5 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `gaten`
- het loopt de spuigaten uit. (=het is te veel geworden)
- iets in de gaten krijgen (=iets ontdekken, iets zien)
- iets/iemand in de gaten hebben/krijgen (=doorkrijgen hoe dingen in elkaar steken of zicht houden op de situatie)
- nieuwe bezems vegen schoon, maar oude bezems kennen alle hoeken en gaten (=nieuwe medewerkers (of: nieuwe leiders) pakken de zaken grondig aan, maar oude medewerkers (of: oude leiders) weten hoe het moet op grond van ervaring)
- uit alle hoeken en gaten (=van alle kanten)
8 betekenissen bevatten `gaten`
- ogen van achteren en van voren hebben (=alles goed in de gaten houden)
- het in de ramen hebben (=het in de gaten hebben)
- niet op je achterhoofd gevallen zijn (=hij is behoorlijk slim; hij heeft iets wel in de gaten)
- gekke Henkie (=iemand die niets in de gaten heeft (bv. `Je denkt toch niet dat ik gekke Henkie ben ?`))
- er lucht van krijgen (=iets in de gaten krijgen)
- iets met argusogen bekijken (=iets wantrouwend bekijken. Iets nauwlettend in de gaten houden)
- een oog in het zeil houden (=in de gaten houden)
- de vinger aan de pols houden (=in de gaten houden of alles goed gaat)
50 dialectgezegden bevatten `gaten`
- 'n oogje ien 't zeil holl'n (=iets in de gaten houden) (Westerkwartiers)
- 't è nie moollek (=Dat heb je meteen in de gaten / Dat is makkelijk) (Gents)
- 't zijn goaten in heur kesses (=er zitten gaten in haar kousen) (Evergems)
- A gen naas ha (=In de gaten hebben) (Nijswillers)
- aal waj in gaten heb n, oevie in de bult'n niey te zuuk'b (=als je het in de gaten hebt, hoef je het in de bulten niet te zoeken) (Klazienaveens)
- ajeigeteur (=hij heeft het in de gaten) (Antwerps)
- alle hoekjes en hörntjes (=alle hoeken en gaten) (Westerkwartiers)
- Dae haet de aerpel oetkòmme (=Iemand met gaten in zijn sokken) (Steins)
- Dae haet naas gater wie ein Beljs paerd (=Iemand met grote neus gaten) (Swalmens)
- dae hèt ën mëmoëre waaj ën zaajbaor (=hij heeft grote gaten in zijn geheugen) (Munsterbilzen - Minsters)
- dae mosse in de löcher halde (=die moet je in de gaten houden) (Venloos)
- Dao haet d' n bekker zien vrouw doorhaer gejaag (=Er zitten gaten in het brood) (Venloos)
- Daor hedde gin errug in (=Dat heb je niet in de gaten) (Ewijk (Euiwwiks))
- daoretie gin aariging in gat (=dat heeft hij niet in de gaten gehad) (Oudenbosch)
- dat haar d'r niet ien 'e peiling (=dat had hij niet in de gaten) (Westerkwartiers)
- dat had ik al ien 'e peiling (=dat had ik al in de gaten) (Westerkwartiers)
- de hëbs zën iërappële nog nie autgëaete (=je hebt gaten in je sokken (kousen)) (Munsterbilzen - Minsters)
- de petaate kome al oit (=Bij iemand met gaten in zijn kousen) (Antwerps)
- dieje naon motte nie in de botter braoje (=hem moet je in de gaten houden) (Oudenbosch)
- doeëg: 'k Em a in doeëg (=Ik hou je in de gaten) (Lebbeeks)
- Dom wean heendert nich ' t wördt pas slim a-j ' t zölf nich deur hebt (=Het is niet erg om dom te zijn, het wordt pas erg als je het zelf niet in de gaten hebt) (Twents)
- Du has de eapel an 't bleune (=Je hebt gaten in je sokken) (Mechels (NL))
- èèrepel in oew sòkke (=gaten in je sokken) (Tilburgs)
- en gebit gelèèk de kèrmes van Riel (=een gebit waarin veel gaten zijn gevallen.) (Tilburgs)
- èrgen in hebben (=in de gaten hebben) (Clings)
- gaten vol en dun deksel dur op (=Vriezen na veel regenweer) (Sevenums)
- gèn e.rg inhèbbe (=niet in de gaten hebben) (Genneps)
- gesjoeëten hëbbe (=in de gaten hebben) (Munsterbilzen - Minsters)
- get gauw gesjaote höbbe (=iets gauw in de gaten hebben) (Steins)
- hae woeërt niks gewaar (=hij had niks in de gaten) (Weerts)
- hem in het tjok houden (=iemand in de gaten houden) (Nijmeegs)
- hij kreeg 't ien 'e neus (=hij kreeg het in de gaten) (Westerkwartiers)
- hoge boom'm vang'n veul wiend (=bekende mensen worden in de gaten gehouden) (Westerkwartiers)
- ieërappel èn zën zokke hëbbe (=gaten in zijn kousen / sokken hebben) (Munsterbilzen - Minsters)
- iemand op het snotje hebben (=iemand in de gaten houden) (Westfries)
- Iets in de smiezen houwen (=Iets in de gaten houden) (Rotterdams)
- Ik snuif jou (=Ik heb je in de gaten) (Amsterdams)
- In 't oeg haave (=In de gaten houden) (Herentals)
- in 't snötjen emmen (=het door hebben, in de gaten hebben) (Wichels)
- in de mot èn (=in de gaten hebben) (Kaprijks)
- in de smieze houwe (=in de gaten houden) (Westfries)
- in doeweg haawe (=in de gaten houden) (Geels)
- Je mòt 'm dun skille (=Houd hem in gaten) (Texels)
- keb um in de krummels (=ik heb hem in de gaten) (Klazienaveens)
- mèen uuëgen stoan nie(d) op mèen gat (=Ik heb alles wel in de gaten) (Wichels)
- niks ien de smieze hebben (=niks in de gaten hebben) (Genneps)
- ooge mét sted (= staarten) hübbe (=alles in de gaten hebben) (Bilzers)
- ooge mèt stêt hëbbe (=alles zien en in de gaten houden) (Munsterbilzen - Minsters)
- op de keper beschouw'n (=iets nauwlettend in de gaten houden) (Westerkwartiers)
- Op skot (=In de gaten) (Westfries)
Bronnen
De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers.
Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.
Zie ook:
- vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen