Spreekwoorden met `blijf`

Zoek

11 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `blijf`

  1. al draagt een aap een gouden ring, het is en blijft een lelijk ding (=wie zich mooi aankleedt wordt daarmee zelf nog niet mooi)
  2. als je je pet ertegenaan gooit dan blijft hij hangen (=dat stukje verfwerk is niet erg vlak uitgevoerd)
  3. blijf aan jouw kantje (=je mag hem niet aanraken, hij is niet aanspreekbaar)
  4. blijf uit zijn kielwater of je raakt in zijn zog (=blijf uit zijn buurt, want je wordt er slechter van)
  5. eens gezegd, blijft gezegd (=als iemand iets belooft moet die dat ook uitvoeren)
  6. er blijft veel aan maat en strijkstok hangen (=lang niet alles komt op zijn plaats terecht)
  7. geef, zodat je gevende blijft (=geef niet meer dan dat je kunt missen.)
  8. schoenmaker blijf bij je leest (=hou je niet bezig met dingen waar je niets van weet)
  9. van koper blijf je proper en van ijzer word je niks wijzer (=koper is veel waard, ijzer niet)
  10. waar de boom gevallen is, blijft hij liggen (=gedane zaken nemen geen keer)
  11. wie schrijft, die blijft. (=documenteer alles goed voor je eigen bestwil)

17 betekenissen bevatten `blijf`

  1. botten blijven platvis (=als je dom bent dan blijf je dat)
  2. kalmte zal je redden (=als je rustig blijft gaan de dingen beter)
  3. de kruik gaat zo lang te water tot ze barst/breekt (=als men steeds risico`s blijft nemen, gaat het een keer mis)
  4. wie de teugel slap laat hangen, kan met een mak paard nog op hol raken. (=blijf altijd aandachtig en geconcentreerd)
  5. blijf uit zijn kielwater of je raakt in zijn zog (=blijf uit zijn buurt, want je wordt er slechter van)
  6. doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg. (=blijf vooral normaal doen)
  7. ars longo vita brevis (=de kunst blijft lang en het leven is kort)
  8. rijd voort maar zie om (=doe verder maar blijf opletten)
  9. rijd voort voerman maar zie om (=doe verder maar blijf wel opletten)
  10. eerlijk duurt het langst (=een leugen komt op den duur altijd uit, maar de waarheid blijft altijd waar)
  11. het is broekzak-vestzak. (=er wordt betaald, maar het geld blijft bij dezelfde kliek)
  12. het is zo lang als het breed is (=het blijft hetzelfde, hoe je het ook bekijkt)
  13. het onweer is niet van de lucht (=iets dat steeds blijft doorgaan of iemand die telkens weer kwaad tekeer gaat)
  14. ik ben geen uithangbord (=ik heb meer te doen, ik blijf niet wachten/zo staan)
  15. duren is een mooie stad (=nu is het goed, maar blijft dat zo?)
  16. naar de bar(re)biesjes gaan (=totaal verloren gaan zonder dat er iets van overblijft (bijv. een schip dat vergaat))
  17. de paarden die de haver verdienen, krijgen ze niet. (=verdienste blijft vaak onbeloond)

50 dialectgezegden bevatten `blijf`

  1. 'k goa nie lange lett'n (=ik blijf niet lang) (Wevelgems)
  2. 'k gon nie lange letten (=ik blijf niet lang) (Veurns)
  3. 'k weed-er gieënn blijf mee (=ik kan er geen weg mee) (Kaprijks)
  4. 't blijf laaë donker (=de zon komt laat op) (Kaprijks)
  5. 't blijf laaë kloar (=de zon gaat laat onder) (Kaprijks)
  6. a ploade blijf steekn (=je valt in herhaling) (Kaprijks)
  7. A-j ' t platte van de voeten maar onder joe ollen (=blijf met de voeten op de grond staan wees verstandig en nuchter blijven) (Giethoorns)
  8. a-k=j 't platte van de voeten maar onder joe olln (=blijf nuchter, geen verbeelding, blijf gezond) (Giethoorns)
  9. A'j 't platte van de voeten maar onder joe olln (=blijf met de voeten op de grond staan, , nuchter blijven) (Giethoorns)
  10. astë niks baeter kons autvènne, moeste zën klep haage (=blijf geen valse excuses zoeken) (Munsterbilzen - Minsters)
  11. aste toeres niks te doen hübs, kommet dan haaj ook nie doen (=blijf onder mijn ogen uit als je zit te niksen) (Munsterbilzen - Minsters)
  12. begin pas te dreme aste goed wakker bès ! (=blijf er goed met je hoofd bij, want dromen zijn bedrog) (Munsterbilzen - Minsters)
  13. belste mich aste boëve bès (=blijf uit je neus!) (Munsterbilzen - Minsters)
  14. Blafter mè er poewete vanaf (=blijf er af) (Diesters)
  15. blèèft ur meej oew pòlle van aaf!! (=blijf er met je handen af!!) (Tilburgs)
  16. Blef eraf mee oe jatten, pollen (=blijf eraf met je handen!) (Brabants )
  17. Bléft da mé ou tengele af! (=blijf daar af!) (Mechels (BE))
  18. bleft van men waaf (=blijf van mijn vrouw af) (Hulshouts)
  19. blefteraf (=blijf daarvan af) (Booms)
  20. blie der af me aow peggen (=blijf met je handen er vanaf) (Brabants)
  21. blief mer uut zien klauwe (=blijf uit zijn buurt) (Opglabbeeks)
  22. Blief met de klamotten d’r af , of ik krieg ow be’j de klammieten. (=blijf met de vingers er vanaf anders pak ik jou) (achterhoeks)
  23. Blief mèt dien fikke dao vanaaf. (=blijf daar met je handen vanaf.) (Gelaens (Geleens))
  24. blief met dien poten van mien poedie of (=blijf met je handen van me vrouwtje af) (Gronings)
  25. Blief van mien af , I-j mag mien wel an de boks kommen, moar alleen at e an den draod hink (=blijf van me af) (Achterhoeks)
  26. Blieft d’r met de jatten / peute van af! (=blijf er met je handen van af!) (Aaltens)
  27. blieft er nou us mé oe fikkes vanaaf (=blijf er nou eens vanaf!) (Budels)
  28. blieve, iech blijf / blief heij (=blijven, ik blijf hier) (Mestreechs)
  29. blifs tich de diëre aofloope (=blijf je van deur tot deur gaan) (Munsterbilzen - Minsters)
  30. blijf daar met je vuile jatte van af! (=blijf daarvan af!) (Amsterdams)
  31. blijf daar met uw puten van af. (=blijf daar met uw handen af) (Lovendegems)
  32. blijf doë mèt zen tengels vanaof (=hou je daar maar niet mee bezig) (Munsterbilzen - Minsters)
  33. blijf èn zën koej (=blijf in je kot) (Munsterbilzen - Minsters)
  34. blijf mèt zën vagge van mich aof (=blijf met je handen van me af) (Munsterbilzen - Minsters)
  35. blijf mèt zëne bebber ter tëssen aut (=bemoei er u niet mee) (Munsterbilzen - Minsters)
  36. blijf nog get, dan geeste seffes mèr get vrigger voert! (=je hebt nog wel wat tijd) (Munsterbilzen - Minsters)
  37. blijf ter mèt zen fikke vanaof (=handen af!) (Munsterbilzen - Minsters)
  38. blijf van mich aof (=blijf van mijn lijf) (Bilzers)
  39. Bluf in u kot (=blijf thuis) (Lauws)
  40. Bluuft doar me je fikken van (=blijf daarvan af) (Poperings)
  41. boe blijf ger het hoole (=waar blijven jullie het vandaan halen) (Neerharens)
  42. boezjeerd'au nie (=blijf onbeweeglijk zitten) (Wichels)
  43. daor komde nie mir vanaf (=daar blijf je mee zitten (oude voorraad) ) (Oudenbosch)
  44. de bès genen iëzël aste niks kins, de bès toch nen iëzël aste niks leire wilts (=met wat goede wil blijf je geen ezel) (Munsterbilzen - Minsters)
  45. die maggie houwe- of blijf af met je klauwen (=blauwe) (Rotterdams)
  46. doë kos ich nie mèt onder de viet aut (=daar wist ik geen blijf mee) (Munsterbilzen - Minsters)
  47. e koet én de loch springe (=geen blijf weten met zijn geluk) (Bilzers)
  48. eih bennek, eih blavek (Hergé) (=hier ben ik, hier blijf ik) (Brussels)
  49. ènt bèd sterve de meeste minse (=ik blijf graag laat op) (Munsterbilzen - Minsters)
  50. èste gank mekan zievër (=blijf je nu in je neus peuteren !) (Munsterbilzen - Minsters)


Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen