Spreekwoorden met `ij`

Zoek


1486 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `ij`

  1. dood en begraven zijn (=definitief voorbij zijn.)
  2. door de ouderdom wordt de wolf grijs. (=mildheid komt met de jaren)
  3. door de wol geverfd zijn (=brutaal , schaamteloos zijn)
  4. door de zure appel (heen)bijten (=het onaangename doen of over zich heen laten gaan)
  5. door een donkere bril bekijken (=op een pessimistische manier bekijken)
  6. door het hennepen venster kijken (=opgehangen worden)
  7. door het ijs zakken (=niet aan de verwachtingen voldoen.)
  8. door merg en been gaan/dringen/snijden (=buitengewoon kwetsend of doordringend zijn)
  9. door schade en schande wordt men wijs (=een mens leert het beste van z`n fouten)
  10. door vragen wordt men wijs (=door het stellen van vragen kun je veel te weten komen en veel kennis opdoen)
  11. dun snijden is het behoud van de worst. (=goed kunnen rondkomen door zuinig te zijn)
  12. dwazen en gekken schrijven hun namen op deuren en hekken (=dwazen doen gekke dingen)
  13. een aal bij de staart hebben (=een lastige taak ondernemen)
  14. een aardje naar zijn vaartje (=het karakter van zijn vader hebben)
  15. een adder aan zijn borst/boezem koesteren (=iets doen voor een ondankbaar iemand)
  16. een baas boven baas zijn (=er is altijd wel iemand die het beter kan of het beter denkt te kunnen)
  17. een bedrijvige Martha zijn (=een zeer ijverige vrouw zijn (Martha= bijbels symbool voor hardwerkende huisvrouw))
  18. een beurt krijgen (=onderhanden genomen worden)
  19. een bodemloos vat zijn (=altijd te weinig van iets zijn of opraken)
  20. een boer met kiespijn lacht niet (=mensen met pijn kunnen moeilijker ontspannen)
  21. een bokking krijgen (=een standje krijgen)
  22. een brave Hendrik zijn (=erg braaf zijn of zich zo voordoen)
  23. een bril op de neus krijgen (=moeten gehoorzamen aan iemand)
  24. een brok in de keel krijgen (=emotioneel aangedaan zijn)
  25. een dag is nooit zo nat of de zon schijnt altijd wat (=ook bij nare situaties zijn er lichtpuntjes)
  26. een dak boven zijn hoofd hebben (=woonruimte hebben, onderdak hebben)
  27. een dijk van een baan (=een geweldige baan)
  28. een doorn in het oog zijn (=ergens aan ergeren)
  29. een doos van Pandora zijn (=een bron van problemen, ellende, ziekte en misère zijn)
  30. een fijne neus hebben (=gemakkelijk iets ontdekken, snel iets aanvoelen)
  31. een gat in het dak krijgen (=niet erg slim zijn)
  32. een gat in zijn hand hebben (=geld te gemakkelijk uitgeven)
  33. een gegeven paard mag men niet in de bek kijken. (=als men een geschenk krijgt, dan moet men niet zoeken of er hier of daar wat aan mankeert.)
  34. een gehuurd paard en eigen sporen maken korte mijlen (=eigen bezit beschadigt men minder dan gekregen of gehuurd bezit)
  35. een gehuurd paard en eigen sporen maken korte mijlen. (=men is geneigd andermans spullen te misbruiken)
  36. een gek en zijn geld blijven nooit lang bij elkaar (=geld uitgeven aan nutteloze en onnodige dingen)
  37. een geluk bij een ongeluk (=terwijl iets mis gaat, gaat iets anders goed)
  38. een glas op zijn tijd houdt de mot uit de maag. (=wordt gezegd door mensen die graag een borreltje lusten)
  39. een groentje zijn (=(ook: Groen als gras zijn. ) Ergens nog geen ervaring mee hebben)
  40. een haas is graag waar hij geworpen is. (=ieder wil graag zijn waar hij geboren is)
  41. een hard gelag zijn (=iets is moeilijk te dragen)
  42. een harde dobber (zijn/worden) (=niet gemakkelijk (zijn/worden))
  43. een harde knoest heeft een scherpe bijl nodig (=een slechte gewoonte is moeilijk te verdringen)
  44. een heet hangijzer (=een moeilijk onderwerp waar veel discussie over bestaat)
  45. een heilig boontje zijn (=erg braaf doen, maar niet altijd braaf zijn)
  46. een hele jan zijn (=een grote vent zijn)
  47. een hond is stout op zijn eigen dam. (=op bekend terrein durf je meer)
  48. een hoofd als een boei krijgen (=een erg rode kleur krijgen in het gezicht, erg blozen)
  49. een hoofd als een ijzeren pot. (=een heel goed geheugen hebben)
  50. een houten/stijve Klaas zijn (=nooit iets leuks willen)

2098 betekenissen bevatten `ij`

  1. niets te verletten hebben (=de tijd hebben)
  2. hora ruit (=de tijd vliet snel)
  3. met de helm (op) geboren zijn (=de toekomst kunnen voorspellen / bijzonder voorzichtig zijn)
  4. de beste stuurlui staan aan wal (=de toeschouwers kunnen het altijd beter dan de uitvoerders)
  5. andermans boeken zijn duister te lezen (=de toestand of bedoelingen van een ander zijn moeilijk in te schatten)
  6. een deksel op de kop hebben (=de verantwoordelijkheid voor iets nemen)
  7. de rode cijfers (=de verliescijfers)
  8. aan banden leggen (=de vrijheid beperken)
  9. alles komt uit al moesten de kraaien het uitbrengen (=de waarheid komt altijd uit)
  10. overstag raken (=de wind van voren krijgen)
  11. oude wijn in nieuwe zakken (=de zaken zijn anders gepresenteerd, maar niet wezenlijk veranderd)
  12. het vlees doden (=de zinnelijke behoeften onderdrukken)
  13. dood en begraven zijn (=definitief voorbij zijn.)
  14. het kind van de rekening (=degene die schade lijdt, terwijl anderen niets hebben)
  15. als men van de duivel spreekt trapt men hem op zijn staart (=degene waarover men spreekt, laat zich dikwijls op dat moment zien)
  16. zwijgen en denken zal niemand krenken. (=denk na voor je iets zegt wat pijn kan doen)
  17. je doet de boter in de pan, maar bakt er niks van (=denken dat je iets begrijpt, terwijl je dat niet doet)
  18. de waarheid in pacht hebben (=denken de enige te zijn die de waarheid kent of vertelt)
  19. je oren laten hangen (=depressief zijn, het opgeven)
  20. het heen en weer krijgen (=diarree krijgen - vooral gezegd van iets dat helemaal niet bevalt)
  21. onder de wal zijn (=dicht bij de wal zijn)
  22. op een kluitje (=dicht bij elkaar)
  23. dat zaakje zal wel doodbloeden (=die kwestie zal geleidelijk aan wel worden vergeten)
  24. uit wiens hand men eet wiens woord men spreekt (=diegene bij wie we ons geld verdienen geven we meestal gelijk)
  25. wiens brood men eet, diens woord men spreekt (=diegene bij wie we ons geld verdienen geven we meestal gelijk)
  26. het paard dat de haver verdient krijgt ze niet (=diegene die het goede gedaan heeft, krijgt de beloning niet)
  27. het haasje zijn (=diegene zijn die er voor opdraait, het slachtoffer)
  28. in het lijntje lopen (=dienstbaar zijn)
  29. een harde noot kraken (=dingen bespreken die moeilijk liggen, een moeilijk karwei doen)
  30. moet is een bitter kruid. (=dingen die men moet doen kunnen onaangenaam of vervelend zijn.)
  31. niet kunnen rijmen (=dingen die niet met elkaar kloppen of het samen niet kunnen begrijpen)
  32. zoete broodjes bakken (=dingen zeggen om een goede indruk achter te laten bij mensen met invloed)
  33. schijn bedriegt (=dingen zijn niet altijd zoals ze zich voordoen)
  34. op til zijn (=dingen zijn op dit moment gaande (met name veranderingen))
  35. haast je langzaam (=doe het zo snel mogelijk, maar niet sneller (uit het Latijn: Festina lente))
  36. rijd voort maar zie om (=doe verder maar blijf opletten)
  37. rijd voort voerman maar zie om (=doe verder maar blijf wel opletten)
  38. de tijd vliet snel gebruik hem wel (=doe wat je moet doen, terwijl je nog kan)
  39. een beentje lichten (=doen struikelen (letterlijk of figuurlijk))
  40. verkikkerd zijn (=dol zijn op iemand/iets of verliefd zijn op iemand)
  41. bot gegeten hebben (=dom geboren zijn en zo blijven)
  42. Pietje de dood maait altijd. (=doodgaan is onvermijdelijk)
  43. tegen de dood is geen kruid gewassen. (=doodgaan is onvermijdelijk)
  44. het zwoerd/zwoord achter de oren hebben (=doof zijn)
  45. met een gouden hengel vissen (=door bedrog zijn doel halen)
  46. er geen touw aan vast kunnen knopen (=door de onduidelijkheid niet kunnen begrijpen wat er wordt bedoeld)
  47. een ongeluk zit in een klein hoekje (=door een kleine fout kunnen gemakkelijk erg nare ongelukken gebeuren)
  48. je achter de oren krabben (=door een onverwachte, zorgelijke ontwikkeling tot nadenken gestemd zijn)
  49. een zware pijp roken (=door eigen schuld in moeilijkheden komen)
  50. reageren met de voeten (=door ergens weg te gaan, weg te blijven of niet meer terug te keren, aangeven dat men niet tevreden is)

17 dialectgezegden bevatten `ij`

  1. kheb Sjaoke nie-j-ore vernoeme ij waar nie bij de stoet (=was Jac er niet bij) (Oudenbosch)
  2. kom voe voelee, zaai 't ij de woale (=zoals je wilt) (Brakels)
  3. kwets komt ij wal (=de vraag is of hij wel komt) (Lokers)
  4. Ma m'ne goeien toch, tre'et ij ni aan (=Ach m'n beste, zit er niet mee) (Hulshouts)
  5. nen ont mee nen oet, in ij klapt-er tene (=hij spreekt iedereen aan) (Kaprijks)
  6. nond zijne stèst komter uuk en ij ènkt vanagter (=met geduld komt het wel in orde) (Brakels)
  7. noue eed ij toch in mijn roape gescheten (=Nu is hij voor mij te ver gegaan en ik zal hem dat betaald zetten) (Lokers)
  8. ôa ij gezei (=hij heeft gezegd) (Booms)
  9. oe zal ij uit ut pak komme? (=wat zal er van hem worden?) (Oudenbosch)
  10. Pet van een kwartje, ij ies nes as un pet van un kwartje (=Je kunt niet van hem op aan.) (Volendams)
  11. tes nen bum van ne vent moer ij es te kort afgezoagd (=een kleine man) (Zottegems)
  12. todden, ij löp er overal mee rond te todden (=zeulen, meeslepen) (Kampers)
  13. Un snoek is niet groot, moar ij bèèt wél je bien erof (=Een snoek is niet groot, maar hij bijt wel je been eraf) (Volendams)
  14. viegt ij (=dedraag je) (Hulshouts)
  15. Voorbeeld: ' ij èt nooit gjeen tied (=Gebruik van dubbele ontkenning) (Zeeuws)
  16. waor ij nou mee afgekomme nis (=waar hij nu mee thuisgekomen is) (Oudenbosch)
  17. woar da't er riuëk is, is't er vier, in ij omstak zijn puibe an ne pièërdestront (=waar rook is, is vuur) (Kaprijks)




Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen