Spreekwoorden met `achteruit`

Zoek

4 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `achteruit`

  1. achteruit gaan als een hollend paard (=snel terrein verliezen)
  2. achteruit zeilen (=slechter worden)
  3. de klok achteruit zetten (=terug naar oude toestanden gaan)
  4. stilstand is achteruitgang. (=stil blijven staan ​​leidt tot relatieve achteruitgang ten opzichte van anderen die vooruitgang boeken)

4 betekenissen bevatten `achteruit`

  1. altijd de oude knecht blijven (=geen vorderingen maken (ook geen achteruitgang))
  2. in het achterschip geraken (=in zaken achteruit gaan)
  3. stilstand is achteruitgang. (=stil blijven staan ​​leidt tot relatieve achteruitgang ten opzichte van anderen die vooruitgang boeken)
  4. rust roest (=wanneer je niets doet gaat je vermogen achteruit)

21 dialectgezegden bevatten `achteruit`

  1. ' Ij zou ne frang in twiëe bijten, ' ij schaard achteruit gelèk de kiekes (=Hij is gierig) (Melseels)
  2. aa goa veuruit gelaak de zieldroagers (=hij gaat achteruit) (Gents)
  3. Achteroet loopn, achterheers lopen (=achteruit lopen) (Twents)
  4. ae begin van zèen pluimen te loaten (=hij gaat achteruit) (Wichels)
  5. alé, vuruit, achteruit (=gauw terug) (Schijndels)
  6. As mijne'n ond zó lillek waar, scheerde ik z'n kont kaol en leerde ik 'm achteruit lòòpe! (=Als ik zo lelijk was als u, zou ik er iets aan laten doen!) (Roosendaals)
  7. dè es och deur de sloewsters gesleuid (=die is er ook op achteruit gegaan) (Tiens)
  8. e pieëd laajt mei van het stoeën dan van het gon (=stilstaan is achteruit gaan) (Munsterbilzen - Minsters)
  9. ei go geen oar achteruit (=hij moet gelijk hebben) (Sint-Niklaas)
  10. Ge goat achteruit gellek de ziëldroars (=Je boekt geen vooruitgang) (Wichels)
  11. hae begint grelleg te slabakke (=hij begint sterk achteruit te gaan) (Munsterbilzen - Minsters)
  12. Hard edaisd (=toestand hard achteruit gegaan) (Katwijks)
  13. het geet bergaof mettem (=hij gaat er op achteruit) (Bilzers)
  14. hij goat mee zijnen deissel noar Lessen (=achteruit gaan) (brakels)
  15. ieëvër één sjoor voert kieke (=stiekem achteruit gluren) (Munsterbilzen - Minsters)
  16. ij gou veruit gelijk ne zieeldroujer (=Hij gaat achteruit) (Lokers)
  17. ruggels (=achteruit rijden) (Drents)
  18. van de trog afbijten (=iemand achteruit stellen) (Schunnebroecks)
  19. van het bed op 't stroj kómme (=achteruit boeren) (Genneps)
  20. viuëruit achteruit ! (=naar achteren !) (Kaprijks)
  21. wie laeger de kèrk, wie voller de bak (=normen en waarden gaan achteruit (bak = gevangenis)) (Heitsers)


Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen