Spreekwoorden met `paard`

Zoek


127 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `paard`

  1. aan een dood paard trekken. (=je inspannen voor iets, dat tot mislukken gedoemd is)
  2. aardewerk is geen paardenwerk. (=graven of in aarde werken is een vermoeiende bezigheid)
  3. achteruit gaan als een hollend paard (=snel terrein verliezen)
  4. anderhalve man en een paardenkop (=weinig aanwezigen)
  5. beter een blind paard dan een leeg halster. (=beter iets dan niets)
  6. beter één ezel voor de ploeg dan twee paarden op stal. (=kiezen voor zekerheid.)
  7. dat is een paard van een daalder. (=dat is een trots mens)
  8. dat kan het paard niet trekken. (=daar heb ik onvoldoende geld voor)
  9. dat paard zal mij niet meer slaan (=dat zal mij niet meer gebeuren)
  10. de beste paarden staan op stal. (=de leukste meisjes gaan niet uit)
  11. de boer op de bok liet de teugels vieren, het paard kende zelf de weg wel. (=je moet niet doen alsof je de beste bent, iemand anders weet ook wel wat)
  12. de één mag een paard stelen, de ander mag niet over het hek kijken. (=sommigen mogen alles, anderen mogen niets)
  13. de groten rijden te paard en de kleinen hangen tussen hemel en aarde. (=de machtige lui leven op kosten van de gewone man)
  14. de man wel, maar het paard niet (=niet helemaal eerlijk zijn)
  15. de paarden die de haver verdienen krijgen ze niet (=zij die het goede werk verrichten, krijgen niet altijd de beloning)
  16. de paarden die de haver verdienen, krijgen ze niet. (=verdienste blijft vaak onbeloond)
  17. de prins op het witte paard (=de man van je dromen)
  18. denken moet je aan een paard overlaten, dat heeft een groter hoofd (=niet te veel denken maar doen)
  19. denken moet je aan een paard overlaten, die hebben een groter hoofd. (=je moet niet te veel denken)
  20. een blind paard zou er geen schade doen (=een armoedig interieur)
  21. een dood paard aan een boom binden (=overdreven voorzichtig zijn)
  22. een gegeven paard mag men niet in de bek kijken. (=als men een geschenk krijgt, dan moet men niet zoeken of er hier of daar wat aan mankeert.)
  23. een gehuurd paard en eigen sporen maken korte mijlen (=eigen bezit beschadigt men minder dan gekregen of gehuurd bezit)
  24. een gehuurd paard en eigen sporen maken korte mijlen. (=men is geneigd andermans spullen te misbruiken)
  25. een goed paard maakt nog geen goede ruiter. (=niet enkel de middelen tellen, ook de vaardigheid is belangrijk om resultaat te krijgen.)
  26. een gouden zadel maakt geen ezel tot paard. (=een mens verandert niet door uiterlijkheden)
  27. een man zonder vrouw is als een paard zonder teugels. (=in het huwelijk hebben man en vrouw elkaar nodig)
  28. eén onderrok trekt meer dan twee paarden. (=de invloed van een vrouw is heel sterk)
  29. een ongeluk komt te paard en gaat te voet (=een ongeluk is snel gebeurd, maar de gevolgen slepen lang aan)
  30. een oortje gespaard is een oortje gewonnen. (=alle beetjes helpen als je spaart.)
  31. een oud paard hoort graag het klappen van de zweep. (=een oud persoon hoort graag verhalen over het oude vakmanschap)
  32. een oud paard van stal halen. (=oude argumenten opnieuw gebruiken)
  33. een paard dat eens op hol is geslagen, kan dat snel weer doen. (=een eens gemaakte fout, begaat men makkelijk weer)
  34. een paard dat stormt en een meisje dat wil trouwen zijn niet tegen te houwen. (=niet tot iets anders te bewegen)
  35. een paard met een zachte mond moet men met zachte toom besturen. (=zachtaardige mensen moet men niet streng behandelen)
  36. een paard, dat voor de tweede keer de sprong niet neemt, neemt hem ook voor de derde keer niet. (=iemand die al twee keer geen beslissing durft te nemen, komt nooit tot een besluit)
  37. een paardenmiddel (=een uiterste remedie)
  38. een ridder van het lui paard zijn (=steeds smoesjes verzinnen en de schuld buiten jezelf leggen)
  39. een schurftig paard vreest de roskam (=iemand die aan iets schuldig is, heeft liever niet dat datgeen onderzocht wordt)
  40. een schurftig paard vreest de roskam. (=wie wat op z`n geweten heeft, is bang voor het onderzoek)
  41. een vrouwenhaar trekt sterker dan tien paarden. (=de invloed van een vrouw is zeer sterk)
  42. een ziekte komt te paard en gaat te voet (=men wordt snel ziek maar genezen duurt lang)
  43. een ziekte komt te paard en gaat te voet. (=snel ziek worden, maar langzaam genezen)
  44. elk zijn meug, zei de boer en hij at paardenkeutels in plaats van vijgen. (=boeren zijn koppige mensen die hun eigen zin doen)
  45. eten als een paard. (=heel veel eten)
  46. gauw op het paard zitten. (=snel driftig worden)
  47. geen tien paarden brengen me daar naar toe. (=in geen geval ga ik daar naar toe)
  48. gepaard gaan met (=samengaan met)
  49. heeft de duivel `t paard gegeten, dan neemt hij de toom ook nog. (=ben je eenmaal in handen van slechte mensen gevallen, dan verlies je alles.)
  50. heeft de duivel het paard gegeten, dan neemt hij de toom ook nog. (=ben je eenmaal in de macht van slechte mensen, dan wordt het alleen maar erger)

5 betekenissen bevatten `paard`

  1. dat kan Bruin(tje) niet trekken (=dat kunnen we ons niet veroorloven (afgeleid van een populaire naam voor trekpaarden))
  2. het gaat van sassenbloed (=het gaat met grote opofferingen gepaard)
  3. het moet uit de lengte of uit de breedte komen (=het moet hoe dan ook uitgespaard worden)
  4. met de witte perdekies naar Velzeke rijden (=krankzinnig worden. In Velzeke bevindt zich een sanatorium; de `witte perdekies` (witte paardjes) verwijzen naar een ziekenwagen, waarmee de geestesgestoorde afgevoerd wordt. Uitdrukking uit het zuiden van Oost-Vlaanderen)
  5. op je vet teren (=leven van gespaard geld)

43 dialectgezegden bevatten `paard`

  1. 'n geev'm peerd moe'j niet ien 'e bek kiek'n (=een gegeven paard moet je niet in de bek kijken) (Westerkwartiers)
  2. 'n geev'n peerd maag je niet ien 'e bek kiek'n (=geven - 'n gegeven paard mag je niet in de bek kijken) (Westerkwartiers)
  3. 'n Peerd en un hond hinkt um de stront (=Wanneer een paard of een hond maar iets aan hun poten hebben, lopen ze mank) (Achterhoeks)
  4. aa sjpannne / e pead aa sjpanne (=inspannen / een paard inspannen) (Mechels (NL))
  5. Bertës van de Sjeiper wor zjus dezelfde aster mèt ze piëd on kaffei bij Zjengske èn Hiëseld stond (=Bertus x werd ook geregeld door zijn paard teruggereden van bij Café Welkom in Heesveld) (Munsterbilzen - Minsters)
  6. da paarde rande van da barg aff (=de paard rende van de berg te snel) (Spakenburgs)
  7. Da peirt is op sturm gesloogen. (=Dat paard slaat op hol.) (Bevers)
  8. dae kan wërke waaj ë miëlepiëd (=die kan hard werken (zoals een paard dat de molen aandrijft)) (Munsterbilzen - Minsters)
  9. dae zup waaj ne kaarhings (=hij zuipt als een paard) (Munsterbilzen - Minsters)
  10. dat pieëd hèt zëne poeëse al lang gehaage (=dat paard is al ouder dan 12 jaar (en dus versleten°) (Munsterbilzen - Minsters)
  11. de iene boer vroagt an den nare boer, wei giet het be oer pjerd me pjerd da giet nie da lupt, en wei lupt oer pjerd oh het giet (=de ene boer vraagt aan de andere boer hoe gaat met Uw paard de boer antwoord mijn paard gaat niet, dat loopt, en hoe loopt Uw paard oh het gaat) (Heusdens)
  12. de knubbel ien 't hoenerhok gooi'n (=man en paard noemen) (Westerkwartiers)
  13. de moes zër eër nie ammël èn dezelfste körf lègge (=nooit op één paard wedden !) (Munsterbilzen - Minsters)
  14. De pil kwam op z'n knol met z'n eik. (=de dokter kwam te paard met zijn hond) (Helders)
  15. Den löp noast de schoone (=Dat is een over het paard getild persoon.) (Twents)
  16. dinken moej je oan un perd leaten doewn de hit unne gruttere kop (=denken moet je aan een paard laten doen dat heeft een groter hoofd) (Budels)
  17. dorst als het paard van bibbe (zierikzee) (=veel drinken) (Zeeuws)
  18. dorst as paerd van bibbe (=dorst als het paard van bibbe (zierikzee) ) (Zeeuws)
  19. e gegèève pèèrd moogs te nie èn de moul kiehke. (=een gegeven paard mag je niet in de (bek) muil kijken) (Genker)
  20. E pèird da moe wèrken moe hoaver èn (=Een paard dat moet werken moet haver krijgen) (Bambrugs)
  21. E pjeit ei ne sjeit (=Een paard heeft een staart) (Mechels (BE))
  22. ein krak van ei paerd (=paard (onverzorgd mager ) ) (Steins)
  23. frans goehn: paard, dat de voorste hoeven naar buiten werpt. (=Frans lopend paard (Franse stand)) (Genker)
  24. hae kërdoef waaj ë piëd (=hij 'loopt' als een paard) (Munsterbilzen - Minsters)
  25. hij lopt noast zien schoen'n (=hij is over het paard getild) (Westerkwartiers)
  26. ik kan zingen gelek e pjied mo kan zoe noag nie loeëpen (=ik kan zingen zoals een paard maar kan niet zo hard lopen) (Denderleeuws)
  27. Kolen varen (=Iets vervoeren met paard en kar, bvb kolen (brandstof)) (Berings)
  28. Krijg nog liever een schop van een paard (=Er geen zin in hebben) (Rotterdams)
  29. lopt venterlaterre (=snel lopende hond of paard) (Veurns)
  30. niet alle eier onner één piek legg'n (=men moet niet op één paard wedden) (Westerkwartiers)
  31. Over het paard getild (=Arrogant) (Rotterdams)
  32. paerd scherp zetten (=paard schroeven onder hoefijzers doen bij gladheid) (Sevenums)
  33. pèèrd èn kèèr (=paard en wagen) (Tilburgs)
  34. scherlewiep op zijn peird zittn (=dwars op een paard zitten) (Sint-Laureins)
  35. sloekke waaj ne sjierdosser (=eten als een paard) (Munsterbilzen - Minsters)
  36. vër den trauw èssët : sjatsjë lêk mich...en noeë den trauw : och vërrèk mich ! (=ook een prins op het witte paard valt er al eens af !) (Munsterbilzen - Minsters)
  37. wereke as e pjaad (=werken als een paard) (Overrepens)
  38. wit pjeid, zwet pjeid (=wit paard, zwart paard (tongbreker)) (Vilvoords)
  39. Wut pjeit zwet pjeit (snel achter mekaar zeggen was een spelletje (=Wit paard zwart paard) (Londerzeels)
  40. ze kan nie te peirde rien (=ze kan niet met het paard rijden) (Tielts)
  41. Zjang Maajers, mèt zen braudkar, koëm mekan altijd zaot trèg iëver den Driëf van Eegebilze (=Het paard van bakker Jan Meyers kende de weg van Eigenbilzen over de Dreef van buiten, als Zjang weer eens zat was.) (Munsterbilzen - Minsters)
  42. zoe dom as ' t pjeid van kristis en da was ne nezel (=zo dom als het paard van christus en dat was een ezel) (Denderleeuws)
  43. äöver de streen haoje (=een paard aansporen om harder te lopen; iemand dwingen om iets (sneller) te doen) (Heitsers)




Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen