Spreekwoorden met `gaten`

Zoek

5 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `gaten`

  1. het loopt de spuigaten uit. (=het is te veel geworden)
  2. iets in de gaten krijgen (=iets ontdekken, iets zien)
  3. iets/iemand in de gaten hebben/krijgen (=doorkrijgen hoe dingen in elkaar steken of zicht houden op de situatie)
  4. nieuwe bezems vegen schoon, maar oude bezems kennen alle hoeken en gaten (=nieuwe medewerkers (of: nieuwe leiders) pakken de zaken grondig aan, maar oude medewerkers (of: oude leiders) weten hoe het moet op grond van ervaring)
  5. uit alle hoeken en gaten (=van alle kanten)

8 betekenissen bevatten `gaten`

  1. ogen van achteren en van voren hebben (=alles goed in de gaten houden)
  2. het in de ramen hebben (=het in de gaten hebben)
  3. niet op je achterhoofd gevallen zijn (=hij is behoorlijk slim; hij heeft iets wel in de gaten)
  4. gekke Henkie (=iemand die niets in de gaten heeft (bv. `Je denkt toch niet dat ik gekke Henkie ben ?`))
  5. er lucht van krijgen (=iets in de gaten krijgen)
  6. iets met argusogen bekijken (=iets wantrouwend bekijken. Iets nauwlettend in de gaten houden)
  7. een oog in het zeil houden (=in de gaten houden)
  8. de vinger aan de pols houden (=in de gaten houden of alles goed gaat)

50 dialectgezegden bevatten `gaten`

  1. 'n oogje ien 't zeil holl'n (=iets in de gaten houden) (Westerkwartiers)
  2. 't è nie moollek (=Dat heb je meteen in de gaten / Dat is makkelijk) (Gents)
  3. 't zijn goaten in heur kesses (=er zitten gaten in haar kousen) (Evergems)
  4. A gen naas ha (=In de gaten hebben) (Nijswillers)
  5. aal waj in gaten heb n, oevie in de bult'n niey te zuuk'b (=als je het in de gaten hebt, hoef je het in de bulten niet te zoeken) (Klazienaveens)
  6. ajeigeteur (=hij heeft het in de gaten) (Antwerps)
  7. alle hoekjes en hörntjes (=alle hoeken en gaten) (Westerkwartiers)
  8. Dae haet de aerpel oetkòmme (=Iemand met gaten in zijn sokken) (Steins)
  9. Dae haet naas gater wie ein Beljs paerd (=Iemand met grote neus gaten) (Swalmens)
  10. dae hèt ën mëmoëre waaj ën zaajbaor (=hij heeft grote gaten in zijn geheugen) (Munsterbilzen - Minsters)
  11. dae mosse in de löcher halde (=die moet je in de gaten houden) (Venloos)
  12. Dao haet d' n bekker zien vrouw doorhaer gejaag (=Er zitten gaten in het brood) (Venloos)
  13. Daor hedde gin errug in (=Dat heb je niet in de gaten) (Ewijk (Euiwwiks))
  14. daoretie gin aariging in gat (=dat heeft hij niet in de gaten gehad) (Oudenbosch)
  15. dat haar d'r niet ien 'e peiling (=dat had hij niet in de gaten) (Westerkwartiers)
  16. dat had ik al ien 'e peiling (=dat had ik al in de gaten) (Westerkwartiers)
  17. de hëbs zën iërappële nog nie autgëaete (=je hebt gaten in je sokken (kousen)) (Munsterbilzen - Minsters)
  18. de petaate kome al oit (=Bij iemand met gaten in zijn kousen) (Antwerps)
  19. dieje naon motte nie in de botter braoje (=hem moet je in de gaten houden) (Oudenbosch)
  20. doeëg: 'k Em a in doeëg (=Ik hou je in de gaten) (Lebbeeks)
  21. Dom wean heendert nich ' t wördt pas slim a-j ' t zölf nich deur hebt (=Het is niet erg om dom te zijn, het wordt pas erg als je het zelf niet in de gaten hebt) (Twents)
  22. Du has de eapel an 't bleune (=Je hebt gaten in je sokken) (Mechels (NL))
  23. èèrepel in oew sòkke (=gaten in je sokken) (Tilburgs)
  24. en gebit gelèèk de kèrmes van Riel (=een gebit waarin veel gaten zijn gevallen.) (Tilburgs)
  25. èrgen in hebben (=in de gaten hebben) (Clings)
  26. gaten vol en dun deksel dur op (=Vriezen na veel regenweer) (Sevenums)
  27. gèn e.rg inhèbbe (=niet in de gaten hebben) (Genneps)
  28. gesjoeëten hëbbe (=in de gaten hebben) (Munsterbilzen - Minsters)
  29. get gauw gesjaote höbbe (=iets gauw in de gaten hebben) (Steins)
  30. hae woeërt niks gewaar (=hij had niks in de gaten) (Weerts)
  31. hem in het tjok houden (=iemand in de gaten houden) (Nijmeegs)
  32. hij kreeg 't ien 'e neus (=hij kreeg het in de gaten) (Westerkwartiers)
  33. hoge boom'm vang'n veul wiend (=bekende mensen worden in de gaten gehouden) (Westerkwartiers)
  34. ieërappel èn zën zokke hëbbe (=gaten in zijn kousen / sokken hebben) (Munsterbilzen - Minsters)
  35. iemand op het snotje hebben (=iemand in de gaten houden) (Westfries)
  36. Iets in de smiezen houwen (=Iets in de gaten houden) (Rotterdams)
  37. Ik snuif jou (=Ik heb je in de gaten) (Amsterdams)
  38. In 't oeg haave (=In de gaten houden) (Herentals)
  39. in 't snötjen emmen (=het door hebben, in de gaten hebben) (Wichels)
  40. in de mot èn (=in de gaten hebben) (Kaprijks)
  41. in de smieze houwe (=in de gaten houden) (Westfries)
  42. in doeweg haawe (=in de gaten houden) (Geels)
  43. Je mòt 'm dun skille (=Houd hem in gaten) (Texels)
  44. keb um in de krummels (=ik heb hem in de gaten) (Klazienaveens)
  45. mèen uuëgen stoan nie(d) op mèen gat (=Ik heb alles wel in de gaten) (Wichels)
  46. niks ien de smieze hebben (=niks in de gaten hebben) (Genneps)
  47. ooge mét sted (= staarten) hübbe (=alles in de gaten hebben) (Bilzers)
  48. ooge mèt stêt hëbbe (=alles zien en in de gaten houden) (Munsterbilzen - Minsters)
  49. op de keper beschouw'n (=iets nauwlettend in de gaten houden) (Westerkwartiers)
  50. Op skot (=In de gaten) (Westfries)


Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen