137 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `zit`
- op de wipstoel zitten (=elk ogenblik ontslagen kunnen worden)
- op dezelfde golflengte zitten (=het grotendeels eens zijn)
- op dood spoor zitten (=een situatie waarin er geen vooruitgang of hoop is)
- op een droogje zitten (=op visite zijn en niks te eten of drinken krijgen)
- op een kratje zitten als dat nodig is (=bereid zijn om je aan te passen aan minder luxe)
- op fluweel zitten (=het erg goed en gemakkelijk hebben)
- op het hoge paard zitten. (=verwaand zijn)
- op het kussen zitten (=aan de macht zijn)
- op het zondaarsbankje zitten (=schuld bekennen)
- op hete kolen zitten (=ongeduldig zijn)
- op hete/gloeiende kolen zitten (=ongeduldig wachten / veel haast of spanning hebben)
- op je krent zitten (=niets uitvoeren)
- op je stokpaardje zitten (=over je lievelingsthema spreken)
- op je tabbaard/tabberd zitten (=afranselen)
- op rozen zitten (=erg gelukkig zijn en goed hebben)
- op salet zitten (=mooi aangekleed zijn en niet werken)
- op straat staan/zitten (=ontslagen zijn - geen onderdak meer hebben)
- op zwart zaad zitten (=geen geld hebben)
- opzitten en pootjes geven (=zich onderwerpen aan een verplicht gesprek)
- stevig in het zadel zitten (=machtig zijn, een belangrijke positie hebben)
- tot over je oren in het werk zitten (=heel veel werk hebben)
- tussen kop en staart zit de beste vis. (=extremen zijn zelden wenselijk )
- tussen twee vuren zitten (=uit twee slechte dingen moeten kiezen)
- vast in het zadel zitten (=zeker van iemands positie zijn in een organisatie)
- vlees en been bezitten (=niet mager en eerder groot zijn)
- voor de mast zitten (=niet opkunnen wat men op zijn bord heeft)
- voor een dubbeltje op de eerste rang willen zitten (=tegen minimale kosten maximaal voordeel verlangen)
- wat in het vat zit, verzuurt niet (=iets wat goed is en goed bewaard wordt, verliest zijn waarde niet / wat beloofd is zal ook worden ingelost)
- weten hoe de vork in de steel zit (=precies weten wat er gebeurd is)
- wie het dichtst bij het vuur zit, warmt zich het meest (=als je ergens nauw bij betrokken bent, geniet je het meeste voordeel ervan)
- wie in het schuitje zit moet meevaren (=wie ergens mee begonnen is moet dit ook afmaken)
- wie zijn billen brandt, moet op de blaren zitten (=als je iets doms doet, moet je de gevolgen dragen (liefst zonder klagen))
- wie zijn gat brandt, moet op de blaren zitten (=wie een risico neemt, moet de gevolgen dragen)
- zijn hoed zit altijd op zijn hoofd (=hij groet nooit iemand)
- zitten als een kikker op een kluitje (=zonder enige bewegingsruimte)
- zitten alsof men een luis in zijn oor heeft (=alsof hij door zijn geweten beschuldigd wordt)
- zo zit de vork in de steel (=zo zit de zaak in elkaar.)
50 dialectgezegden bevatten `zit`
- As 't al tegegåat za nen hond de kèrk omvèr zjieëken (=Als iets niets meezit, zit het serieus tegen) (Zeels)
- As d'r nen Mona Lisa op de baank (e) zit kriegie nen kearl 't hoes nich oet.* (=Als er een Mona Lisa op de bank zit krijg je de man de deur niet uit) (Twents)
- as de koje trèn zit (=als het niet meezit) (Munsterbilzen - Minsters)
- As de vloren vlaês ziên, zit d`r raegen in de loôch (=Als de vloeren vochtig zijn, zit er regen in de lucht) (Sevenums)
- As de zunne zit in 't westen bin de luien op zien besten (=Je kunt beter overdag werken, de avond is kort) (Giethoorns)
- As de zunne zit in 't westen, bin de luien op zien besten (=Je kunt beter overdag werken, de avond is kort) (Giethoorns)
- as de zunne zit int westn, warken de luijn op zun bestn (=als er laat wordt doorgewerkt) (Doornspijks)
- as os ma zit dat zoe es, dan est zoe! (=als moeder zegt dat het zo is, dan is het zo!) (Heusdens)
- assem wils daudsjiete, moeste mekan ne meiter boëve zene kop mikke; doë zit zen pretense (=hij heeft een heel dikke nek (een Hasselaar!) ) (Munsterbilzen - Minsters)
- aste èn stront gees plojere, gees te stinke (=graaf nooit te diep, je zit zo in de put) (Munsterbilzen - Minsters)
- aste gees vèsse moeste iës wiëte ofter wol vès zit (=je moet de klok niet willen luiden als je niet weet waar de klepel hangt) (Munsterbilzen - Minsters)
- aste koje trèn zit (=als het niet meezit) (Munsterbilzen - Minsters)
- astë koje trèn zit (=als er tegenslag mee gemoeid is) (Munsterbilzen - Minsters)
- aste toeres niks te doen hübs, kommet dan haaj ook nie doen (=blijf onder mijn ogen uit als je zit te niksen) (Munsterbilzen - Minsters)
- At Aspei ze lêmpke autgeet, zit Aspei èn den doenkele (=Als de hemel valt, hebben we allemaal een blauwe muts) (Bilzers)
- bau hings tich toch mér aut (=waar zit je toch maar) (Munsterbilzen - Minsters)
- Beej die luij zit eine bove op de veersj (=Een hoge hypotheek hebben) (Amies)
- bel mich mèr as ge traut zit (=met mij moet je geen welles-nietes spelleke) (Munsterbilzen - Minsters)
- Ben je van de commode gevallen (=Er zit een steekje bij je los) (IJmuidens)
- Bèrkenhoot brant goed! zit de Gènker èn Zutendaal. - Brim aech! antwoordt de Zutendaler. (=Berkenhout brand goed! zegt de Genkenaar in Zutendaal. - Brem ook! antwoordt de Zutendaler.) (Genker)
- bij hem zit ' n schroefke lös (=hij is een beetje gek) (Westerkwartiers)
- brinkste mën sloefe mèt aof aste boeëve bès (=zit niet in je neus te peuteren) (Munsterbilzen - Minsters)
- d r zittum un scheet dwars (=er zit hem iets dwars) (Oudenbosch)
- d´r zit doar gien leev´m ien ´e brou-
werij (=het is dood katoen daar) (Westerkwartiers)
- D' er zit veel poer acht'r (=Het gaat goed vooruit) (Hansbeeks)
- D'r is nog ein klats, (ein bietje) in. (=Er zit nog een beetje in.) (Roermonds)
- D'r zit 'n puut in m'n keele (=als iemand schor was) (Zeeuws)
- D'r zit een haar in de boter (=ruzie in het huishouden) (turnhouts)
- d'r zit een vlieg oan de lamp, 't zal er goan stuiven (=er zwaait wat) (Wichels)
- d'r zit gien zinnigheid an (=hij / zij is mak) (Vechtdals)
- d'r zit iet in zèen'n neus (=hij heeft bepaalde grieven) (Wichels)
- d'r zit stront an de knikker (=deze zaak stinkt) (Westerkwartiers)
- d'r zit wat ien wat de kat niet lust (=het eten is nog gloeiend heet) (Westerkwartiers)
- d' r zit geeëne skoif in (=het gaat niet vooruit) (Waregems)
- da gif nie mee (=dat zit muurvast) (Oudenbosch)
- da kan mich niks sjaele / boemme (=ik zit er niet mee in) (Munsterbilzen - Minsters)
- da speelt mie partn (=ik zit ermee verveeld) (Kortemarks)
- Da zit hemel en arde an vast hoor (=Dat is heel belangrijk hoor) (Bollenstreeks)
- da zit in de knossel (=dat zit verstrengeld) (Sint-Niklaas)
- Da zit nie op meune rigge, ofwel dadde neet gjeen brwoot (=Van iets waar men nog geen afstand wil van doen zegt men) (Maldegems)
- da zit nog in wije zakke (=het is nog maar de vraag) (Oudenbosch)
- da zit nog mar meejun piske vast (=dat zit nog maar net vast) (Oudenbosch)
- da zit proppudde vol (=dat zit stampvol) (Sint-Niklaas)
- da's 'em een doorn ien 't oog (=dat zit hem behoorlijk dwars) (Westerkwartiers)
- da's de oard van 't beestje (=dat zit in zijn natuur) (Westerkwartiers)
- da's gien zuvere kovvie (=dat zaakje zit een luchtje aan) (Westerkwartiers)
- Da's teut waor gien teut aachter zit (=In de ruimte kletsen) (Giethoorns)
- da' s moar ' n beedje ien ' n anner flanst (=dat zit niet goed inelkaar) (Westerkwartiers)
- daaj hèttët nie (=dar zit geen fut in) (Munsterbilzen - Minsters)
- daaj hult hërre portemënei tèsse hër knieë (=zij zit liever op geld dan op een man) (Munsterbilzen - Minsters)
Bronnen
De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers.
Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.
Zie ook:
- vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen