Uitspraak: | [zin] |
Vervoegingen: | zag (verl.tijd enkelv.) |
Vervoegingen: | heeft gezien (volt.deelw.) Toon alle vervoegingen |
Voorbeelden: | `een bril nodig hebben, omdat je minder goed gaat zien`, `een programma gezien hebben op tv` | |
Synoniem: | kijken | |
het voor gezien houden | (weggaan) | |
Ik zie je! | (<afscheidsgroet>) Synoniem: tot ziens | |
Mij niet gezien! | (<dit zeg je als je iets echt niet wilt>) | |
We zien wel. | (we wachten maar af) | |
iets zien in... | (verwachtingen hebben van (iets of iemand)) `Wat ziet hij toch in dat meisje?` |
Voorbeeld: | `Ik zie dat anders dan jij.` |
Voorbeelden: | `bleek zien`, `Het zag er blauw van de rook.` | |
Synoniem: | ogen |