Spreekwoorden met `heel`

Zoek

18 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `heel`

  1. dat scheelt een slok op een borrel (=dat scheelt heel wat)
  2. de tijd heelt alle wonden (=na lange tijd zal de pijn vanzelf over gaan)
  3. een heel alfabet (=een heleboel)
  4. er geen spaan van heel laten (=iets compleet vernielen)
  5. geheel oog zijn (=heel goed opletten)
  6. geheel oor zijn (=heel goed opletten - goed luisteren)
  7. genoeg voor een heel weeshuis. (=als je ergens heel veel van hebt)
  8. heel wat in zijn mandje hebben (=veel geleerd hebben, veel weten)
  9. heel wat op zijn kerfstok hebben (=veel dingen misdaan hebben (afgeleid van het gebruik om schulden bij een café te registreren door kerfjes in een stok te snijden))
  10. het scheelde maar een haartje (=dat ging maar net goed)
  11. het scheelt hem in zijn bovenverdieping (=hij is niet goed wijs)
  12. het scheelt hem onder de muts. (=hij is niet helemaal goed wijs)
  13. Jan en heel de wereld (=iedereen)
  14. over heel veel schijven gaan (=veel hiërarchische of administratieve niveaus moeten zich ermee bemoeien)
  15. tijd heelt alle wonden (=door het verloop van tijd worden herinneringen zwakker en de erge dingen minder erg)
  16. zachte heelmeesters maken stinkende wonden (=sommige problemen kunnen niet met zachtheid opgelost worden)
  17. zo scheel als de hondenwacht (=zeer scheel)
  18. zo scheel als een otter (=zeer scheel)

138 betekenissen bevatten `heel`

  1. genoeg voor een heel weeshuis. (=als je ergens heel veel van hebt)
  2. breek me de bek niet open (=begin daar maar niet over, want daar kan ik heel veel negatieve dingen over vertellen)
  3. dat is nog van voor de zondvloed (=dat is al heel oud)
  4. dat is andere koek (=dat is heel iets anders)
  5. dat gaat je niet in de kouwe/koude kleren zitten (=dat is heel ingrijpend. Daar ben je niet snel overheen (bijvoorbeeld een traumatische ervaring))
  6. dat kan ik wel in mijn holle kies stoppen (=dat is wel een heel klein beetje)
  7. dat is ook geen heksen (=dat is wel heel gemakkelijk)
  8. iets op je lever hebben (=dat je nog iets wilt uiten, dat er iets is dat je heel erg dwars zit en dat gezegd moet worden)
  9. dat scheelt een slok op een borrel (=dat scheelt heel wat)
  10. de kurk waarop de zaak drijft (=de basis (steun) van het geheel)
  11. eén onderrok trekt meer dan twee paarden. (=de invloed van een vrouw is heel sterk)
  12. aan een zijden draadje hangen (=de kansen zijn nog niet verkeken, maar het scheelt erg weinig)
  13. iets in één adem uitlezen (=een boek waaraan je begonnen bent heel snel uitlezen, omdat je het zo spannend vindt)
  14. branden als een (tiere)lier (=een heel erg hevige brand)
  15. een hoofd als een ijzeren pot. (=een heel goed geheugen hebben)
  16. een verschil van dag en nacht. (=een heel groot verschil.)
  17. wie zijn naasten te schande maakt, onteert zichzelf (=een klein foutje, kan een groot geheel te schande maken)
  18. er een hele kluif aan hebben (=er een heel probleem aan hebben)
  19. doorgestoken kaart (=er is heel duidelijk iets mis! Hier is getracht om iemand te laten geloven dat er bij toeval iets gebeurt, terwijl het in feite van tevoren gearrangeerd is)
  20. er komen met krabben en bijten (=er met heel veel moeite komen)
  21. er gezoden en gebraden liggen. (=ergens heel vaak zijn)
  22. iemand iets op een briefje geven (=ergens heel zeker van zijn)
  23. de reis is nog niet ten einde als men kerk en toren herkent (=geef niet op voor het doel geheel is bereikt)
  24. als een blad van een boom veranderen/omkeren (=geheel anders gaan gedragen)
  25. totus tuus (=geheel de uwe)
  26. met huid en haar (=geheel en al)
  27. zo dood als een pier (=geheel en al dood, als een aardworm die slap aan de hengel hangt)
  28. tabula rasa maken (=geheel herbeginnen - de boel helemaal opruimen)
  29. in koelen bloede iets doen (=geheel kalm en rustig iets doen, alsof er niets aan de hand is)
  30. met tak en wortel uitroeien (=geheel uitroeien)
  31. leven als een oester (=geheel van de wereld afgezonderd leven)
  32. een gouden hart hebben (=heel aardig/lief zijn)
  33. geen nagel hebben om zijn gat te krabben (=heel erg arm zijn)
  34. als de dood zijn voor iets (=heel erg bang zijn voor iets)
  35. te dom zijn om voor de duvel/duivel te dansen (=heel erg dom zijn)
  36. met de ogen verslinden (=heel erg graag zien)
  37. liegen of/dat het gedrukt staat (=heel erg hard liegen)
  38. tranen met tuiten huilen/schreien (=heel erg huilen zonder dat het echt erg is)
  39. zo koud als een kaalgeschoren schaap (=heel erg koud)
  40. je een aap lachen (=heel erg lachen)
  41. zo lek als een zeef zijn (=heel erg lek zijn)
  42. zo oud als de weg naar Rome zijn (=heel erg oud)
  43. zo oud als de weg naar Kralingen zijn (=heel erg oud)
  44. zo slim als een vos zijn (=heel erg slim zijn)
  45. kijken of men het in Keulen hoort donderen (=heel erg verbaasd kijken)
  46. kijken of men water ziet branden (=heel erg verbaasd kijken)
  47. tot over je oren verliefd (=heel erg verliefd)
  48. stok en steen verwend (=heel erg verwend)
  49. zo fris als een hoentje (=heel fris, nog erg jong)
  50. zo mak als een lammetje (=heel gedwee zijn)

50 dialectgezegden bevatten `heel`

  1. 'k ben skele van d'n dus (=ik heb heel veel dorst) (Zwevegems)
  2. 'k heb de hele dag op me klauwe gestaan (=ik heb heel hard gewerkt) (Rotterdams)
  3. 'k skrok me ut gompes (=ik schrok heel erg) (Katwijks)
  4. 'k verdien ier 't zaat op min petetten nog nie (=ik verdien hier heel weinig) (Sint-Niklaas)
  5. 'k zag 't permentelijk (=ik zag het heel goed) (Sint-Niklaas)
  6. 'k zal 't em wal in zijn sause duen (=Ik zal het hem wel heel voorzichtig laten weten) (Lokers)
  7. 'k zeg a mo da (van het frans 'je ne te dis que ça' (=om aan te duiden dat iets heel goed of opmerkelijk is) (Hals)
  8. 'k zit weer mètte wubbers (=ik ben weer heel zenuwachtig) (Sint-Niklaas)
  9. 'k zun op al eiligen roepen (=ik heb heel veel pijn...) (Sint-Niklaas)
  10. 'kzî zo stijf als een bard (=ik ben heel stijf) (Sint-Niklaas)
  11. 'n drupke eulie dut wonder'n (=een druppel olie doet heel veel) (Westerkwartiers)
  12. 'n echte boerakkerbaal (=heel slecht aangegeven bal) (Westerkwartiers)
  13. 'n goed verstoander het moar 'n haalf woord neudeg (=heel goed begrijpen waarom het draait) (Westerkwartiers)
  14. 'n Hil dil / Hil veul (=heel veel) (Helenaveens)
  15. 'n kop as un slegge (=Een heel groot hoofd) (Flakkees)
  16. 'n rónd jaor (=een heel jaar) (Wells)
  17. 'n woepstert van 'n (=nu moet je even heel goed luisteren) (Gronings)
  18. 't e doa ol krotte en koempanie (=het is daar heel armoedig) (Wevelgems)
  19. 't ès van lèk mijn lèppe (=' t is heel lekker) (Zottegems)
  20. 't gijt piano an (=het gaat heel rustig aan) (Westerkwartiers)
  21. 't Glim azz 'n hondekullechie in de maneschijn (=Het glimt / glanst heel erg) (Hoeksche Waards)
  22. 't grummelt (=het sneeuwt heel zachtjes) (Twents)
  23. 't is 'n drup op 'n gloei'nde ploat (=het helpt heel weinig) (Westerkwartiers)
  24. 't is 'n hakk'nkruk (=hij is heel slecht ter been) (Westerkwartiers)
  25. 't is 'nen hillen treej (=het is een heel eind lopen) (Luyksgestels)
  26. 't is alweer 'n heule Piet (=hij is al weer een heel stuk opgeknapt) (Westerkwartiers)
  27. 't is e heel hefte (='t is veel) (Veurns)
  28. 't is e hele rimbambelle (='t is een heel gedoe) (Veurns)
  29. 'T is hêêl gie (=Het gelijkt op u) (Gistels)
  30. 'T is hiej zo duuster es 'ne zak, zakkeduuster (=Het is hier heel donker.) (Roermonds)
  31. 't is moar ne veusschuut gruuet (=iets heel klein) (Bambrugs)
  32. 't is of de duvel d'r met speult (=dat is nou wel heel toevallig!) (Westerkwartiers)
  33. 't is ont zeveren; 't is mor muggepis (=heel fijne, zachte regen) (Sint-Niklaas)
  34. 't is precies borak (=het eten is heel fel gezouten) (Sint-Niklaas)
  35. 't komt bij hem hiel krekt (=hij werkt heel nauwgezet) (Westerkwartiers)
  36. 't kumpt niej zoe naa (=Het moet niet heel precies zijn) (Stals)
  37. 't kwam zomoar uut de lucht vaal'n (=het kwam heel onverwachts) (Westerkwartiers)
  38. 't lijt niet aan heur dat de oorlog nog niet aofloop'm is (=het is een wel heel simpel iemand) (Westerkwartiers)
  39. 't mos groeit tusse m'n benen, ik staat hier wortel te schiete (=ik sta hier al heel lang te wachten) (Rotterdams)
  40. 't regent aa waaven (=het regent heel hard) (Geels)
  41. 't schildje mer 'n ditje en 'n detje (='t scheelde heel weinig) (Weerts)
  42. 't smeltj inne mônd, wi-j doevestrônt (=als iets heel lekker is) (Weerts)
  43. 't Sneet, 't sneet. De pannen zijn gebreid. (=Het sneeuwt héél veel.) (Massems)
  44. 't spoelt / klapt van water (=heel hard regenen) (Westfries)
  45. 't stik(kump) nie zoe na (='t moet niet heel juist zijn) (Munsterbilzen - Minsters)
  46. 't swieët liuëp lans de spledde va mij gat (=ik ben heel hevig aan het zweten) (Kaprijks)
  47. 't vriest stejenen öt de groond (=het vriest heel hard) (Geels)
  48. 't vrust dat 't knapt (=het vriest heel erg) (Westerkwartiers)
  49. 't was van lek me liptje (='t Was heel lekker) (Veurns)
  50. 't Woajd gelik de vroede bjèstn (=Het waait heel erg) (Roeselaars)


Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen