4 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `achteruit`
- achteruit gaan als een hollend paard (=snel terrein verliezen)
- achteruit zeilen (=slechter worden)
- de klok achteruit zetten (=terug naar oude toestanden gaan)
- stilstand is achteruitgang. (=stil blijven staan leidt tot relatieve achteruitgang ten opzichte van anderen die vooruitgang boeken)
4 betekenissen bevatten `achteruit`
- altijd de oude knecht blijven (=geen vorderingen maken (ook geen achteruitgang))
- in het achterschip geraken (=in zaken achteruit gaan)
- stilstand is achteruitgang. (=stil blijven staan leidt tot relatieve achteruitgang ten opzichte van anderen die vooruitgang boeken)
- rust roest (=wanneer je niets doet gaat je vermogen achteruit)
21 dialectgezegden bevatten `achteruit`
- ' Ij zou ne frang in twiëe bijten, ' ij schaard achteruit gelèk de kiekes (=Hij is gierig) (Melseels)
- aa goa veuruit gelaak de zieldroagers (=hij gaat achteruit) (Gents)
- Achteroet loopn, achterheers lopen (=achteruit lopen) (Twents)
- ae begin van zèen pluimen te loaten (=hij gaat achteruit) (Wichels)
- alé, vuruit, achteruit (=gauw terug) (Schijndels)
- As mijne'n ond zó lillek waar, scheerde ik z'n kont kaol en leerde ik 'm achteruit lòòpe! (=Als ik zo lelijk was als u, zou ik er iets aan laten doen!) (Roosendaals)
- dè es och deur de sloewsters gesleuid (=die is er ook op achteruit gegaan) (Tiens)
- e pieëd laajt mei van het stoeën dan van het gon (=stilstaan is achteruit gaan) (Munsterbilzen - Minsters)
- ei go geen oar achteruit (=hij moet gelijk hebben) (Sint-Niklaas)
- Ge goat achteruit gellek de ziëldroars (=Je boekt geen vooruitgang) (Wichels)
- hae begint grelleg te slabakke (=hij begint sterk achteruit te gaan) (Munsterbilzen - Minsters)
- Hard edaisd (=toestand hard achteruit gegaan) (Katwijks)
- het geet bergaof mettem (=hij gaat er op achteruit) (Bilzers)
- hij goat mee zijnen deissel noar Lessen (=achteruit gaan) (brakels)
- ieëvër één sjoor voert kieke (=stiekem achteruit gluren) (Munsterbilzen - Minsters)
- ij gou veruit gelijk ne zieeldroujer (=Hij gaat achteruit) (Lokers)
- ruggels (=achteruit rijden) (Drents)
- van de trog afbijten (=iemand achteruit stellen) (Schunnebroecks)
- van het bed op 't stroj kómme (=achteruit boeren) (Genneps)
- viuëruit achteruit ! (=naar achteren !) (Kaprijks)
- wie laeger de kèrk, wie voller de bak (=normen en waarden gaan achteruit (bak = gevangenis)) (Heitsers)
Bronnen
De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers.
Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.
Zie ook:
- vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen