zegt ze) (Antwerps)
  4. Ge het de kónt nog nie gedreid of ze zien al an de geng (=Ze kunnen niet wachten om te beginnen) (Wells)
  5. ge keunt ermee nen boer van zin pèrd sloan (=om aan te geven dat iets heel stevig is) (Wevelgems)
  6. Ge kunt be^ter is op us op un aender gaon (=Het is goed om eens buiten de deur te gaan) (Ewijk (Euiwwiks))
  7. ge kunt vur un eindje worst gin heel verreke in huis hoale (=Geen zin om opnieuw te trouwen van een weduwe) (brabants)
  8. Ge meugt èèn vur èèn (=Je mag om de beurt) (Tilburgs)
  9. ge moe van nen vurten hond g'eten hèn vuor da te doen (=je moet zot zijn om zoiets te doen) (Eekloos)
  10. ge moe(t) nie zat zèen om te zieëver'n (=hij kletst onzin) (Wichels)
  11. ge moet nie veel oar èn' om toepee t'ène (=Over iemand die zich belangrijker voordoet dan hij is) (Lokers)
  12. ge moet nie zat zèen om te ziëveren (=hij / zij vertelde onzin) (Wichels)
  13. Ge zè maans genoeg om dè te doen (=Je bent oud en wijs genoeg om dit te doen) (Kaatsheuvels)
  14. ge zèet nog dommer as 't pèerd van Christus / as de boeren van Olen / te dom om de boer'n 't 'elpen te donderen (=Je bent zo dom als een ezel) (Wichels)
  15. ge zoe miern zièèkn (=het is om razend te worden) (Kortemarks)
  16. geeëne (n) moyen (=niets helpt / hielp om iem. te overtuigen) (Waregems)
  17. Geef 'm een jeppert (=Aanmoediging om hard te slaan (sport, bijvoorbeel tennis) ) (Bloemendaals)
  18. geen kie.nd of kuuke hebbe (=Niemand om voor te zorgen) (Genneps)
  19. geen nagel hebbe om oan je reet te krabbe (=arm zijn) (Culemborgs)
  20. geld és drek mér én drek plante ze bloeme en griente (=geld is niet waard om voor te leven, maar het maakt het leven meer waard) (Bilzers)
  21. gelèersd en gespuuërd (=helemaal klaar om te vertrekken) (Wichels)
  22. gen naegels om an zun gat te klauwe (=platzak) (Alblasserdams)
  23. Gesjtiffeld en gesjpoard goa (=Klaar om te vertrekken) (Mechels (NL))
  24. Get trampele gaon (=Een blokje om gaan) (Gelaens (Geleens))
  25. getiektakt zijn, getiketakt zijn (=verlangen om te vertrekken) (Gents)
  26. getj een bakkes om stront op te sorteiren (=een lelijk aangezicht hebben) (Aalsters)
  27. gezai nog nie meej un riek te voeiere (=geen katje om zonder handschoenen aan te pakken) (Betuws)
  28. gezoën en gebroan zitten (=om de haverklap langskomen) (Wichels)
  29. gezwieges van (=om maar niet te spreken over) (Heitsers)
  30. gieënn noale om an zijn gat te schartn (=arm zijn) (Kaprijks)
  31. gien beraons weerd (=het is niet nodig om hier iets over te zeggen) (Giethoorns)
  32. gien hoar op mien kop die d'r om denkt (=ik prakizeer er niet over!!) (Westerkwartiers)
  33. Gien iene gef om 't reur (=Iedereen houdt zich koest) (Giethoorns)
  34. Gien naegels om 't gat te kraben (=Armoe) (Giethoorns)
  35. Gien naegels om 't gat te kraben (=Armoede) (Giethoorns)
  36. Giëne noagel hèn om in zèn gat te kraun (=arm zijn) (Melseels)
  37. giene noagol en om oan zijn gat te scharte (=arm zijn) (Gents)
  38. Gij waogt ut nie um mit diejen wahgen te gaon rijen. (=Jij waagt het niet om met die auto te gaan rijden) (Ewijk (Euiwwiks))
  39. Gin häöske of bukske aan hemme (=niets om het lijf hebben) (Barghs)
  40. gin luis ebbe om dood te trappe (=doodarm zijn) (Oudenbosch)
  41. Ginne naugel ein om zei gat te kraun. (=Armoede hebben) (Bevers)
  42. gjeen naogel om an zin hat te kraowen (=geen geld hebben) (Zeeuws)
  43. goa-j met hen brommers kieken (=naar buiten gaan om te zoenen) (Twents)
  44. God hèt ook de vrolaaj gemok, mer hae hètter zelf geen gehate (=je hebt geen vleugels nodig om een engel te zijn) (Munsterbilzen - Minsters)
  45. God zal je dwars door de hel heen lazeren., datje darmen verdruipeny kan je een kaarsje draaien om je bij te lichten op je weg naar de hel en de eeuwige verdoemenis. ( dit wordt supersnel achtereen gezegd) (=Vervloeking naar iemand die je liever dood ziet gaan.) (Utrechts)
  46. gods genojetëge toch (=om 's heren wil lieve deugd !) (Munsterbilzen - Minsters)
  47. guir zèet gellek de kloons, guir komt as 't gedoan es (=jullie zijn te laat om mee te helpen) (Wichels)
  48. haads se mich gister geheurdj, den waas ich vandaag dien maagd (=als je het moe bent om de hele tijd gecommandeerd te worden) (Heitsers)
  49. haag tich aon zë geloof ! Naen, ich haag mich aon de têk van de beem (=bid om gered te worden ! Neen, ik houd me vast aan de boomtakken) (Munsterbilzen - Minsters)
  50. Had den boer nie gescheten, den had de sinjoor gin eten (=Stedelingen gaan om eten bij de boeren (oorlogstijd)) (Bevers)




Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen