12 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `broek`
- aan zijn broek krijgen (=ermee opgescheept worden)
- de broek aan hebben (=de baas spelen (van een vrouw over haar man), het voor het zeggen hebben)
- de broek lappen en het garen toegeven (=er veel verlies aan overhouden)
- de buikriem/broekriem aanhalen (=spaarzamer worden)
- dun door de broek lopen. (=als iets niet mee zal vallen)
- een mier in de broek hebben (=ongeduldig zijn)
- een te grote broek aantrekken (=een doel stellen waarvoor je niet de benodigde middelen hebt)
- het een eind uit de broek laten hangen (=royaal zijn)
- het in zijn broek doen (=in de broek plassen van schrik of van het lachen)
- het is broekzak-vestzak. (=er wordt betaald, maar het geld blijft bij dezelfde kliek)
- iemand achter de broek/veren/vodden zitten (=iemand aansporen/opjagen / nauwlettend volgen)
- iemand een veer in de broek/kont steken (=iemand complimenteren of prijzen)
2 betekenissen bevatten `broek`
- water in je kelder hebben (staan) (=een te korte broek aanhebben)
- het in zijn broek doen (=in de broek plassen van schrik of van het lachen)
50 dialectgezegden bevatten `broek`
- ... te wannut (=deze broek draag ik niet meer, hij is te slordig) (Midden-Walchers)
- 'Et droipt toe zen broek en jas oit (=Hij heeft geen droge draad meer aan zijn lijf) (zaans)
- 'k ze gjeiren een broek ein op 't gedacht van doan (=ik zou graag een broek hebben zoals de uwe) (Sint-Niklaas)
- 'kèn een klad veirf op min broek gespeet (=ik heb verf op mijn broek gekregen) (Sint-Niklaas)
- 't Ees van mien broek (='t Is niet naar mijn zin) (Ronsisch)
- 't es kerremes, a emme angt uit (=iemands hemd die uit broek hangt) (Meers)
- 't stoa woadre in zijne keldre (=zijn broek is te kort) (Ursels)
- 't stoa woater ih' zijne kaawdere (=zijn broek is te kort) (Eekloos)
- 't stoa woater in zijne kelder; zein broek ë onder den tram gezétne (=zijn broek is te kort) (Oudenaards)
- 't stoa woatre in zijne keldre (=zijn broek is te kort) (Waregems)
- 't Was un rib uit mu lijf. / Ik het um weer flink uit m'n broek laten hange / (=Het heeft mij veel geld gekost...) (Utrechts)
- 't zeker hoog watter (=broek met te korte pijpen) (Liessents)
- ‘t löp mien dunne deur de broek (=Bang zijn) (Kampers)
- ' m Flink uit je broek laten hangen (=Diep in de buidel tasten) (Hendrik-Ido-Ambachts)
- A ee woeëter in zanne keljer (=Zijn broek is te kort) (Ninoofs)
- A lupt oep smirrekes (=Zijn broek is te kort) (Mechels (BE))
- a voin’ajd uit (=je broek staat open) (Kaprijks)
- aa ie wooter in zaane kelder (=man met een korte broek) (tervurens)
- Aa schèt in zen broek (=Hij heeft schrik) (Onze-Lieve-Vrouw-Waver)
- aa zit mei zaain broek vol goeste (=een geil man) (tervurens)
- aamn ze de koster en ie dee zn broek vol moster (=koster) (Zeeuws)
- aan veule goa goan vlieën (=uw broek staat open) (Kaprijks)
- ajei woater in zaane kelder (=zijn broek is te kort) (Niels)
- ajei woater in zanne kelder (=zijn broek is veel te kort) (Niels)
- As de broek gespannen staat, ben je gek als je er niet voor 'slaat' (=De verleiding) (Giethoorns)
- As de broek gespannen staat, ben je gek als je er niet voor slaat (=verleiding) (Giethoorns)
- as ie wilt flitsen mot ie de boks, bokse loat`n zakken.* (=als je wilt flitsen dan moet je de broek laten zakkken.) (Twents)
- asofter én zen broek ho (ch) gezeek (=alsof hij in zijn broek had geplast) (Bilzers)
- aste moes gon kakke, lot dan zen broek al mer zakke (=als de nood het hoogst is, is de redding nabij) (Bilzers)
- aun drappoo angd' uit (=je hemd hangt uit je broek / rok) (Wichels)
- baeter zën broek gesjieërd as zën K. verbrand (=er nog goed vanaf komen) (Munsterbilzen - Minsters)
- bau geet dat mènnëkë mèt dat brikskë hieën (=die broek is hem veel te groot) (Munsterbilzen - Minsters)
- bezeek tich mèr nie (=doe maar niet in je broek !) (Munsterbilzen - Minsters)
- Bockstoeël es doeë (=Zijn broek is te kort) (Ninoofs)
- broek verbrand' n (=afscheidsfeest van vrijgezellen bestaan) (Brakels)
- broek: 'k Moein der nog in zijn (=Antwoord van iemand tegen wie men zegt: `Je broek staat open`) (Lebbeeks)
- broeksje, woa goaj mé da vintje (=zijn broek is veel te groot) (Lichtervelds)
- d'er leit moor in tkesjken (=hij heeft in zijn broek gedaan) (Denderleeuws)
- daaj hoch zich (m) bekans besjieëte vanden angs (=die had bijna haar broek vol gedaan uit schrik) (Munsterbilzen - Minsters)
- Daar zak me broek van af! (=Dat is niet normaal!) (Rotterdams)
- dae doech asof ter èn zen broek ho gezeek (gesjieëte) (=hij stond er maar bedremmeld bij) (Munsterbilzen - Minsters)
- dae hèt de vlag authange (=zijn hemdsslip hangt uit zijn broek) (Munsterbilzen - Minsters)
- dae hèt mekans geen broek miei aon zën kont (=die loopt erbij als een voddenman) (Munsterbilzen - Minsters)
- dae hèt moemette èn zën broek (=hij zit ongedurig over-en-weer te schuifelen) (Munsterbilzen - Minsters)
- dae hèt moemette èn zën broek (=dat is me een zenuwachtige (ongeduldige) ) (Munsterbilzen - Minsters)
- dae hèt niks èn de kop, mér waol alles èn de broek (=hij heeft zijn verstand in zijn broek zitten) (Munsterbilzen - Minsters)
- dae hèt paeper èn zen broek (K...t) (=die is nogal gehaast) (Munsterbilzen - Minsters)
- dae hèt ziëker moemêtte èn zen broek (=die is nogal zenuwachtig!) (Munsterbilzen - Minsters)
- dae kleene weet wol op zëne boek, mér kump nie aut zën broek (=dat kind is niet van hem, alhoewel het op zijn naam staat) (Munsterbilzen - Minsters)
- dae zë verstand hink èn zën broek (=hij is alleen maar bezig met SX) (Munsterbilzen - Minsters)
Bronnen
De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers.
Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.
Zie ook:
- vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen