Spreekwoorden met `haring`

Zoek

19 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `haring`

  1. als haringen in een ton zitten (=zich erg dicht op elkaar bevinden)
  2. daar steekt meer in dan een enkele panharing (=daar zit meer achter)
  3. de haring braadt hier niet (=het gaat niet zoals het zou moeten)
  4. de haring braden om de hom of kuit (=iets opofferen om een kleinigheid)
  5. de haring hangt aan zijn eigen kieuwen (=men dient verantwoording te nemen voor de eigen daden)
  6. de haring over de kop varen (=het doel voorbijschieten)
  7. de haringvijver (=de Noordzee)
  8. die haring braadt niet (=dat (meestal geniepige) plannetje schijnt niet te lukken)
  9. er haring of kuit van willen hebben (=precies willen weten hoe het in elkaar steekt)
  10. geen haring zo mager of men braadt er vet uit. (=zelfs uit iets kleins of ogenschijnlijk onbelangrijks valt wel iets waardevols te halen.)
  11. haring bij de vleet (=in overvloed. (Een `vleet` is een groot net dat door de haringloggers werd/wordt gebruikt.))
  12. haring in het land, dokter aan de kant (=haring eten is zeer gezond; haring is zelfs één van de beste vissen voor je gezondheid)
  13. haring of kuit ergens van willen hebben (=hij wil iets zeker weten of uitgezocht zien)
  14. lelijk ten haring gevaren zijn (=zwaar pech hebben)
  15. roep geen haring voor hij in het net is (=wees niet te voorbarig)
  16. waar geen vis is, is haring ook vis (=je moet voor alles moeite doen)
  17. zijn haring braadt daar niet (=hij is daar niet welkom)
  18. zo droog als een haring (=hij zegt bijna niks)
  19. zo Hollands als haring met uitjes (=typisch Hollands)

2 betekenissen bevatten `haring`

  1. haring in het land, dokter aan de kant (=haring eten is zeer gezond; haring is zelfs één van de beste vissen voor je gezondheid)
  2. haring bij de vleet (=in overvloed. (Een `vleet` is een groot net dat door de haringloggers werd/wordt gebruikt.))

7 dialectgezegden bevatten `haring`

  1. (zéér oud woord ) slaphangere (=geroosterde (zoete) haring) (Zottegems)
  2. 'n panne heirink (=een pan haring) (Overmeers)
  3. de man oet nog nen heiring waaj ter daud wos (=de man at nog een haring toen hij dood was) (Munsterbilzen - Minsters)
  4. dooie -visje-vreter (=iemand die een haring verorbert) (Westerkwartiers)
  5. een wetters biefstek (=een in azijn opgelegde haring) (Wetters)
  6. Effe hèring hàèlen (=Even haring halen) (Katwijks)
  7. Oun heirink zal nie broan (uw haring zal niet braden) (=Dat zal niet voor mekaar komen) (Bevers)


Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen