Spreekwoorden met `je`

Zoek


838 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `je`

  1. je een aap lachen (=heel erg lachen)
  2. je een aap schrikken (=erg schrikken)
  3. je een bult lachen (=hard lachen)
  4. je een hoedje schrikken (=enorm schrikken)
  5. je een ongeluk lachen (=hetzelfde als `In een deuk liggen`, niet meer bijkomen van het lachen)
  6. je eer verpanden (=borg staan op zijn erewoord)
  7. je ei kwijt kunnen (=de gelegenheid hebben zich te uiten; of, zijn creativiteit kunnen gebruiken)
  8. je eieren goed naar de markt brengen (=met een rijke vrouw getrouwd zijn)
  9. je eigen dood sterven. (=vanzelf voorbij gaan)
  10. je eigen glazen ingooien (=het voor zichzelf bederven)
  11. je eigen graf graven/delven (=het voor zichzelf bederven)
  12. je eigen naad naaien (=iets op zijn eigen manier uitvoeren; eigenwijs zijn)
  13. je eigen nest bevuilen (=zijn eigen omgeving nadeel berokkenen)
  14. je eigen stoep vegen. (=voor jezelf opkomen.)
  15. je eigen straatje vegen (=zijn eigen werk doen)
  16. je eigen vlees of bloed (=zijn eigen familie (kinderen))
  17. je eindje wel kunnen halen (=genoeg (geld) hebben tot aan zijn dood)
  18. je ellebogen gebruiken (=zich ten koste van anderen opwerken)
  19. je er met jantje-van-leiden afmaken (=onzorgvuldig zijn en weinig aandacht aan het werk besteden)
  20. je er uitdraaien (=je er uit redden)
  21. je fortuin te grabbel gooien (=geld verspillen)
  22. je gal spuwen/uitbraken (=iets afkeuren en dat duidelijk laten merken)
  23. je gat aan de poort vegen (=zich nergens zorgen om maken)
  24. je gat tegen de kribbe zetten (=onwillig zijn)
  25. je gemak houden (=niet te veel werk doen, niet kwaad worden)
  26. je geradbraakt voelen (=erg moe zijn en diverse pijnen hebben)
  27. je gezicht verliezen (=zijn eer verliezen)
  28. je gram niet kunnen halen (=machteloos woedend zijn)
  29. je groen en geel ergeren (=je heel erg ergeren aan iets of iemand)
  30. je hand in een wespennest steken (=zich bemoeien met een problematisch onderwerp en wellicht daardoor zelf moeilijkheden krijgen)
  31. je hand overspelen (=te veel eisen en daardoor niet slagen)
  32. je handen dichtknijpen (=erg veel geluk hebben)
  33. je handen in onschuld wassen (=doen alsof men geen schuld heeft)
  34. je handen jeuken (=er erg veel zin in hebben te beginnen)
  35. je handen overspelen (=te veel eisen en daardoor niet slagen)
  36. je handen van iemand aftrekken (=iemand niet langer steunen)
  37. je hart luchten (=iemand over je problemen vertellen)
  38. je hart uitstorten (=aan iemand alles (in vertrouwen) vertellen)
  39. je hart vasthouden (=ernstig zorgen maken, bang zijn dat het mis gaat)
  40. je hebben en houwen verliezen (=alles wat iemand bezit kwijtraken)
  41. je hebt luxe paarden en werkpaarden (=niet iedereen heeft dezelfde positie, de een moet harder of zwaarder werken dan de ander)
  42. je hebt luxe paarden en werkpaarden. (=je hebt rijke en arme mensen)
  43. je hemel op aarde verdienen (=een goed en eerlijk leven leiden)
  44. je het apelazarus werken (=heel hard werken)
  45. je het apelazerus schrikken (=heel heftig schrikken)
  46. je het apezuur zoeken (=eindeloos zoeken)
  47. je hielen laten zien (=weggaan)
  48. je hoofd in de schoot leggen (=het opgeven)
  49. je huid duur verkopen (=het niet gemakkelijk opgeven)
  50. je huid zelf ter markt brengen (=zichzelf verdedigen)

585 betekenissen bevatten `je`

  1. je katoen houden (=je rustig houden)
  2. twist verkwist. (=je schiet niets op met ruzie maken)
  3. een goed hart is goud waard (=je treft niet snel meer mensen met een goed karakter)
  4. je beste beentje voor zetten (=je uiterste best doen)
  5. je aan een ander spiegelen (=je vergelijken met een ander)
  6. grote pracht, weinig macht. (=je voordoen als een rijk man terwijl je arm bent)
  7. grote pronker, kale jonker. (=je voordoen als een rijk man terwijl je arm bent)
  8. wat je van ver haalt is lekker. (=je waardeert dingen extra als je er veel werk voor moet doen)
  9. de melk optrekken (=je woord terugnemen, je belofte niet helemaal vervullen)
  10. het zal je kind maar wezen (=je zal er maar voor op moeten draaien)
  11. wie kwaad doet, kwaad ontmoet. (=je zult gestraft worden voor slechte daden)
  12. je op je pik getrapt voelen (=je zwaar vernederd voelen)
  13. je in de vingers snijden (=jezelf (onbedoeld) benadelen)
  14. je in de eigen voet schieten (=jezelf benadelen)
  15. met twee monden praten (=jezelf tegenspreken in verschillende situaties, niet eerlijk zijn)
  16. jezelf in acht nemen (=jezelf verzorgen)
  17. iesus hominum salvator (=jezus de redder der mensheid)
  18. jesus nazarenus rex judaeorum (=jezus van Nazareth, koning der Joden)
  19. om door een ringetje te halen (=keurig netjes)
  20. tel uit je winst (=kijken en doen waar je het meeste voordeel bij hebt, `zie je wel!`)
  21. de balans opmaken (=kijken hoe iets verlopen is; nagaan of je ergens voordeel of nadeel van hebt gehad)
  22. met de witte perdekies naar Velzeke rijden (=krankzinnig worden. In Velzeke bevindt zich een sanatorium; de `witte perdekies` (witte paardjes) verwijzen naar een ziekenwagen, waarmee de geestesgestoorde afgevoerd wordt. Uitdrukking uit het zuiden van Oost-Vlaanderen)
  23. je wel voor de kop kunnen slaan (=kwaad zijn op jezelf over het feit dat men ergens niet aan gedacht heeft)
  24. angst is een slechte raadgever (=laat je niet leiden door angst. / Emoties zijn gevaarlijk)
  25. lachen is het beste medicijn (=lachen is goed voor je gezondheid.)
  26. je kaarten op tafel leggen (=laten weten over welke middelen je beschikt om iets gedaan te krijgen)
  27. een snor aan hebben (=lichtjes dronken zijn)
  28. beter één vogel in de hand dan tien in de lucht (=liever een beetje dan helemaal niets / kleine concrete resultaten zijn beter dan grootse plannen)
  29. geen zorgen voor de dag van morgen (=maak je nu nog niet druk over mogelijke toekomstige problemen)
  30. iets door het oog van de schaar halen (=materiaal van op het werk voor jezelf houden / jezelf oneerlijk zaken toe-eigenen)
  31. op je tenen lopen (=meer willen presteren dan je aan kunt)
  32. je licht niet onder de korenmaat zetten (=meespreken, je mening geven en laten merken dat je er iets van weet)
  33. je in de kaart laten kijken (=meestal onopzettelijk een ander inzicht geven in je bedoelingen)
  34. dieven met dieven vangen (=mensen die niet eerlijk zijn of gemeen, moet je op dezelfde manier ook behandelen)
  35. de wereld wil bedrogen zijn. (=mensen trappen steeds weer in hetzelfde praatje)
  36. iemands hete adem in je nek voelen (=merken dat een ander je bijna inhaalt; opgejut of opgejaagd worden)
  37. met bed en bult (=met alles wat men bijeen kan pakken op reis gaan)
  38. met je hoed in je hand kom je door het ganse land (maar met je pet op je test kom je er ook best) (=met beleefdheid kun je veel bereiken)
  39. magere luizen bijten scherp (=met de armsten heb je de meeste last)
  40. cum grano salis (=met een korreltje zout)
  41. er een punt aan kletsen (=met een praatje vergoelijken)
  42. hoeren en dieven, met geld zijn zij mijn gelieven (=met geld krijg je vrienden)
  43. voor geld kun je de duivel doen dansen (=met geld kun je alles gedaan krijgen)
  44. goede raad is goud waard (=met goede aanwijzingen kan je heel veel doen)
  45. leugens hebben korte benen (=met liegen kom je niet ver)
  46. armoe op de stal is armoe overal (=met te weinig dieren in de stal kun je geen geld verdienen)
  47. kleine houwen vellen grote eiken. (=met veel kleine beetjes kun je veel bereiken)
  48. wijze raad Is halve daad. (=met verstandig advies ben je al halverwege om succesvol te zijn)
  49. het staal wordt in de wind gehard. (=moeilijkheden en tegenslagen kunnen je sterker maken)
  50. na wat gepimpel, is de geest wat simpel (=na wat te hebben gedronken ben je meestal niet meer helder van geest)

50 dialectgezegden bevatten `je`

  1. as je 't over de duvel hemm'm, trap je 'm op zien steert (=men praat over iemand en juist dan komt die er aan) (Westerkwartiers)
  2. as je ' t over de duvel hemm' n, trap je ' m op ' e steert (=als je 't over iemand hebt komt hij net binnen) (Westerkwartiers)
  3. as je auwe luijen, as je voar in je moer et wisten (=als je vader en moeder...) (Urkers)
  4. as je boven ben stuur mij een brieffie/karetje (=In je neus peuteren) (Rotterdams)
  5. as je de kat op 't spek bien'd wil 'er 't niet vreet'n (=wanneer iemand een aanbod weigert) (Westerkwartiers)
  6. as je dr nou nie heul gouw mee uutscheit, dan krieg je een kets (=Ik waarschuw je) (Nijmeegs)
  7. as je gezond benn'n, ben je riek (=gezondheid is een groot goed) (Westerkwartiers)
  8. as je hem een vinger geev'm, nemt 'er de heule haand (=als hij iets mag doen, denkt hij alles te mogen doen) (Westerkwartiers)
  9. As je niet maok dat je wegkompt/ Onder m'n ogen uit (stuk verdriet).. etc (=Onder m'n ogen uit / Ben je wel normaal / Ga weg:) (Utrechts)
  10. As je niet maok datje onder me oge uit komp/ as je niet maak dat je wegkomp (=Ga a.u.b. weg, ik word moe van je) (Utrechts)
  11. As je nu niet ophoudt , maak ik van je bril een racefietsch (=Hou op aub. (tegen iemand die vervelend doet en een bril draagt)) (Utrechts)
  12. as je over de kwoadampen ene binnen (=als je de midlifecrisis te boven bent) (Urkers)
  13. As je réjkene moet je weer réjkene (=Let op de addertjes onder het gras) (Volendams)
  14. as je rekene op roze, draait 't in de regel uit op peerdebloeme (=Hou rekening met eventuele tegenvallers..) (Westfries)
  15. ás je t over de duvel heb trep ie m op z'n steert (=hé daar komt die / zij / hij aan . (vanuit het niets, terwijl er over gesproken werd. )) (Utrechts)
  16. As je ut over de duivel heb trap ie m op zijn steert. (=we hebben het net over je (als je het over iemand hebt en plotsklaps staat hij / zij voor je) (Utrechts)
  17. as je verzûpe, vermoor ik je! (=pas op dat je niet verdrinkt) (Volendams)
  18. as jêi zò wazze was je ôk zô (=als jij zo was was je ook zo) (Volendams)
  19. as lulle worst waas haajs dich ein hieël inj (=je praat (te) veel) (Heitsers)
  20. As men tentjen kloeiten had was ' t men nonkel. (=je moet niet zeuren over wat niet is. 2) (Teralfens)
  21. As men tentjen wielekes at tein was een tantwieleken. (=je moet niet zeuren over wat niet is. 1) (Teralfens)
  22. as piepele hoj aete! (=geloof je dat?) (Munsterbilzen - Minsters)
  23. as roj moemette dich bezeeke, geeste dat goed viele (=een rode mierenbeet ga je goed voelen) (Munsterbilzen - Minsters)
  24. as se hei haads gevraete, haads se baesems kinne sjiete (=aan een ‘als-redenering’ achteraf heb je niks) (Heitsers)
  25. As se oetgekald bös mos se zjwiege (=Als je niets meer te zeggen hebt moet je je mond houden) (Roermonds)
  26. as se wied wils gape, mós se ouch eine groeëte móndj höbbe (=als je veel geld wilt uitgeven, moet je ook rijk zijn) (Heitsers)
  27. as se äöver d’n duvel kals den treuts se ‘m oppe stert (=als je over iemand praat en die persoon komt er net aan) (Heitsers)
  28. as slimmeke doeëd is meegde goa tzoan (=je komt niet aan de beurt) (Booms)
  29. As Slimmeke doeët is krig dzjéje ze jeske (=je bent niet al te snugger) (Hasselts)
  30. as tat alles ès wôste te zèggen hëbs, hach ëm dan mér heil tau (=zwijg maar als je niet beters te zeggen hebt) (Munsterbilzen - Minsters)
  31. as te kraeë bijéénkoeëme en vieël lëwaeëd maokë, geet ët raengërë (=hoor je de kraaien veel lawaai maken, wees dan maar zeker dat het gaat regenen) (Munsterbilzen - Minsters)
  32. as zën kont nie goed vas zoet, zoste ze nog verlieze (=wat ben je slordig, vergeetachtig) (Munsterbilzen - Minsters)
  33. as zene kop oppe vèrke stond, zoë ze zègge dattet beiske zik ès (=je ziet er niet uit!!!) (Munsterbilzen - Minsters)
  34. as-t nôodeg is, zie de ginne pliesie (=wanneer het nodig is, zie je geen politie) (Tilburgs)
  35. as't een 'ondje was dan woard'al gebeten / oo't een 'ondje gewist, ae oo au allang gebeten (=je bent er vlakbij, het ligt / staat naast je) (Wichels)
  36. as't niks te doen hest, doe dat dan niet hier (=als je je verveelt, doe dat dan niet hier) (Westerkwartiers)
  37. As' t je niet jokt moej niet krabben. (=je moet je niet met andermans zaken bemoeien) (Drents)
  38. Asge moet kaken moede kaken (=iets wat dringend is moet je doen) (Hillegem)
  39. asje 'n ków wiltj mêlleke, mójjen uch bukke (=daar moet je iets voor over hebben) (Weerts)
  40. asje det neet lösj, dan lekdje d'r eur huit mer naeve (=als je iets niet lust... jammer, dan krijg je niks) (Weerts)
  41. aske den bocht om gotj aske annendroé pakt (=als je de bocht om gaat) (Denderleeuws)
  42. aske gepresseerd zijtsj, goet tijn aga voesj (=als je gehaast bent, moet je niet blijven) (Galmaardens)
  43. Aske naa ne oëtskitj gevek a ne kartesj dagge steirekes ziet (=Als je nu niet stopt geef ik je een pak rammel) (Liedekerks)
  44. aske, aske nie zwijgt (=samentrekking van `als jij`: als je niet zwijgt) (Meers)
  45. asse de naam hes te laat te kômen, kumse noeit miêr op tiêd (=als je bekend staat om een bepaalde eigenschap hou je dat) (Sevenums)
  46. assek a nekke go vastskeiren e (=als ik je eens ga vastpakken) (Liedekerks)
  47. assët aoën dich ès, höbsët zitte (=als je het aan de hand hebt, heb je het zitten) (Munsterbilzen - Minsters)
  48. assët èn zëne kop zit, zittët nie èn zën k.... (=wat in je hoofd zit, gaat niet weg voordat het uitgevoerd is) (Munsterbilzen - Minsters)
  49. assët ieëk, moeste dabbe (=als het jeukt, moet je krabben) (Munsterbilzen - Minsters)
  50. asset iëk moeste krabbe (=als het jeukt moet je sporten) (Munsterbilzen - Minsters)




Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen