27 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `brand`
- als buurmans huis brand is het tijd om uit te zien. (=leer van andermans problemen)
- as is verbrande turf (=aan een belofte (as = als) heb je niets)
- bang zijn zich aan koud water te branden (=erg voorzichtig zijn)
- beter hard geblazen dan de mond gebrand (=het is beter dat men zich inspant dan dat er door slordigheid of luiheid iets fout gaat)
- branden als een (tiere)lier (=een heel erg hevige brand)
- branden als een fakkel (=zeer fel branden)
- brandende kwestie (=een dringende, actuele zaak)
- de schepen achter zich verbranden (=een beslissing nemen en niet meer terug kunnen)
- dominee brand je bekje niet (=pas op! Het eten of de drank is heet!)
- een kaars voor de duivel branden (=slechte daden goedpraten omdat er je er voordeel uit kan halen)
- een rots in de branding (=een persoon waarop je kunt vertrouwen en die je steunt.)
- er op gebrand zijn (=iets heel erg fijn vinden en er naar streven)
- gauw aangebrand zijn (=gauw geïrrteerd zijn)
- geef het veulen geen haver en het kind geen brandewijn. (=behandel kinderen niet als grote mensen)
- het geld brandt hem in de zak (=hij geeft zijn geld graag en gemakkelijk uit)
- hij geeft niet om wiens huis in brand staat, als hij zich maar aan de gloed kan warmen (=overal voordeel uit halen, ongeacht gevolgen voor anderen)
- iemand uit de brand helpen (=iemand uit de nood helpen)
- je kaars aan twee kanten branden (=zijn krachten of mogelijkheden al te vroeg verspillen)
- je vingers aan iets branden (=zich in iets vergissen, nadeel aan iets ondervinden)
- kijken of men water ziet branden (=heel erg verbaasd kijken)
- moord en brand schreeuwen (=uiterst verontwaardigd zijn)
- niet brandschoon zijn (=dingen misdaan hebben)
- ook tussen de mooie bloemen groeien brandnetels (=de schoonheid van de omgeving biedt geen garantie voor onaangename zaken)
- te veel vuur in een stoof doet ze branden (=te veel is schadelijk)
- uit de brand zijn (=geholpen zijn, problemen opgelost)
- wie zijn billen brandt, moet op de blaren zitten (=als je iets doms doet, moet je de gevolgen dragen (liefst zonder klagen))
- wie zijn gat brandt, moet op de blaren zitten (=wie een risico neemt, moet de gevolgen dragen)
8 betekenissen bevatten `brand`
- in de as leggen (=(doen) afbranden)
- branden als een (tiere)lier (=een heel erg hevige brand)
- een katje krijgen (=een uitbrander krijgen)
- in vuur en vlam staan (=erg opgewonden zijn / hevig branden)
- de rode haan laten kraaien (=iets in brand steken)
- naar de mutsaard rieken (=iets klopt zeer niet (mutsaard = brandstapel) / verdacht worden van ketterij)
- uit de as herrijzen (=opnieuw opbouwen na een brand)
- branden als een fakkel (=zeer fel branden)
39 dialectgezegden bevatten `brand`
- 't brand gjeen licht bovn (=Over een domme persoon) (maldegems)
- ' t braand as ' n liere (=het brand goed) (Westerkwartiers)
- aa seir in brand doeu (=de serre beginnen verwarmen, stoken) (Overijses)
- Ach, brand is erger. (=er zijn wel ergere dingen in het leven .) (Utrechts)
- an e brand en nohniehaar (=aangebrande aardppels) (Zeeuws)
- as der hier of deer maar un lampie brand (=relativerende opmerking) (Westfries)
- as een aa sjieër èn brand sjit, ès zë nimei te blèsse (=als een oude vrouw verliefd geraakt, is ze niet in te tomen) (Munsterbilzen - Minsters)
- as een aa sjieër èn brand steet, ès ze moeilëk te blèssë (=zoveel te ouder, zoveel te gekker) (Munsterbilzen - Minsters)
- As n aa sjier én brand slig, ester gee blësse mei on (=Hoe ouder hoe gekker!) (Bilzers)
- aste zolder èn brand steet, steet te kalder onder watter (=een goede rosse vrouw is sexueel hevig) (Munsterbilzen - Minsters)
- Bèrkenhoot brant goed! zit de Gènker èn Zutendaal. - Brim aech! antwoordt de Zutendaler. (=Berkenhout brand goed! zegt de Genkenaar in Zutendaal. - Brem ook! antwoordt de Zutendaler.) (Genker)
- brand en moord roepe, viërdaste slaeg hëbs gehad (=nogal vlug in paniek slaan) (Munsterbilzen - Minsters)
- daaj kos vieër kotse (=als 't hart in brand staat, vliegen de vonken uit de mond) (Munsterbilzen - Minsters)
- De knaal stùt in de fik (=De berm van de Helenavaart staat in brand) (Helenaveens)
- de rooie hoan kraai'n loat'n (=een brand aansteken) (Westerkwartiers)
- det helleptj tieëge de muus zag de boor en hae stoeëk zien scheur in brând (=overdrijven om een klein probleem op te lossen) (Weerts)
- en aa schuu die in brand staa krijgde nie geblust (=oude liefde is zeer vurig) (Schunnebroecks)
- er sjrièfde alles biejein (=hij schreeuwde moord en brand) (Berg en Terblijts)
- Het brand as een liere (=Het brand goed) (Giethoorns)
- Het brand as een liere (=Het brand heel goed) (Giethoorns)
- het licht in brand steke (=licht maken) (Booms)
- ie dienkt over brand of uusuure (=makkelijk persoon) (Zeeuws)
- ie is noh a houw an e brand (=iemand die vlug boos is) (Zeeuws)
- ij ee lookerschen brand (=hij heeft zich niet gewassen / hij is vuil) (Lochristis)
- in brande (=in brand) (Kaprijks)
- je leert nooit een krepelen kenne voort gasthuus brand. (=je leert geen kreupele kennen voor het ziekenhuis in brand staat) (Flakkees)
- lokersen brand (=slecht gewassen) (Overmeers)
- lookerschen brand (=zand of moddervlekken op de huid) (Lochristis)
- me gezich brand waajën stoeëf (=mijn huis is gloeiend heet) (Munsterbilzen - Minsters)
- moord en brand kaeke (=vermoorden ze hier iemand?) (Munsterbilzen - Minsters)
- nen télévision in brand doën (=een televisie inschakelen) (Brussels)
- Nog te lui om brand te roepen. (=heel lui persoon) (Rotterdams)
- schier: Gardavau az 'n aa schier in brand staut (=Pas op als een oude persoon verliefd wordt) (Lebbeeks)
- schreeuw'n as 'n moager swien (=moord en brand schreeuwen) (Westerkwartiers)
- stoet a gat in brand (=iemand zeggen dat hij te ongeduldig is) (Hals)
- Um pen en ink roope (=Moord en brand schreeuwen) (Mechels (NL))
- wa nau gezoenge, zaagte kèster en de kêrk stond èn brand (=hoe gaan we dat oplossen) (Munsterbilzen - Minsters)
- ze riep moîrd en brand (=ze riep dat horen en zien verging) (Kortemarks)
- ze vier brand oppe leig pitsje (=de bakker ziet er geen brood meer in) (Munsterbilzen - Minsters)
Bronnen
De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers.
Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.
Zie ook:
- vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen