25 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `geluk`
- die het geluk vindt, die mag het oprapen. (=geluk komt onverwachts)
- een geluk bij een ongeluk (=terwijl iets mis gaat, gaat iets anders goed)
- een ongeluk begaan (=zodanig kwaad zijn dat er `n ongeluk van komt)
- een ongeluk komt te paard en gaat te voet (=een ongeluk is snel gebeurd, maar de gevolgen slepen lang aan)
- een ongeluk zit in een klein hoekje (=door een kleine fout kunnen gemakkelijk erg nare ongelukken gebeuren)
- geen geluk zonder druk. (=gelukkig wordt je niet zonder er moeite voor te doen)
- geld maakt niet gelukkig (=er is meer in het leven dan rijkdom)
- geluk en glas breekt even ras. (=geluk is niet vanzelfsprekend)
- geluk is de kunst een boeket te maken van de bloemen waar je bij kunt (=gelukkig leven met de gegeven mogelijkheden/beperkingen)
- het ene ongeluk kan niet op het andere wachten. (=ongeluk komt zelden alleen)
- het ene ongeluk roept het ander. (=ongeluk komt zelden alleen)
- het geluk komt in de slaap. (=geluk komt onverwachts)
- het geluk ligt in een klein hoekje (=geluk komt onverwachts)
- het geluk vliegt; wie het vangt die heeft het. (=geluk kan zo maar komen en zo weer gaan)
- iemand van twaalf ambachten en dertien ongelukken zijn (=steeds verschillende baantjes hebben maar in geen enkel baantje succesvol zijn)
- je een ongeluk lachen (=hetzelfde als `In een deuk liggen`, niet meer bijkomen van het lachen)
- meer geluk dan wijsheid. (=dat was geluk hebben.)
- men heeft het geluk zo vast als een handvol vliegen. (=geluk komt onverwachts en kan zo weer gaan)
- onder een gelukkig gesternte geboren zijn (=altijd voorspoed hebben en gelukkig zijn)
- ongeluk komt zelden alleen (=een tegenslag wordt vaak gevolgd door nog meer problemen)
- ongelukkig in het spel gelukkig in de liefde (=wie tegenslag heeft in het spel heeft misschien wel geluk in de liefde)
- scherven brengen geluk. (=dit zeg je om iemand zich minder schuldig te laten voelen)
- twaalf ambachten, dertien ongelukken (=wie telkens van beroep verandert, slaagt uiteindelijk nergens in)
- van twaalf ambachten en dertien ongelukken zijn (=telkens ander werk doen maar er bij geen van allen iets terecht brengen)
- zonder geluk vaart niemand wel (=alleen met hard werken komt men er niet, ook een beetje geluk is nodig om ergens te komen)
60 betekenissen bevatten `geluk`
- zonder geluk vaart niemand wel (=alleen met hard werken komt men er niet, ook een beetje geluk is nodig om ergens te komen)
- als de maan vol is schijnt ze overal (=als iemand gelukkig is, kan iedereen dat zien)
- wie veel begeert veel ontbeert (=altijd meer willen maakt ongelukkig)
- onder een gelukkig gesternte geboren zijn (=altijd voorspoed hebben en gelukkig zijn)
- er zijn geen rozen zonder doornen (=bij elk geluk is er ook verdriet)
- de koning te rijk zijn. (=bijzonder gelukkig zijn)
- dat was op het nippertje (=dat is maar net gelukt)
- meer geluk dan wijsheid. (=dat was geluk hebben.)
- een ongeluk zit in een klein hoekje (=door een kleine fout kunnen gemakkelijk erg nare ongelukken gebeuren)
- voorkomen is beter dan genezen (=door voorzichtig te zijn kun je problemen en ongelukken voorkomen)
- belofte is een hemd der dwazen (=een nietszeggende belofte kan toch tijdelijk gelukkig maken)
- een ongeluk komt te paard en gaat te voet (=een ongeluk is snel gebeurd, maar de gevolgen slepen lang aan)
- in de wolken zijn (=erg blij en gelukkig zijn)
- huizenhoog springen (=erg gelukkig zijn)
- op rozen zitten (=erg gelukkig zijn en goed hebben)
- je handen dichtknijpen (=erg veel geluk hebben)
- de boon van de koek gekregen hebben (=geluk gehad hebben)
- geluk en glas breekt even ras. (=geluk is niet vanzelfsprekend)
- mooie liedjes duren niet lang (=geluk is van korte duur)
- het geluk vliegt; wie het vangt die heeft het. (=geluk kan zo maar komen en zo weer gaan)
- het geluk komt in de slaap. (=geluk komt onverwachts)
- het geluk ligt in een klein hoekje (=geluk komt onverwachts)
- die het geluk vindt, die mag het oprapen. (=geluk komt onverwachts)
- men heeft het geluk zo vast als een handvol vliegen. (=geluk komt onverwachts en kan zo weer gaan)
- geluk is de kunst een boeket te maken van de bloemen waar je bij kunt (=gelukkig leven met de gegeven mogelijkheden/beperkingen)
- geen geluk zonder druk. (=gelukkig wordt je niet zonder er moeite voor te doen)
- ruim zijn aandeel in `s werelds lief en leed gehad hebben (=genoeg geluk en tegenslagen gekend hebben)
- een Homerisch gelach (=harde en gemene lach om het ongeluk, de mislukking of de handicap van tegenstrevers.)
- kijken alsof hij zijn laatste oortje versnoept heeft (=heel ongelukkig kijken)
- er zonder kleerscheuren afkomen (=helemaal niets mankeren na een ongeluk)
- de gekken krijgen de beste kaarten (=het geluk is met de dommen)
- het leven is net een krentenbol, met af en toe een hard stukje (=het leven is niet een en al geluk maar kent soms ook tegenslag)
- de duivel schijt altijd op de grootste hoop (=het ongeluk treft meestal degenen die al in moeilijkheden verkeren.)
- het gaat hem/haar voor de wind (=hij/zij heeft geluk)
- een paling (snoek) gevangen hebben (=iemand die per ongeluk in het water is gevallen)
- een zondagskind (=iemand die steeds geluk heeft)
- tussen de wal en het schip geraken (=in de knel komen, iets raakt per ongeluk verloren of zoek)
- de domste boeren hebben de dikste aardappelen (=met geluk komt men vaak verder dan met verstand)
- het ene ongeluk roept het ander. (=ongeluk komt zelden alleen)
- het ene ongeluk kan niet op het andere wachten. (=ongeluk komt zelden alleen)
- dertien ogen gooien (=onmogelijk veel geluk hebben)
- op de bonnefooi/bof (=op goed geluk)
- op de rooi af (=op goed geluk geschat)
- op goed af spelen (=op goed geluk spelen)
- wie niet omziet is haast teniet (=overhaastig werken leidt tot ongelukken)
- de wereld in een doosje hebben (=tevreden en gelukkig zijn met wat iemand heeft)
- rozengeur en maneschijn (=totaal geluk)
- de handen dicht mogen knijpen (=van geluk mogen spreken)
- naar de kelder gaan (=verongelukken (en met een schip: zinken))
- een kruimeltje is ook brood (=wees gelukkig met wat je hebt)
50 dialectgezegden bevatten `geluk`
- ...en de wènd van aatër (=...en veel geluk) (Munsterbilzen - Minsters)
- 'k oë malsjanse (=ik had het geluk niet aan mijn zijde) (Waregems)
- 'n kart sjanse get (=eventjes geluk gehad) (Wevelgems)
- 'n ons geluk is meer as 'n pond verstand (=zonder geluk vaart niemand wel) (Westerkwartiers)
- 'n ons gelök is mieër waerd as 'ne kilo verstând (=geluk is soms meer waard dan verstand) (Weerts)
- 't geluk het 'em de rug toekeerd (=het geluk heeft hem in de steek gelaten) (Westerkwartiers)
- 't is 't rad van oav'mtuur (=het is allemaal geluk) (Westerkwartiers)
- 't Laeve waas veur veul minse neet zoeë gezellig es de bure get mieë gelök haje! (=Het leven was voor veel mensen niet zo gezellig moesten de buren wat meer geluk hebben!) (Kinroois)
- ' t is niet altied rozegeur en moaneschien (=het is niet altijd liefde en geluk) (Westerkwartiers)
- ' t Rare aan gelök is: es te gelök höbs den höbs te geldj g' hadj! (=Het rare aan geluk is: als je geluk hebt, heb je geld gehad!) (Kinroois)
- a ee zjou (=hij heeft geen geluk) (Meers)
- Aa ei piet (=Hij heeft geluk) (Onze-Lieve-Vrouw-Waver)
- Aa heid oeresjans gat (=Hij heeft heel veel geluk gehad) (Onze-Lieve-Vrouw-Waver)
- aargens beter ofkommen as Okke Kluun, dij mos hangen (=geluk hebben, aan ongeluk ontsnapt zijn) (Gronings)
- afetieteafetijte (=op het goed geluk af) (Wetters)
- bau et hat van vol ès, lëpte mond van iëver (=geluk kun je niet voor jezelf houden) (Munsterbilzen - Minsters)
- beder 'n ons geluk dan 'n pond verstand (=zonder geluk vaart niemand wel) (Westerkwartiers)
- buzze ein (=geluk hebben) (West-Vlaams)
- d'n duuvel sjit op d'n groetste haop (=hij heeft altijd geluk) (Mestreechs)
- d'n duuvel sjit op d'n groetste houp (=hij / zij heeft altijd geluk) (Mestreechs)
- d'n duvel sjit ummer op d'n groeatsten haup (=Sommige mensen hebben altijd geluk) (Steins)
- d'r beknaisd vanof komme (=met veel geluk ergans vanaf komen) (Katwijks)
- dae haet ‘t gelök mèt trös ane vot hange (=hij heeft altijd geluk) (Heitsers)
- dae is d’r graselik vanaaf gekómme (=geluk hebben; ergens goed vanaf komen) (Heitsers)
- dan maagst de hand' n stief dichtkniep' n (=dan mag je van geluk spreken) (Westerkwartiers)
- dan zijde deurt oog van de naold gekrope (=dan heb je veel geluk gehad) (Oudenbosch)
- dank os Lieve Heir mér op zen blaute knieë (=hebt gij veel geluk gehad!) (Munsterbilzen - Minsters)
- dao is d’r good naevenaaf gefietstj (=daar is hij goed mee weggekomen; hij heeft geluk gehad) (Heitsers)
- daor mottut mar mee treffenee (=daar moet je geluk mee hebben) (Oudenbosch)
- daorebbe we geluk mee gat (=dat is een meevaller geweest) (Oudenbosch)
- Dat dae mêr op z'n hatsje klop! (=Die mag van geluk spreken!) (Bilzers)
- de bès mèt zën kont èn de botter gevalle (=jij hebt alle geluk ter wereld) (Munsterbilzen - Minsters)
- de domste boer' n hemm' de dikste eerabbels (=zonder geluk vaart niemand wel) (Westerkwartiers)
- de duvel schaijt aeltijd op de grôte hoop (=De grootste rijke rotzakken hebben het meeste geluk in het leven en vangen nog meer geld dan nodig is: vangen het meeste geld.) (Utrechts)
- de groete èn de wènd van aater (=nog veel geluk (pejoratief bedoeld) ) (Bilzers)
- de groete ende wénd vanaater (=de beste wensen en veel geluk) (Bilzers)
- de grotste boer heej de grotste èèrepel (=het geluk is met de dommen) (Tilburgs)
- de hëbs dikke sjaos (=je hebt alle geluk van de wereld) (Munsterbilzen - Minsters)
- Dé is mit de vôt in de botter gevalle. (WT) (=Hij heeft veel geluk gehad) (Mechels (NL))
- de lompste buur heet de dikste jaarpellen (=geluk hebben) (Vlijtingens)
- de maus wol zën twei hendsjës poene (=je hebt alle geluk van de wereld) (Munsterbilzen - Minsters)
- de maus zën twei hendsjës poene (=je mag van geluk spreken) (Munsterbilzen - Minsters)
- De sjòmste boere höbbe de dikste aerpel (=Het geluk is met de dommen) (Sittards)
- De sjómste boere höbbe de dikste aerpel (=Het geluk is met de dommen.) (Gelaens (Geleens))
- De stómste boere hebbe de diekste petatte (=Het geluk is met de dommen) (Venloos)
- den domsten boer ee de dikste petetten (=Domme mensen hebben het meeste geluk) (Lokers)
- dêr de kop van e nëlzje gekroëpe (=geluk gehad) (Munsterbilzen - Minsters)
- di hé mazzel (=hij heeft geluk gehad) (Liessents)
- die boft, die boft nogal, die é sjangs (=die heeft geluk) (Sint-Niklaas)
- dieje mag in z'n pollekes reusse (=die mag van geluk spreken) (Loois)
Bronnen
De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers.
Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.
Zie ook:
- vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen