18 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `alles`
- aan alles een kleurtje weten te geven (=voor alles wel een uitleg weten)
- alles door het halsgat jagen (=alles opmaken aan eten en drinken)
- alles komt uit al moesten de kraaien het uitbrengen (=de waarheid komt altijd uit)
- alles kort en klein slaan (=de hele inboedel kapot slaan)
- alles malletje naar malletje doen/maken (=alles steeds weer op precies dezelfde manier doen)
- alles op alles zetten (=zich tot het uiterste inspannen om iets te bereiken)
- alles op één kaart zetten (=een groot risico nemen door op slechts één kans te gokken)
- alles op haren en snaren zetten (=alle middelen aanwenden / alles in het werk stellen)
- alles op het spel zetten (=alles inzetten en mogelijk alles verliezen)
- alles over de vloer halen (=alles verplaatsen)
- alles over een kam scheren (=alles en iedereen gelijk stellen)
- alles wat los en vast is (=echt alles)
- als je alles van tevoren weet, ga je liggen voor je valt (=het heeft geen zin zich na afloop te beklagen over gebrek aan voorkennis. (Meestal in antwoord op klachten als `Als ik dat van tevoren geweten had.`))
- als je alles van tevoren wist, dan kwam je met een dubbeltje de wereld rond (=het heeft geen zin zich na afloop te beklagen over gebrek aan voorkennis. (Meestal in antwoord op klachten als `Als ik dat van tevoren geweten had.`))
- je mag wel alles eten, maar niet alles weten. (=ik hoef je niet alles te vertellen.)
- jong en oud, op het eind wordt alles koud. (=uiteindelijk gaat iedereen dood.)
- weet wat je zegt, maar zeg niet alles wat je weet (=wees voorzichtig met woorden en je informatie)
- wie zijn pap gemorst heeft kan niet alles weer oprapen (=schade kan nooit geheel worden goedgemaakt)
113 betekenissen bevatten `alles`
- naar iemands pijpen dansen (=(onderdanig) alles doen wat iemand vraagt)
- er is een tijd van komen en er is een tijd van gaan (=aan alles komt een einde)
- je hart uitstorten (=aan iemand alles (in vertrouwen) vertellen)
- je ziel en zaligheid verkopen (=absoluut alles opofferen)
- alles op haren en snaren zetten (=alle middelen aanwenden / alles in het werk stellen)
- voor Sinterklaas spelen (=alle wensen vervullen, alles voor iedereen betalen)
- niets afslaan behalve vliegen (=alles aannemen)
- de wereld op zijn duim kunnen draaien (=alles doen wat iemand wil)
- bij de roes (=alles door elkaar)
- alles over een kam scheren (=alles en iedereen gelijk stellen)
- het loopt op rolletjes (=alles gaat als vanzelf)
- botertje aan de boom zijn / het is botertje tot de boom (=alles gaat goed zonder problemen)
- ogen van achteren en van voren hebben (=alles goed in de gaten houden)
- je ogen de kost geven (=alles goed in zich opnemen)
- alle tij heeft zijn weertij (=alles heeft een keerzijde)
- wie weet waarom de ganzen blootsvoets gaan? (=alles heeft een reden, ook al is die niet altijd even duidelijk)
- de kruik gaat zolang te water tot zij barst (=alles heeft zijn beperkingen)
- alles op het spel zetten (=alles inzetten en mogelijk alles verliezen)
- er is niets nieuws onder de zon (=alles is al eerder vertoond)
- boven water zijn (=alles is bekend geworden of is teruggevonden)
- in kannen en kruiken zijn (=alles is geregeld)
- de kust is veilig (=alles is in orde - er is niemand in de buurt)
- voor niets gaat de zon op (=alles kost geld en/of moeite)
- zo vrij als een vogeltje in de lucht (=alles kunnen doen en laten wat iemand wil)
- een haaienmaag hebben (=alles kunnen verorberen)
- we gaan geen ijsje eten (=alles mislukt)
- tot in de puntjes regelen (=alles nauwkeurig regelen)
- kreupel of koning. (=alles of niets.)
- de bramzeilen bijzetten (=alles op alles zetten)
- eet geen paaseieren op goede vrijdag (=alles op zijn tijd, het feest niet te vroeg vieren)
- long en lever verteren (=alles opmaken)
- alles door het halsgat jagen (=alles opmaken aan eten en drinken)
- de volle laag krijgen (=alles over zich heen krijgen)
- geen middel onbeproefd laten (=alles proberen om een doel te bereiken.)
- alles malletje naar malletje doen/maken (=alles steeds weer op precies dezelfde manier doen)
- een oude rot in het vak (zijn) (=alles van het vak afweten en alles weten hoe te doen)
- iemand tot op zijn hemd uitkleden (=alles van iemand afnemen, een te hoge prijs laten betalen)
- iemand om zijn vinger (kunnen) winden (=alles van iemand gedaan (kunnen) krijgen of alles mogen)
- aan alle dingen komt een eind. (=alles verandert)
- landen verzanden, zanden verlanden. (=alles verandert)
- alles over de vloer halen (=alles verplaatsen)
- geen ding betert door ouderdom (=alles verslijt door de ouderdom)
- je hebben en houwen verliezen (=alles wat iemand bezit kwijtraken)
- have en goed (verliezen) (=alles wat je hebt (verliezen))
- je uitkleden voor men naar bed gaat (=alles weggeven voor men sterft)
- er ei of kuiken van willen hebben. (=alles willen weten)
- overdag hebben waar men `s nachts van droomt (=alles zomaar in de schoot geworpen krijgen)
- als `t schip zinkt dan zinkt ook de lading (=als een zaak bankroet gaat, dan is men meestal ook alles kwijt)
- eén kwade dag maakt de winter niet. (=als iets verkeerd gaat, hoeft nog niet alles verkeerd te gaan.)
- ouderdom komt met gebreken (=als je ouder wordt ga je van alles mankeren)
50 dialectgezegden bevatten `alles`
-
veur en nao 't aete kumtj alles inne sjakosj! (=voor en na het eten komt alles in orde!) (Kinroois)
- 'k Em gien oege oep me gat zenne! (=Ik kan niet alles gezien hebben!) (Mechels (BE))
- 'k em gin oejge oep ma gat! (=ik kan niet alles zien!) (Antwerps)
- 'k zoen achterwoars over de baulde springen (=Ik zou alles aankunnen) (Maldegems)
- 'nen alweter (=iemand die altijd alles beter weet) (Sint-Niklaas)
- 'T book is al òmgedraage. (=Je bent te laat, alles is op.) (Roermonds)
- 't ej uit zijn gat vroan (=hij wil alles weten) (Kaprijks)
- 't ene moe je doen en 't aander niet loat'n (=men moet alles goed afmaken) (Westerkwartiers)
- 't es ne skuddebuindle (=alles is wanordelijk verpakt) (Waregems)
- 't Giet ow goed, bi'j al wa-j doet. (=Het gaat je goed, bij alles wat je doet.) (Vechtdals)
- 't ieën buiten 't ander (=alles in aanmerking genomen) (Wichels)
- 't ieën mee 't ander (=alles in aanmerking genomen) (Kaprijks)
- 't is aolt van iet da nen puit geen haor eet (=Er is voor alles wel een reden te vinden) (Bevers)
- 't is buug'n of barst'n (=het moet ten koste van alles doorgaan) (Westerkwartiers)
- 'T is e blièvege (=Ze eet niet alles op) (Poperings)
- 't is en oekerore (o van pot) (=hij houdt alles bij) (Veurns)
- 't is gesneed'n stuut (=alles is goed voorbereid) (Westerkwartiers)
- 't is goe gevoarn (=alles goed verlopen) (Kaprijks)
- 't is koek en aai (=alles loopt goed) (turnhouts)
- 't is ne moeial (=hij bemoeit zich met alles) (Sint-Niklaas)
- 't is nie ol evangelie dat de paster prikt (=je moet niet alles geloven dat ze zeggen) (Veurns)
- 't is nie ol gin goed dat blienkt, en slicht da stienkt! (=Niet alles wat blinkt is goud, en niet alles wat stinkt is slecht.) (Veurns)
- 't is niet alles gold wat d'r blinkt (=niet alles is zo goed als het lijkt) (Westerkwartiers)
- 't is weinig as 't nie 'edeild kan worre en veul as 't nie op kan (=je kunt alles delen, maar kunt ook alles wel op maken) (Nijkerks)
- 't kiend met 't badwodder votgooi'n (=in één keer alles weggooien) (Westerkwartiers)
- 't komp zoas 't komp zee de boer en scheet zuk in de boksem (=je kunt je druk maken om van alles en nog wat, het komt toch zoals het komt) (gronings)
- 't Kump good. (WT) (=alles komt goed) (Mechels (NL))
- 't laeve ès waaj ën naoës, de moes ter alles authaole wat trèn zit (=het leven is als een neus, je moet er alles uithalen wat er in zit) (Munsterbilzen - Minsters)
- 't Lèste himme hèt geen maole (=Wie sterft moet alles achterlaten) (Bilzers)
- 't ligt ier ol in astrabansje (=alles ligt hier overhoop) (Wevelgems)
- 't ligt oiup overul (=alles ligt overhoop) (Lochristis)
- 't oenderste uut de kanne wiln (=alles willen) (Veurns)
- 't schuurtje moet bij 't huuske bliev'm (=zo regelen dat alles blijft kloppen) (Westerkwartiers)
- 't spel es espe (=alles is in orde) (Deinzes)
- 't veirken sloebert alles op (=het varken slobbert alles op) (Sint-Niklaas)
- 't Was oalemoal noar den duvel (=alles was kapot) (Bambrugs)
- ‘t ieën mi ‘t ander (=alles in aanmerking genomen) (Meers)
- ‘t lig ool in asterbansie (=alles ligt overhoop) (Harelbeeks)
- ' kè geen ogen op minne rug zulle (=ik kan niet alles zien) (Sint-Niklaas)
- ' t stijt aal' moal pankloar veur dij (=we hebben alles goed voor jou voorbereid) (Westerkwartiers)
- a moe krochen om 't binnen te krijgen (=hij moet zijn best doem om alles op te eten) (Meers)
- A mooi? (=alles goed?) (Amsterdamse straattaal)
- A-j er goed an toekoemen (=alles wel beschouwd, goed bekeken) (Giethoorns)
- Aa schaart alles mee (=Hij neemt alles mee) (Onze-Lieve-Vrouw-Waver)
- Aan alles mert höbbe. (=Zich van niets wat aantrekken.) (Roermonds)
- aanes maok ich tich get aanester wijs (=je moet niet alles van me aannemen) (Munsterbilzen - Minsters)
- achter de kluud'n luup'n (=alles doen voor iemand) (Deinzes)
- aïs oep sai pünt, ... sikuur (zeker <1930) (=over iemand die alles piekfijn in orde wil hebben) (Kalforts)
- al 't hoeêpe (g)ereeknd (=alles samengeteld) (Waregems)
- Al mee al (=alles bijeen genomen, alles wel beschouwd) (Zelzaats)
Bronnen
De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers.
Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.
Zie ook:
- vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen