Spreekwoorden met `zitten`

Zoek


104 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `zitten`

  1. aan de groene tafel zitten (=bestuurslid zijn)
  2. aan de grond zitten (=bankroet of totaal uitgeput zijn)
  3. aan de middelhand zitten (=niet eerst of laatst moeten spelen)
  4. aan de voeten van Gamaliël zitten (=aandachtig luisteren naar de les die een wijs persoon meegeeft)
  5. aan de voorhand zijn/zitten (=voorrang hebben)
  6. aan het laatje zitten (=bij de bron zitten / geld hebben)
  7. aan het roer zitten/staan (=de leiding hebben)
  8. aan het vinkentouw zitten (=in spanning iets afwachten en graag door willen)
  9. achter de veren zitten (=opjagen)
  10. achter de vodden zitten (=opjagen)
  11. achter iets zitten (=er de oorzaak van zijn)
  12. als een muis in de val zitten (=geen uitweg meer hebben)
  13. als een pareltje in het goud zitten (=zich tussen aangename personen (buren) bevinden)
  14. als haringen in een ton zitten (=zich erg dicht op elkaar bevinden)
  15. als je geschoren wordt, moet je stilzitten (=als er scherpe kritiek op je is (je wordt geschoren), kun je beter rustig wachten tot het voorbij is, in plaats van erop in te gaan)
  16. bij de pakken neerzitten (=geen oplossing meer zoeken, niet meer verder doen)
  17. daar zitten graten in (=daar klopt iets niet)
  18. daar zitten nogal wat haken en ogen aan (=er zijn meer problemen dan je op het eerste gezicht zou denken)
  19. dat gaat je niet in de kouwe/koude kleren zitten (=dat is heel ingrijpend. Daar ben je niet snel overheen (bijvoorbeeld een traumatische ervaring))
  20. dat zal hem niet glad zitten (=iets zal niet meevallen en moeilijk zijn)
  21. er dik in zitten (=de kans is groot dat het zo is)
  22. er muziek in zitten (=er veel van kunnen verwachten en/of plezier van beleven)
  23. er op zitten zweten (=er moeizaam of langdurig aan werken)
  24. er voor piet snot bij zitten (=er voor niets bijzitten)
  25. er voor spek en bonen bij zitten (=er voor niets bijzitten)
  26. er warmpjes bijzitten (=veel geld hebben, over ruime financiële middelen beschikken)
  27. ergens over inzitten (=zich zorgen over maken over iets)
  28. gauw op het paard zitten. (=snel driftig worden)
  29. geramd zitten (=in een gunstige positie verkeren)
  30. goed in de slappe was zitten (=veel geld hebben)
  31. het er niet bij laten zitten (=niet opgeven)
  32. hoog te paard zitten (=verwaand zijn, eigendunk hebben)
  33. iemand achter de broek/veren/vodden zitten (=iemand aansporen/opjagen / nauwlettend volgen)
  34. iemand op de hielen zitten (=iemand bijna te pakken hebben)
  35. iets niet op je laten zitten (=iets niet aanvaarden zonder tegenstand)
  36. in de broei zitten (=in verlegenheid zitten)
  37. in de knoei zitten (=grote moeilijkheden of zorgen hebben)
  38. in de knoop zitten (=er niet meer wijs uitraken - van slag zijn)
  39. in de lappenmand zitten (=ziek zijn)
  40. in de lift zitten (=de situatie waarin het zit wordt beter)
  41. in de lucht zitten (=algemeen voorkomen)
  42. in de muit zitten (=niet uitgaan)
  43. in de naad zitten (=bang zijn)
  44. in de nesten zitten (=met problemen zitten)
  45. in de p zitten (=in de penarie zitten)
  46. in de patatten zitten (=in de puree zitten)
  47. in de pee zitten (=in de penarie zitten)
  48. in de penarie zitten (=in grote moeilijkheden zitten)
  49. in de piepzak zitten (=geen oplossing weten, Bang zijn voor de gevolgen)
  50. in de put zitten (=somber of depressief zijn.)

25 betekenissen bevatten `zitten`

  1. opgestaan is plaats vergaan (=als je even wegloopt kan iemand anders op je stoel gaan zitten)
  2. in de rats zitten (=bang zijn of angst hebben / in de problemen zitten)
  3. aan het laatje zitten (=bij de bron zitten / geld hebben)
  4. daar zit `em de kneep/knoop (=daar zitten de moeilijkheden/problemen)
  5. er de wind onder hebben (=de schrik erin hebben zitten bij ondergeschikten)
  6. onder het mes zitten (=een examen hebben, in angstige omstandigheden zitten)
  7. een goede naam is beter dan olie (=een goede naam (reputatie) is beter dan veel geld (olie) bezitten)
  8. er niet van tussen kunnen (=er aan vastzitten)
  9. er niet mee getrouwd zijn (=er niet aan vastzitten, er niet toe verplicht zijn)
  10. er voor spek en bonen bij zitten (=er voor niets bijzitten)
  11. er voor piet snot bij zitten (=er voor niets bijzitten)
  12. iemand de wind uit de zeilen nemen (=iemand dwars zitten)
  13. een lange arm hebben (=iemand zelfs vanaf een grote afstand nog dwars kunnen zitten)
  14. elke medaille heeft een keerzijde (=iets van twee kanten bekijken, aan iedere zaak zitten twee kanten, vaak een positieve en minder positieve kant)
  15. in de p zitten (=in de penarie zitten)
  16. in de pee zitten (=in de penarie zitten)
  17. knijp zitten (=in de problemen zitten)
  18. in de patatten zitten (=in de puree zitten)
  19. in de penarie zitten (=in grote moeilijkheden zitten)
  20. in de broei zitten (=in verlegenheid zitten)
  21. in de nesten zitten (=met problemen zitten)
  22. de plank misslaan (=niet het goede inzicht hebben; ernaast zitten)
  23. de kriebel in zijn gat hebben (=niet kunnen stilzitten)
  24. de pantoffel kussen (=onder de slof zitten)
  25. de drie h s op de rug hebben (=vast zitten, niet weg kunnen komen)

50 dialectgezegden bevatten `zitten`

  1. 'k eint au mij zieel (=ik heb het zitten) (Vels)
  2. 't es gesketen, a liet ze zitten (=de verloving is verbroken) (Meers)
  3. 't es vaer van au gat, ge moet er nie(d) op zitten (=dat wondje / pijnlijk plekje valt best wel mee) (Wichels)
  4. 't Kwam mij dwars veur de hals te zitten (=Ik kon het niet door de keel krijgen) (Drents)
  5. 't zal aan me reet roeste (=ik kan er niet mee zitten) (Rotterdams)
  6. 't zijn goaten in heur kesses (=er zitten gaten in haar kousen) (Evergems)
  7. ' t e noo ne proop' ren / skooën' n (=hij laat het zitten / haakt af (verbolgen reactie) ) (Waregems)
  8. ' t gaot er batterren (=het gaat er tegen zitten) (Nijlens)
  9. a ee sjau (=hij heeft het zitten) (Meers)
  10. a eet 't spek on zènne meuln (=hij heeft het zitten) (Meers)
  11. a eet on zenne rekker (=hij heeft het zitten) (Meers)
  12. a eet'n't o zanne rekker (=hij heeft het zitten) (Ninoofs)
  13. a zit op meine blaak (=in iemands vaarwater zitten) (Nijlens)
  14. a-j knienen hebt, he-j ok köttels (=Overal zitten consequenties aan) (Sallands)
  15. aarg' ns verlet van hemm' n (=ergens om verlegen zitten) (Westerkwartiers)
  16. aater iemed zen vasse zitte (=achter iemands veren zitten) (Munsterbilzen - Minsters)
  17. ae ee't oan zèene rekker (=hij heeft het zitten) (Wichels)
  18. ai eit 't spek oan (=hij heeft het zitten) (Leefdaals)
  19. Aj proemen hebt hej ok pitten (=Overal zitten consequenties aan) (Drents)
  20. ajé van jan (=hij heeft het zitten) (Antwerps)
  21. Ajei get zitte (=Hij is de dupe, hij heeft het zitten) (Mechels (BE))
  22. ajeiget on zaaine rekker (=hij heet het zitten) (Antwerps)
  23. ak goen ze es pakken van vanachter (=op u vrouwen zitten) (Herns (Herne, VL-B))
  24. als`t nait heuft, loat den mor (=als het niet hoeft, laat dan maar zitten) (Hogelandsters)
  25. An beiese kante dernève (=Ernaast zitten) (Betuws)
  26. an zen getten emme (=problemen hebben, in de knoei zitten) (Tiens)
  27. aoën iemëd zittë te foeëmëlë (=aan iemand zitten te 'plukken') (Munsterbilzen - Minsters)
  28. as soeëvës de kwakkërs kwakë, geet ët raengërë (=als de kikkers 's avonds zitten te kwaken, gaat het zeker regenen) (Munsterbilzen - Minsters)
  29. as't nait huift, loat den mor (=als het niet hoeft, laat dan maar zitten) (Gronings)
  30. assët aoën dich ès, höbsët zitte (=als je het aan de hand hebt, heb je het zitten) (Munsterbilzen - Minsters)
  31. ast sitte wust gaast maar naar leuwarden (=als je zitten wilt ga je maar naar Leeuwarden (de gevangenis) ) (Harlingers)
  32. aste braaf bès, mèetske, mauste op mën stang zitte (=kom maar op het kader van mijn fiets zitten) (Munsterbilzen - Minsters)
  33. bau gebiërt niks verkeird (=ook vogels zitten al eens in (lelijke) nesten) (Munsterbilzen - Minsters)
  34. benaat zin, mette poepers zitten (=schrik hebben) (Sint-Niklaas)
  35. bèste ë nèske aont maoke (=je haren zitten heel verward) (Munsterbilzen - Minsters)
  36. bieét'n ip iemand (=op iemands kop zitten) (Waregems)
  37. Bijna bij de heere Jezus aan tafel zitten (=Hoog in een flat wonen) (IJmuidens)
  38. bloem'n op zèn bieënen èmmen (=bloemen op de benen hebben - de benen zijn rood geblakerd van bij de stoof te zitten of rood van de kou) (Meers)
  39. Blut zijn . (=Geen geld meer hebben, op zwart zaad zitten) (Utrechts)
  40. boezjeerd'au nie (=blijf onbeweeglijk zitten) (Wichels)
  41. broeskoekeren (=bij mooi weer in huis zitten) (Flakkees)
  42. d r zitte duive op ut dak (=kinderen die stiekem zitten mee te luisteren) (Oudenbosch)
  43. d'r mee onder zitten (=iets bij u hebben) (Moorsel)
  44. dae haet gein zittendje vot (=hij kan niet stil blijven zitten) (Heitsers)
  45. dae hèt ët zeel aon (=die heeft 't zitten) (Munsterbilzen - Minsters)
  46. dae hèt niks èn de kop, mér waol alles èn de broek (=hij heeft zijn verstand in zijn broek zitten) (Munsterbilzen - Minsters)
  47. dae hèttet spek on zen been (=die heeft het zitten) (Munsterbilzen - Minsters)
  48. Dao haet d' n bekker zien vrouw doorhaer gejaag (=Er zitten gaten in het brood) (Venloos)
  49. Dao hieët de bekker zien wiêf door gejaagdj (=als er te veel holle plekken in het brood zitten) (Weerts)
  50. daor komde nie mir vanaf (=daar blijf je mee zitten (oude voorraad) ) (Oudenbosch)




Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen