23 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `thuis`
- beter thuis rapen eten dan elders gebraad. (=thuis is het altijd nog het beste.)
- dat hangt als een schijthuis boven de gracht (=dat is overduidelijk)
- de haan is de baas als de hen niet thuis is. (=de vrouw is de baas in huis, ook al vindt de man van niet)
- de handen thuis houden (=niet aanraken)
- in hetzelfde gasthuis ziek liggen (=aan dezelfde kwaal lijden)
- je mag wel ergens anders honger krijgen, als je thuis maar komt eten. (=een getrouwde man mag wel met knappe meisjes flirten, daar moet het bij blijven.)
- je moet een paard niet doodknuppelen, voordat je thuis bent. (=te veel haast kan wel eens vertraging opleveren)
- je trekken thuis krijgen (=door anderen op dezelfde manier behandeld worden als je hun behandelde (bv met een streek))
- je woorden worden weer thuisgebracht. (=als je iets negatiefs zegt kan dat leiden tot negatieve gevolgen voor jezelf)
- met de kous op de kop thuiskomen (=teleurgesteld thuiskomen)
- met een nat zeil thuiskomen (=dronken thuiskomen)
- met een waterzeil thuiskomen (=doornat zijn)
- met hangende pootjes thuiskomen (=bewust van schuld (thuis)komen / zeer tegen zijn zin)
- niet thuis geven (=het verwachtingspatroon niet kunnen nakomen)
- niet thuis zijn van (=geen verstand hebben van - niet willen weten van)
- oost west, thuis best (=waar je ook bent, thuis voel je beter op je gemak)
- thuis is in je schuur (=dit wordt gezegd als je weinig thuis bent)
- traag gereden is vroeg thuis. (=sneller klaar zijn door eerst goed na te denken)
- van alle markten thuis zijn (=veel kunnen en handig zijn of veel weten)
- van een koude kermis thuiskomen (=teleurgesteld thuiskomen)
- wel thuis kunnen blijven (=het wel kunnen vergeten)
- zo het handje thuis tost, tost het nergens (=uiteindelijk gaat er niets boven het eigen huis)
- zoals het klokje thuis tikt, tikt het nergens (=het is nergens zo goed als thuis)
23 betekenissen bevatten `thuis`
- met hangende pootjes thuiskomen (=bewust van schuld (thuis)komen / zeer tegen zijn zin)
- thuis is in je schuur (=dit wordt gezegd als je weinig thuis bent)
- met een nat zeil thuiskomen (=dronken thuiskomen)
- een vreemdeling in Jeruzalem zijn (=ergens niet bekend zijn met de gang van zaken of zich ergens niet thuis voelen)
- zoals het klokje thuis tikt, tikt het nergens (=het is nergens zo goed als thuis)
- eigen haard is goud waard (=het is nergens zo mooi als thuis / men hecht veel waarde aan het eigen bezit)
- een echte huismus (=iemand die het thuis naar zijn zin heeft, geen uitgaanstype)
- als een vis op het droge (=iemand die zijn draai niet kan vinden of daar niet thuis hoort)
- je als een kat in een vreemd pakhuis voelen (=je ergens niet thuis voelen)
- `t Mag vloeien, `t mag ebben. Die niet waagt zal `t niet hebben (=je moet niet denken als je niets onderneemt dat ze het dan bij je thuis komen bezorgen)
- uit de pot van Egypte eten (=nog thuis eten bij de ouders die voor je zorgen)
- beter rapen aan eigen dis dan elders vlees of vis (=oost West thuis best)
- het paard ruikt de stal (=opschieten om gauw thuis te komen)
- met de kous op de kop thuiskomen (=teleurgesteld thuiskomen)
- van een koude kermis thuiskomen (=teleurgesteld thuiskomen)
- bij moeders pappot (=thuis)
- bij moeders pappot blijven (=thuis blijven - enkel spreken over iets waar men iets over weet)
- beter thuis rapen eten dan elders gebraad. (=thuis is het altijd nog het beste.)
- onder de pantoffel zitten (=thuis niets te vertellen hebben)
- geen beter gemak dan eigen dak. (=thuis voel je je het meest op je gemak)
- oost west, thuis best (=waar je ook bent, thuis voel je beter op je gemak)
- met de klompen op het ijs komen (=zich onvoorzichtig ergens begeven waar men niet thuis hoort)
- je penaten ergens vestigen (=zich vestigen (zich ergens thuis voelen))
50 dialectgezegden bevatten `thuis`
- `ich zal toeris goeën zègge dat Zjef heië nie thinnis ès, dan kan d'ne jóng dieëzen achtere no tous koeëme` (=`Ik zal bij u thuis gaan zeggen dat Jef vandaag niet bij hem thuis is, dan kan uw kind namiddag naar thuis komen.`) (Genker)
- 'k benne no maor gewillig thuis (=ik ben nog maar net thuisgekomen) (Waregems)
- 'k enkan ou nie thuis bringn (=Ik herken u niet) (Brakels)
- 'k komme zjuuste thois (=ik kom net thuis) (Waregems)
- 'k zit doar oep een goei waai (=je thuis voelen) (Arendonks)
- 't is naarg'ns beder as thuus (='t is nergens beter dan thuis) (Westerkwartiers)
- 't is naarg'ns beder as tuus (=het is nergens beter dan thuis) (Westerkwartiers)
- 't land uit de dievn tellen (=niet thuis zijn) (Meers)
- 't wijf es nie tuis (=mijn vrouw is niet thuis) (ouwegems)
- ' t is bi' j ons thuus altied feest (=bij ons thuis is er altijd wat) (Zwols)
- a leit onder den sloef (=thuis niets te zeggen hebben) (Nijlens)
- Aa lei onder de sloef (=Hij heeft thuis niets te zeggen) (Onze-Lieve-Vrouw-Waver)
- Aa zit oep ne goeië waa (=hij heeft het goed thuis) (Onze-Lieve-Vrouw-Waver)
- Ajuus/Du Groetjus / Groetuh / Doei / Doeg / (de) mazzul / wel thuis / doe voorzichtug / kijk je uit voor de tram / opgesodemieterd (als grap) / ja daaahaag / groetuh thuis (=tot ziens (bij afscheid in persoon)) (Utrechts)
- allee treute, we zijme vuurt, ik zal eu thuis ne kier tuugen woar dat Belfort echt stoat (=kom schat, we gaan naar huis voor een romantische nacht) (Gents)
- an de toe deur kómme (=Niemand thuis treffen) (Genneps)
- Ane koeëj blieve (=thuis blijven) (Hunsels)
- asset taus nie kons keire, zulset nërges leire (=als je thuis al niet je draai kan vinden, vind je die nergens) (Bilzers)
- asset toerës nie kons keire, moessët nie op een aandër gon leire (=als jet het thuis niet kan uithouden moet je anderen niet gaan vervelen) (Munsterbilzen - Minsters)
- beld mo gi-ëne klank op televieze (=stilzwijgend conflict thuis) (Rotselaars)
- beslaoge èn (=goed thuis (geleerd) in) (Munsterbilzen - Minsters)
- Bessem hebbe (=Alleen thuis zijn zonder ouders) (Liessents)
- bessem hebben (=Alleen thuis zijn) (Astens)
- Bie ons thuus hete ze allemoal Jan, Behalleve Frits, Die hete Henderik (=Bij ons thuis heetten ze allemaal Jan, Behalve Frits, Die heette Henderik) (Nijkerkerveens)
- bij joos thuis (=bij mijn ouders) (`t-Heikes)
- bij os (=thuis) (Zichers)
- bij zullie thuis (=bij de schoonouders) (`t-Heikes)
- Bin je d’r in (=Ben je thuis) (Volendams)
- Bluf in u kot (=Blijf thuis) (Lauws)
- d'r van laangs krijge (=thuis uitgescholden worden) (Oudenbosch)
- daaj hèt hërre meester gevonne (=zij heeft thuis niets te zeggen) (Munsterbilzen - Minsters)
- daaj wor rap geaod (=die had zich rap thuis gevoeld) (Munsterbilzen - Minsters)
- Dae ' t thoes neet kan kieëre zal ' t örges anges zeldje lieëre! (=Die thuis zijn draai niet kan vinden zal het ergens anders moeilijk leren!) (Kinroois)
- dae konste nauts oppët nès vange (=hij is nooit thuis) (Munsterbilzen - Minsters)
- dammen tuis bleven (=dat wij thuis bleven) (Meers)
- das ë zwaur geval (=die is van alle markten thuis) (Munsterbilzen - Minsters)
- de hoes tich nie te zjenieëre (=doe maar net of je thuis zijt) (Munsterbilzen - Minsters)
- de kiener benn'n toe huus uut (=de kinderen wonen niet meer thuis) (Westerkwartiers)
- De kóns baeter get allein gaon fitsen es aan thoes ruzing make! (=Je kan beter alleen gaan fietsen dan thuis ruzie maken!) (Kinroois)
- de meins ook daste èntrësant bès (=je bent thuis zeker de plezantste) (Munsterbilzen - Minsters)
- de schaa ligt toe (=ruzie thuis) (Rotselaars)
- dea es oup zenne zaap geweést (=dronken thuis komen) (Tiens)
- Dèè likt do midden èn 't bed (=Die is daar goed thuis) (Genker)
- Den aard krègge {aarde) (=Zich thuis gaan voelen) (Geffes)
- Der giet neat foar in eigen thús (=Oost west, thuis best) (Fries)
- Die draugt de broek toës (=Zij is baas thuis) (Onze-Lieve-Vrouw-Waver)
- die is mak ien alle zeel'n (=die voelt zich overal thuis) (Westerkwartiers)
- die kirrel zit onner 't plak (=die man heeft niets te vertellen thuis) (Westerkwartiers)
- die van oas is toews (=mijn vrouw is thuis) (Neerpelts)
- die zit nooit opur kot (=die is nooit thuis) (Hulsters (NL))
Bronnen
De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers.
Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.
Zie ook:
- vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen