Spreekwoorden met `om`

Zoek


404 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `om`

  1. onder de mensen komen (=buitengaan , mensen ontmoeten)
  2. onder de vijgenboom rusten (=in rust en welstand leven)
  3. onder ogen komen (=zich laten zien)
  4. ongeluk komt zelden alleen (=een tegenslag wordt vaak gevolgd door nog meer problemen)
  5. oog om oog en tand om tand (=wraak nemen voor onrecht dat je is aangedaan, door de dader precies hetzelfde aan te doen)
  6. ook de beste boom geeft slechte vruchten (=zelfs goede ouders kunnen kinderen hebben die het verkeerde pad inslaan.)
  7. op de boom verkopen (=boomvruchten verkopen voor ze geplukt zijn)
  8. op de grote trom slaan (=aandacht proberen te krijgen voor diens zaak)
  9. op de keien komen (=ontslagen worden)
  10. op de koffie komen (=zonder afspraak ergens heen gaan)
  11. op de pof komen (=iets kopen zonder direct te betalen)
  12. op een schoen en een slof aankomen (=niets hebben en ergens komen)
  13. op een strowis komen aandrijven (=helemaal berooid en arm ergens komen)
  14. op jaren komen (=al een zekere leeftijd bereiken)
  15. op je pootjes terecht komen (=het komt vanzelf wel voor elkaar)
  16. op stoom komen (=een goed tempo bereiken)
  17. op verhaal komen (=uitrusten en op krachten komen)
  18. oude bomen moet men niet verplanten (=oude mensen doet men liever niet verhuizen)
  19. ouderdom komt met gebreken (=als je ouder wordt ga je van alles mankeren)
  20. over de brug komen (=veel geld moeten betalen)
  21. over de drempel komen (=aan huis komen)
  22. overdag hebben waar men `s nachts van droomt (=alles zomaar in de schoot geworpen krijgen)
  23. pas uit de dop komen (=maar pas ergens aan deelnemen)
  24. recht praten wat krom is (=door een ingewikkelde, onjuiste redenering een onzuivere situatie, daad of besluit trachten van een rechtvaardiging te voorzien)
  25. rijd voort maar zie om (=doe verder maar blijf opletten)
  26. rijd voort voerman maar zie om (=doe verder maar blijf wel opletten)
  27. rijden en omzien (=verderdoen maar ook opletten)
  28. Rome is niet in één dag gebouwd (=relativeren: Leer geduld te hebben, overhaast niets)
  29. roomser dan de paus zijn (=zich overdreven precies aan de regels houden)
  30. spelen om des keizers baard (=spelen om de eer)
  31. spreeuwen willen wel kersen eten, maar geen bomen planten. (=wel van alles willen profiteren, maar er niets voor willen doen.)
  32. staan kijken als lamme/verdomde Louis (=verlegen of beteuterd staan kijken)
  33. stommetje spelen (=niets willen zeggen)
  34. stoom afblazen (=tot rust komen)
  35. te dom zijn om voor de duvel/duivel te dansen (=heel erg dom zijn)
  36. te lui om uit zijn ogen te zien (=erg lui)
  37. te vies om met een tang aan te pakken (=heel vies en smerig)
  38. te weinig om te leven en te veel om te sterven (=een te kleine aalmoes)
  39. te/van pas komen (=iets goed kunnen gebruiken)
  40. tegen de stroom is het kwaad roeien / zwemmen (=tegen algemene opvattingen kan men zich moeilijk verzetten)
  41. tegen de stroom oproeien (=tegen de gangbare opinie in gaan)
  42. tekortkomen (=niet genoeg (kunnen) doen)
  43. tot de jaren des onderscheids komen (=oud genoeg zijn om zelf te weten/mogen wat wel en niet mag)
  44. tussen droom en daad staan wetten in de weg en praktische bezwaren (=praktische belemmeringen weerhouden ons van het realiseren van onze plannen.)
  45. twisten om des keizers baard (=om kleinigheden ruzie maken)
  46. uit de hoek komen (=iets onverwachts of verrassends doen.)
  47. uit de kast komen (=voor je [seksuele] geaardheid uitkomen)
  48. uit de lucht komen vallen (=doen alsof men van niets weet / erg plotseling en onverwacht)
  49. uit de verf komen (=goed bij anderen overkomen / zich doen opmerken)
  50. uit een goed nest komen (=van goede afkomst zijn)

648 betekenissen bevatten `om`

  1. elk hart heeft zijn smart. (=iedereen heeft zijn eigen zorgen om iets)
  2. iemand van de sokken rijden/lopen (=iemand (bijna) omver rijden of lopen)
  3. iemand op zijn wenken bedienen (=iemand altijd en onmiddellijk geven waar hij om vraagt)
  4. iemand op het matje roepen (=iemand bij zich laten komen en om uitleg vragen waarom iets zo gedaan is)
  5. iemand een pluim op zijn hoed steken (=iemand complimenteren)
  6. iemand een veer in de broek/kont steken (=iemand complimenteren of prijzen)
  7. iemand in de arm nemen (=iemand de hulp vragen om te ondersteunen)
  8. een paard, dat voor de tweede keer de sprong niet neemt, neemt hem ook voor de derde keer niet. (=iemand die al twee keer geen beslissing durft te nemen, komt nooit tot een besluit)
  9. wijd van huis is altijd rijk. (=iemand die van ver komt, kan makkelijk liegen.)
  10. een hennentaster (=iemand die zich druk maakt om ongelegde eieren)
  11. iemand de pap in de mond geven (=iemand een gemakkelijke oplossing zomaar aanbieden)
  12. iemand de handen zalven (=iemand een geschenk geven in de hoop een gunst te bekomen)
  13. iemand het brood uit de mond nemen/stoten (=iemand het onmogelijk maken om in eigen inkomen te kunnen voorzien)
  14. iemands bloed wel kunnen drinken (=iemand niet mogen en daardoor alles doen om die persoon te hinderen)
  15. iemand in de wielen rijden (=iemand tegenwerken om te zorgen dat het mis gaat)
  16. iemand op de proef stellen (=iemand testen om te zien of die te vertrouwen is of het aan kan)
  17. tegen iemand aanlopen (=iemand toevallig tegenkomen)
  18. het voorland zijn (=iemands toekomst zijn)
  19. bij het scheiden van de markt leert men de kooplui kennen (=iemands ware karakter blijkt pas als het erop aankomt)
  20. er geen spaan van heel laten (=iets compleet vernielen)
  21. de ontbrekende schakel (=iets dat nog mist om iets compleet te maken)
  22. een knoop in zijn zakdoek leggen (=iets doen om ergens zeker aan herinnerd te worden)
  23. vijgen na Pasen (=iets doen wat te laat komt)
  24. van eeuwigheid tot amen duren (=iets duurt heel erg lang, er komt maar geen einde aan)
  25. er je eigen plasje overheen doen (=iets een beetje veranderen zodat helemaal naar je zin is. In werksituaties kan dit soms uit de hand lopen, als er veel belanghebbers zijn die allemaal hun eigen plasje over een document willen doen. Het kan dan resulteren in een onleesbare tekst.)
  26. van zijn mast een schoenpin maken (=iets goeds bederven om iets van weinig waarde te bekomen)
  27. er de boot mee ingaan (=iets hebben ondernomen, dat tot een totale mislukking heeft geleid)
  28. er geen speld tussen kunnen krijgen (=iets klopt precies, geen gelegenheid krijgen in een gesprek ertussen te komen)
  29. iemand koeien met gouden horens beloven (=iets moois beloven maar niet nakomen)
  30. iets niet met zijn geweten overeen kunnen brengen (=iets niet kunnen doen omdat men het niet goed vindt)
  31. iets beneden zijn waardigheid achten (=iets niet willen doen omdat men vindt dat men een betere taak waard is)
  32. de haring braden om de hom of kuit (=iets opofferen om een kleinigheid)
  33. een kink in de kabel komen (=iets tussen komen)
  34. iets van de achterwacht vernemen (=iets vernemen na veel omwegen)
  35. met iets op de proppen komen (=iets vertellen, ermee voor de dag komen)
  36. met wortel en tak uitroeien (=iets volledig bestrijden om er geen last meer van te hebben)
  37. er als een berg tegen opzien (=iets voor zichzelf beschouwen als een zeer moeilijke, of onplezierige, taak of omstandigheid)
  38. een heilige koe (=iets waar je niet aan mag komen en zuinig op bent, voor sommige mensen is dat bijv. een auto)
  39. het zwaard van Damocles (=iets wat snel of ieder moment kan gebeuren)
  40. wat van ver komt, is lekker (=iets wat van ver komt, is bijzonder. Daarom denkt men dat het ook beter zal zijn)
  41. een witte raaf (=iets wat zelden voorkomt, een zeldzaamheid)
  42. met een metworst naar een zij spek gooien (=iets weinig waardevols opofferen om iets waardevols terug te krijgen)
  43. een schot voor open doel. (=iets zo eenvoudig dat het bijna onmogelijk is om te falen)
  44. iets voor zoete koek slikken (=iets zomaar geloven)
  45. mijn vingers jeuken (=ik heb zin om eraan te beginnen)
  46. dat zal mijn klomp niet roesten (=ik maak me er niet druk om; het kan mij niet schelen)
  47. in de running (=in competitie - doet nog mee)
  48. de kast indraaien. (=in de gevangenis komen.)
  49. de rijzende/opgaande zon aanbidden (=in de gunst trachten te komen van iemand die succesvol is)
  50. tussen de wal en het schip geraken (=in de knel komen, iets raakt per ongeluk verloren of zoek)

50 dialectgezegden bevatten `om`

  1. doar geef 'k gien mieder om (=daar geef ik niets om) (Westerkwartiers)
  2. doar geef ik gien spier om (=ik geef daar niks om) (Westerkwartiers)
  3. doar nie fan (=daar gaat het niet om) (Kaprijks)
  4. doavui zaa 'k mai bloot gat loate zee (=om aan te geven dat men iets bepaalds graag eet) (Leefdaals)
  5. doë bèn ich nie mèt opgezatte (=daar ben ik niet blij om) (Munsterbilzen - Minsters)
  6. doê ès altijd ne vijfde gank ao¨n ne zwaure dinee, den aofgank (=zwaar eten vraagt om méér dan scheten) (Munsterbilzen - Minsters)
  7. doë ès gee vrooke zoe erm of ze mok mèt lichmës hër pennëke werm (=op 2 februari, olv-lichtmis, is het traditie om pannenkoeken te bakken) (Munsterbilzen - Minsters)
  8. doë gaef ich gene sikkepit üm (=daar geef ik niets om) (Munsterbilzen - Minsters)
  9. doë hëb ich geen griëzël kompasse mèt (=daar geef ik geen tikkeltje gevoelens om) (Munsterbilzen - Minsters)
  10. doë hébste geen imkiekes noë (=daar hoef je niet naar om te zien) (Bilzers)
  11. doe kèns dich get aanstèlle! (=jij maakt je druk om niets!) (Steins)
  12. doë lik den hond gebonne (=dat is waar het om draait) (Bilzers)
  13. doë maok ich mich nie mieg aoën (=dat is niet waard om op te reageren) (Munsterbilzen - Minsters)
  14. doë zèk ich vergif op (=daar kan ik echt boos om zijn) (Munsterbilzen - Minsters)
  15. doeë moestë gene kal aoën vies maokë (=dat is de moeite niet om u over op te jagen) (Munsterbilzen - Minsters)
  16. Doetet mét de vingers of doetet mette daum, t vrouke krait en naote praum (=Alle middelen zijn goed om je doel te bereiken) (Bilzers)
  17. Dom wean heendert nich ' t wördt pas slim a-j ' t zölf nich deur hebt (=Het is niet erg om dom te zijn, het wordt pas erg als je het zelf niet in de gaten hebt) (Twents)
  18. donder'n: Ei es te stom vé t'elpen donder'n (=Hij is te dom om iets mee aan te vangen) (Lebbeeks)
  19. doo dat kalf mar bie de vootbal, dan leerte wel zoepen. (=De voetbalvereniging geniet bekendheid om de derde helft.) (Oldebroeks)
  20. Doot hiej ins get (=Kunnen we iets bestellen om te drinken?) (Brees)
  21. dor wurruk onnozel van (=het is om zot van te worden) (Sint-Niklaas)
  22. dos altait moyin om te moyènèiren (=een oplossing zoeken) (Brussels)
  23. Drie k'raaien! (=U heeft drie pogingen om achter de waarheid te komen!) (Tilburgs)
  24. drum dreije (=er om heen draaien) (Mestreechs)
  25. é é giien nuigle om oin zijn gat te krabn (=hij is arm) (Lochristis)
  26. é es gelijk de cloons, é komt als 't gedoin es (=te laat komen om mee te helpen) (Lochristis)
  27. é kik een out'ne muile misschienst?! (=krijg ik niks om te eten / drinken?) (Deinzes)
  28. ë kwag joenk (=een vogeljong dat nog te zwak is om zelfstandig te leven) (Munsterbilzen - Minsters)
  29. E ligt om te lumen (=Hij ligt al te slapen) (Iepers)
  30. e mei steken (=de mei steken wanneer een huis klaar is om het dak te leggen wordt een takkenbos of ruiker gestoken en de arbeiders worden getrakteerd) (Meers)
  31. E moe schart'n vo rond te kom'n (=Hij heeft moeite om de eindjes aan elkaar te knopen) (Iepers)
  32. e n' es te dom om ooi t' eten (=over iemand die dom is) (Iepers)
  33. e scheete in e flesche (=een drukte om niets) (Veurns)
  34. e sjcheet' in è netzak (=een drukte om niets) (Veurns)
  35. è sjcheete in è netzak (=veel lawaai om niets) (Veurns)
  36. e vat steken (=een kraan in een biervat steken om te kunnen tappen) (Sint-Niklaas)
  37. e zeel hood. (WT) (=voorraad hout om een jaar de broodoven en het fornuis te stoken) (Mechels (NL))
  38. è'k ik een aute muileken misschien? (=om uw ongenoegen te uiten wanneer je geen deel krijgt bij de verdeling van iets lekkers) (Lokers)
  39. edde soms zin om mee te gaon? (=ga jij ook mee?) (Oudenbosch)
  40. Edere mins heet 'r recht op óm gelökkig te zeen! (=Ieder mens heeft er recht op om gelukkig te zijn!) (Kinroois)
  41. éé pond sjaos ès mei wiëd as tein pond slimmighèts (=je moet niet altijd slim zijn om te slagen, geluk speelt een grote rol) (Munsterbilzen - Minsters)
  42. eegut al geluit (=is het al tijd om naar de kerk te gaan) (Oudenbosch)
  43. Een dessinge (=Een klap om de oren) (Gavers)
  44. een hoeie weg al isn krom, die is nie om (=weg) (Zeeuws)
  45. een klissie lopen (=een blokje om lopen) (Delfts)
  46. één om 'e tuun leid'n (=iemand op het verkeerde been zetten) (Westerkwartiers)
  47. één om haals breng'n (=iemand vermoorden) (Westerkwartiers)
  48. een sallowoase (=klap om je oren) (Hulshouts)
  49. een scheet in een flassche (=veel drukte om niets) (Lovendegems)
  50. Een schete in een flesse (=Het heeft niets om het lijf) (Zottegems)




Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen