Spreekwoorden met `nest`

Zoek

9 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `nest`

  1. `t Moet al een ruige hond wezen, die twee nesten warm houden kan (=alleen een rijke man kan er een tweede vrouw op na houden)
  2. een ei in het nest laten (=iets op voorraad hebben)
  3. een oude zwaluw weet haar nest. (=oude mensen hebben veel levenservaring.)
  4. in de nesten zitten (=met problemen zitten)
  5. je eigen nest bevuilen (=zijn eigen omgeving nadeel berokkenen)
  6. je hand in een wespennest steken (=zich bemoeien met een problematisch onderwerp en wellicht daardoor zelf moeilijkheden krijgen)
  7. uit de nesten helpen (=uit de problemen helpen)
  8. uit een goed nest komen (=van goede afkomst zijn)
  9. zuidwest, regennest. (=met een zuidwesten wind komt vaak regen)

50 dialectgezegden bevatten `nest`

  1. 'k goa noar mijn treeze, kruip in mijne nest (=ik ga naar mijn bed) (Gents)
  2. 'k Zijn den bos in, 'k Kruip in mijne nest (=Ik ga gaan slapen) (Sinnekloases en niekaarks)
  3. 't nest induuke (=Naar bed gaan) (Renkums)
  4. 't nest induuken (=Naar bed gaan) (Renkums)
  5. ' n lot viggens (=een nest biggen) (Overmeers)
  6. bedorven stront (=verwend nest) (Wichels)
  7. bedörve stront (=verwend nest) (Heusdens)
  8. d'n die ziet druit alsof ze in d'r nest zaikt (=zij ziet er onhygiënisch uit) (Hendrik-Ido-Ambachts)
  9. dae stinktj wie eine hoep (=hij stinkt heel erg (een hop (hoep) is een vogel die zijn nest niet schoonmaakt en enorm stinkt)) (Heitsers)
  10. das aa nest (=dat zijn oude spullen) (Sint-Niklaas)
  11. De aaien bûten 't nêst lizze. (=Overspel plegen) (Fries)
  12. de duuvejoengn zittn up dn boîrd vant nest (=ze heeft een grote decolleté) (Kortemarks)
  13. Die okster wuent hueg. letterlijk vertaald: het nest van de ekster zit hoog... (=zij heeft lange benen) (Vrasens)
  14. ei is al nor zènne nest (=hij is al naar bed (gemeenzaam) ) (Sint-Niklaas)
  15. Eigenwijs nest (=Eigenwijs meisje) (Archaïsch)
  16. em op zaane nest pakke (=iemand betrappen) (Hals)
  17. goon op je nest (=ga naar je bed) (Urkers)
  18. Hae hieët ziêne nest beschieëte (=Het zwarte schaap in de familie) (Weerts)
  19. hebbie in ju nest gezeke (=vroeg op gestaan) (Rotterdams)
  20. iemud op de nèst vangen (=iemand op heterdaad betrappen) (Budels)
  21. Ig goan menne nest en (=Ik ga slapen) (Herks)
  22. ik gaat me nest in (=ik ga naar bed) (Rotterdams)
  23. ik goa nar mèen'n nest / mèen'n tram (=ik ga slapen) (Wichels)
  24. ik goan sloape, ik kroawep in mijne nest (=ik ga slapen) (Geels)
  25. Ik kroap in meine nest (=Ik ga slapen) (Herentals)
  26. Ik kroëp in maane nest (=Ik ga slapen) (Onze-Lieve-Vrouw-Waver)
  27. ik kroip' één mijn' nest (=ik kruip in mijn bed) (Waregems)
  28. ik kruip in mijnen nest (=ik ga naar m'n bed) (Erps)
  29. immand uit zènnen nést langen (=iemand uit de nest nemen iemand trachten te bedriegen) (Meers)
  30. in aa' n nest kroëpen (=gaan slapen) (Moorsel)
  31. je komt uut e groît nest (=hij komt uit een kroostrijk gezin) (Kortemarks)
  32. jis nao zn nest (=hij is naar bed) (Kortemarks)
  33. kgao nao me kaf, kgao nao me koîje, kgao nao mn nest (=ik ga slapen) (kortemarks)
  34. kgoan no me kip; kgoan no me nest (=ik ga slapen) (Ostêns)
  35. ligt nog in zenne nest (=slaapt nog) (Diesters)
  36. naa leet dië nog altaat in zenne nest (beddebak) (=nu ligt hij nog altijd in zijn bed) (Diesters)
  37. nen nest veugeljonskens (=een nest vogels) (Overmeers)
  38. nèst moaken (=Rotzooi / heibel maken) (Hamonter)
  39. Noar dn toddenhoop gaan of nur oewen nest (=Naar bed gaan) (Kerkdriels)
  40. op je nest blijven leggen (=lui zijn) (Westlands)
  41. op ze nest epakt zien (=op heterdaad betrapt zijn) (Veurns)
  42. Op zijnen nest gestekt (=Op heterdaad betrapt) (Zottegems)
  43. t is eine vieze vogel dae zien eige nest besjietj (=het is niet goed als je slecht praat over je eigen familie) (Heitsers)
  44. tès lente, de meeste viëgël zin al aoënt timmëre (=het is lente en de meeste vogels zijn al een nest aan 't bouwen) (Munsterbilzen - Minsters)
  45. uit evve nest kome (=opstaan) (Geels)
  46. uit zènnen nést langen (=iemand uit bed halen, wakker maken) (Meers)
  47. van den nest tot 'n ende (=van het begin tot aan het einde) (Zottegems)
  48. Wete war 't henneke te nest gaat (=Achter de waarheid komen) (Bergs)
  49. z'en hem op zijnn nest gepakt (=ze hebben hem kwaad gekregen) (Kaprijks)
  50. Ze droagt eure nest uege (=Zij heeft zeer lange benen) (Lokers)


Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen