94 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `komen`
- aan beurt komen (=aan werk geraken)
- aan de galg komen (=ter dood veroordeeld worden)
- aan het licht komen (=bekend worden van ongunstige dingen)
- aan zijn gerief komen (=vinden wat men nodig heeft (inz. seksuele behoeften))
- aan zijn trekken komen (=krijgen wat diegene graag wilt en fijn/leuk vindt)
- als bijen naar de honing komen (=met velen komen en sterk gemotiveerd zijn)
- als winnaar/beste uit de bus komen (=iets of iemand blijkt het beste te zijn)
- beslagen ten ijs komen (=goed voorbereid zijn)
- boven water komen / boven water halen (=tevoorschijn komen / tevoorschijn halen, verschijnen, opduiken)
- daar kan niets van inkomen (=dat zal niet lukken)
- de aardappelen komen niet voor de eikenblaren (=boerenregel. De aardappelplant begint te groeien als de eik in het blad komt)
- de gaande en komende man (=iedereen die komt opdagen)
- de liefde kan niet van één kant komen (=als je samen iets doet zal ieder moeten bijdragen)
- denken met kousen en schoenen in de hemel te komen (=denken dat men zich niet moet inspannen)
- door de achterdeur weer binnenkomen (=onverwacht terugkomen op een afgeronde situatie)
- door de kajuitsramen aan boord komen (=onmiddellijk bevelhebber worden, zonder eerste ondergeschikte te zijn geweest)
- door het kluisgat aan boord komen (=de lagere rangen doorlopen alvorens bevelhebber te worden)
- een kink in de kabel komen (=iets tussen komen)
- er bekaaid (van) afkomen (=een te lage prijs ervoor krijgen)
- er is een tijd van komen en er is een tijd van gaan (=aan alles komt een einde)
- er is geen doorkomen aan (=je geraakt er niet door)
- er komen met krabben en bijten (=er met heel veel moeite komen)
- er kunnen inkomen (=het wel kunnen begrijpen)
- er mee voor de draad komen (=zeggen wat de precieze bedoeling is)
- er zonder kleerscheuren afkomen (=helemaal niets mankeren na een ongeluk)
- eruit komen (=een oplossing vinden)
- gaan doet komen (=als je ergens moeite voor doet komen dingen ook jouw kant op)
- goed uit de verf komen (=beter tot uiting komen of succesvoller zijn dan verwacht.)
- handen tekort komen (=te weinig hulp hebben , overstelpt worden)
- het moet uit de lengte of uit de breedte komen (=het moet hoe dan ook uitgespaard worden)
- het paard moet tot de kribbe komen. (=wie belang heeft bij een zaak moet er zelf op uit gaan)
- iemand in het naadgaren komen (=iemand erg hinderen)
- iemand zien aankomen (=weten waar hij over zal beginnen, zich er alvast tegen wapenen)
- iemands eer te na komen (=iemand beledigen - iemands naam aantasten)
- in een goed blaadje proberen te komen (=een goede reputatie proberen te verkrijgen)
- in geen kerk of kluis komen (=niet godsdienstig zijn)
- in het gedrang komen (=met moeilijkheden te maken krijgen)
- in het gevlij komen (=doen wat iemand graag ziet om in de gunst te komen)
- in iemands kraam te pas komen (=iets wat iemand nodig had)
- in zwang komen / raken (=iets wordt een modeverschijnsel)
- je moet de kat niet aan de kaas laten komen. (=zorg voor niet te veel verleiding)
- jezelf tegenkomen (=geconfronteerd worden met de gevolgen van je eigen acties.)
- kan uit Nazareth iets goeds komen? (=wanneer iemand een bepaalde opvoeding heeft gehad kan daar niks goeds van verwacht worden)
- komen als een dief in de nacht (=onverwacht komen)
- komen met de paal als het brood in de oven is (=te laat komen)
- komen waar de duivel zijn staart keert (=op een zeer onherbergzame plaats aankomen.)
- krom jezelf als je door de wereld wilt komen (=je moet er wat voor over hebben om iets te bereiken)
- man met de hamer tegenkomen (=totaal uitgeput geraken)
- men poot de aardappelen wanneer men wil, ze komen toch niet in april (=boerenregel. Aardappelen komen pas in mei uit)
- met beslagen paarden op het ijs komen. (=goed voorbereid zijn voor zijn taak)
152 betekenissen bevatten `komen`
- de eindjes (niet) aan elkaar knopen (=(niet) rond komen (met z`n inkomen))
- met zijn neus in de boter vallen (=(Onverwacht) goed terechtkomen)
- met zijn gat in de boter vallen (=(onverwacht) goed terechtkomen)
- over de drempel komen (=aan huis komen)
- werelds goed is eb en vloed (=aardse goederen komen en gaan)
- in de lucht zitten (=algemeen voorkomen)
- geld stinkt niet (=alle manieren om aan geld te komen zijn toegestaan)
- zonder geluk vaart niemand wel (=alleen met hard werken komt men er niet, ook een beetje geluk is nodig om ergens te komen)
- hoe meer vis, hoe droever water (=als er meer mensen komen valt er minder te verdelen (erfenissen))
- gaan doet komen (=als je ergens moeite voor doet komen dingen ook jouw kant op)
- belofte maakt schuld (=als je iets beloofd hebt moet je dat ook nakomen)
- een geplaveide weg is des duivels oorkussen (=als je niets doet en lui bent, doe je ook niks goeds / mensen die zich vervelen omdat ze niets te doen hebben, kunnen tot de slechts dingen komen daardoor)
- armoede zoekt list. (=armoede dwingt om op zoek te gaan naar alternatieve manieren om rond te komen)
- goed uit de verf komen (=beter tot uiting komen of succesvoller zijn dan verwacht.)
- met hangende pootjes thuiskomen (=bewust van schuld (thuis)komen / zeer tegen zijn zin)
- men poot de aardappelen wanneer men wil, ze komen toch niet in april (=boerenregel. Aardappelen komen pas in mei uit)
- met opgestoken/opgestreken/opgezet zeil naar iemand toe gaan (=boos naar iemand toe gaan of boos bij iemand binnen komen)
- er zal geen haan naar kraaien (=dat zal niemand te weten komen)
- het water komt op de dijk. (=de tranen komen op)
- de vrucht der ervaring rijpt niet aan jonge takken (=de verstandigste opmerkingen komen van oudere mensen)
- de kraaien zullen het uitbrengen (=de waarheid zal aan het licht komen)
- in het gevlij komen (=doen wat iemand graag ziet om in de gunst te komen)
- een zware pijp roken (=door eigen schuld in moeilijkheden komen)
- door vragen wordt men wijs (=door het stellen van vragen kun je veel te weten komen en veel kennis opdoen)
- de regen schuwen en in de sloot vallen (=door iets onaangenaams te ontwijken in nog groter problemen komen)
- voorkomen is beter dan genezen (=door voorzichtig te zijn kun je problemen en ongelukken voorkomen)
- met een nat zeil thuiskomen (=dronken thuiskomen)
- in de papieren lopen (=duur uitkomen, veel geld kosten)
- een eed met boter bezegeld. (=een belofte zonder echte intentie om de belofte na te komen)
- niet het zout op zijn patatten verdienen (=een klein inkomen hebben)
- de bom is gebarsten (=een langdurige spanning of conflict is tot een uitbarsting gekomen)
- een paar mensen optrommelen (=een paar mensen laten komen)
- een appeltje voor de dorst (=een reserve voor moeilijke tijden die mogelijk nog gaan komen)
- het kind bij de naam noemen (=eerlijk voor de mening uitkomen)
- goede sier maken (=er (overdreven) goed van leven / goed overkomen bij anderen)
- tussen twee stoelen in de as vallen (=er bekaaid vanaf komen)
- er komen met krabben en bijten (=er met heel veel moeite komen)
- tegen de paal lopen (=er slecht vanaf komen)
- er een balletje over opgooien (=er voorzichtig over beginnen te praten om erachter te komen wat anderen ervan vinden)
- er zijn maal wel mee kunnen doen (=er wel mee toekomen)
- er behoort meer tot een huishouden dan het zoutvat. (=er zijn veel bijkomende kosten)
- dat muisje heeft een staartje. (=er zullen nog problemen komen)
- de hand op iets leggen (=ergens aan kunnen komen)
- de kraag kosten (=ergens bij om het leven komen)
- in de termen vallen (=ergens in aanmerking voor komen)
- zuur opbreken (=ergens mee in moeilijkheden komen (later))
- iets niet over zijn hart kunnen krijgen (=ergens niet toe kunnen komen of ergens op gesteld zijn)
- onder de schoenzolen schrijven (=ergens niets van terecht komen)
- ergens verzeild raken (=ergens onbedoeld terechtkomen)
- je kruk ergens tussen steken (=ergens ter hulp komen)
50 dialectgezegden bevatten `komen`
- 'k zien liever heur iele dan heur tiëne (=Ik zie ze liever gaan dan komen) (Antwerps)
- 'n pisboodschapke doen (=een boodschap doen om iets anders aan de weet te komen) (Westerkwartiers)
- 't ei ut zijn gat vroagn (=iets te weten willen komen) (Knesselaars)
- 't hink'nd peerd komt achteraan (=na goede dagen komen weer slechte) (Westerkwartiers)
- 't Is amoul koek en aa (=Goed overeen komen) (Bevers)
- 't is goe doan (=ze komen goed overeen) (Sint-Niklaas)
- 't is ier a duvekot (=het is hier een komen en gaan) (Nieuwpoorts)
- 'T koom'n doa akkelgoar'ns van (=Daar komen problemen van) (Harelbeeks)
- 't padje waarm holl'n (=voortdurend er op terug komen) (Westerkwartiers)
- "c'est l'oeil qui faut" zèjt de woale (=je moet er maar op komen) (Brakels)
- ' t is of de duvel d' r met speult (=alle ongelukken komen tegelijk) (Westerkwartiers)
- aa kavër autte graach haole (=met oude feiten komen aandragen) (Munsterbilzen - Minsters)
- aachterum is 't kermis (=je kunt gerust achterom komen) (Boakels)
- Aan zijn gerief komen (=Een orgasme bereiken) (Amsterdams)
- achter 't net viss'n (=te laat voor iets komen) (Westerkwartiers)
- achter iets kommen (=iets komen halen) (Wichels)
- achteróm is kèrmis (=uitspraak om aan te geven dat je niet aan hoeft te bellen maar gerust achterom mag komen) (Heitsers)
- Achterum is 't kermis (=Graag achterom naar binnen komen) (Winssens)
- akkedeïre (=goed met elkaar overweg komen) (Waanroods)
- al moeten et de kraeë autbringe (=ooit zal dit aan 't licht komen) (Munsterbilzen - Minsters)
- aoën de derde mem hange (=overal te laat komen) (Munsterbilzen - Minsters)
- aoën de lèste mem hange (=met alles achterop komen) (Munsterbilzen - Minsters)
- aon koume gesjees (=aan komen rijden) (Mestreechs)
- aon koume gestieveld (=aan komen gelopen) (Mestreechs)
- as du baljuu van Axel (=te laat komen) (Hulsters (NL))
- as onze paa dè zie, is ut kòt te klèèn (=als vader dat ziet, komen er moeilijkheden van) (Tilburgs)
- As ze omdraaie, komme ze terug (=Als ze omdraaien, komen ze terug) (Termeis)
- attet garnezoen jing op haus aofkump esset nen heile opstand (=het is een hele bedoening als alle kinderen tegelijk naar huis komen) (Bilzers)
- aule: Waur aule ze 't! (=Hoe komen ze erbij!) (Lebbeeks)
- aut zë kot koeëmë (=uit de hoek komen) (Munsterbilzen - Minsters)
- baar'n: Vé de bare' kommen (=Te voorschijn komen) (Lebbeeks)
- baeter zën broek gesjieërd as zën K. verbrand (=er nog goed vanaf komen) (Munsterbilzen - Minsters)
- Ballen slaan (=In de problemen komen / veel geld verdienen) (Amsterdamse straattaal)
- besjieëte trautkoeëme (=belabberd er vanaf komen) (Munsterbilzen - Minsters)
- bij iemës iëver den dërpël koëme (=bij iemand aan huis komen) (Munsterbilzen - Minsters)
- binnenwaaien (=onverwachts binnen komen) (Lovendegems)
- blijven hangen, plekken (=op cafe gaan en laat naar huis komen) (Meers)
- Bo dë browër és mot dë bèkker nie zin (=Waar de brouwer is moet de bakker niet komen) (Tongers)
- d'r beknaisd vanof komme (=met veel geluk ergans vanaf komen) (Katwijks)
- D'r is een tied van kommen en d'r is een tied van gaon. (=Er is een tijd van komen en er is een tijd van gaan) (achterhoeks)
- Da i wa danders (=Iets nieuws te weten komen en veranderen van mening) (Harelbeeks)
- Da koome kwedddele van (=Daar komen problemen van) (Mechels (BE))
- da wort val mè nie te binnen (=ik kan op dat woord niet komen) (Sint-Niklaas)
- da zien ver dan wol, zaachte blinne (=zorgen voor morgen komen altijd één dagte vroeg) (Munsterbilzen - Minsters)
- Daai stôse zin ver allang verbij (=Daar komen we niet meer op terug) (Bilzers)
- daaj moet hél krétse vër rond te koëme (=die moet hard werken en besparen om rond te komen met zijn geld) (Munsterbilzen - Minsters)
- Dadd'n eet ooltwuppe gin brwuh (=Dat kan nog van pas komen) (Harelbeeks)
- dae is d’r graselik vanaaf gekómme (=geluk hebben; ergens goed vanaf komen) (Heitsers)
- dae is dao doeëd bie geblaeve (=hij is daarbij komen te overlijden) (Heitsers)
- dae waertj nog neet vèt al zit se ‘m op eine weiteberm (=hij kan eten wat hij wil zonder aan te komen (weiteberm = een stapel tarwe)) (Heitsers)
Bronnen
De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers.
Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.
Zie ook:
- vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen