Spreekwoorden met `denken`

Zoek

7 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `denken`

  1. aanzien doet gedenken (=wat men met eigen ogen gezien heeft, is gemakkelijker te onthouden)
  2. denken met kousen en schoenen in de hemel te komen (=denken dat men zich niet moet inspannen)
  3. denken moet je aan een paard overlaten, dat heeft een groter hoofd (=niet te veel denken maar doen)
  4. denken moet je aan een paard overlaten, die hebben een groter hoofd. (=je moet niet te veel denken)
  5. iemand van kwade trouw verdenken (=verdenken dat iemand bedriegt)
  6. niet meer kunnen wegdenken (=niet meer kunnen missen)
  7. zwijgen en denken zal niemand krenken. (=denk na voor je iets zegt wat pijn kan doen)

36 betekenissen bevatten `denken`

  1. naar zijn hielen omzien (=aan vluchten denken)
  2. de ratten verlaten het zinkende schip (=als de omstandigheden verslechteren denken sommigen alleen aan zichzelf en vertrekken)
  3. je doet de boter in de pan, maar bakt er niks van (=denken dat je iets begrijpt, terwijl je dat niet doet)
  4. denken met kousen en schoenen in de hemel te komen (=denken dat men zich niet moet inspannen)
  5. de waarheid in pacht hebben (=denken de enige te zijn die de waarheid kent of vertelt)
  6. je achter de oren krabben (=door een onverwachte, zorgelijke ontwikkeling tot nadenken gestemd zijn)
  7. het paard van Troje binnenhalen (=door onnadenkendheid of onnozelheid de vijand toelaten)
  8. je woorden kauwen (=eerst nadenken en dan pas spreken)
  9. niet over een nacht ijs gaan (=eerst nadenken voor men iets doet - geen risico`s nemen)
  10. er een nachtje over willen slapen (=er eerst over na willen denken)
  11. uit het oog verliezen (=er niet meer aan denken)
  12. te binnen schieten (=er plots aan denken)
  13. voor ogen (=er steeds weer aan denken)
  14. daar zitten nogal wat haken en ogen aan (=er zijn meer problemen dan je op het eerste gezicht zou denken)
  15. iets wikken en wegen (=erg lang over iets nadenken en alle voors- en tegens afwegen)
  16. zo wijs als Salomo`s kat zijn (=erg wijs denken te zijn, maar eigenlijk totaal niet zijn)
  17. geld over de balk gooien (of smijten) (=geld verspillen, zonder nadenken uitgeven)
  18. gedachten zijn tolvrij (=iedereen mag vrij denken wat diegene wil)
  19. iemand op het verkeerde been zetten (=iemand ergens een verkeerde indruk van geven, waardoor hij of zij iets gaat denken wat helemaal niet klopt)
  20. pluimen in de wind waaien (=iets doen zonder na te denken)
  21. `t Mag vloeien, `t mag ebben. Die niet waagt zal `t niet hebben (=je moet niet denken als je niets onderneemt dat ze het dan bij je thuis komen bezorgen)
  22. denken moet je aan een paard overlaten, die hebben een groter hoofd. (=je moet niet te veel denken)
  23. laten we elkaar geen mietje noemen (=laten we precies zeggen hoe we denken over de ander)
  24. wie staat ziet toe dat hij niet valle (=mensen die alles denken te weten of kunnen, moeten zelf maar oppassen voor fouten en problemen)
  25. er geen brood in zien (=niet denken dat iets kan werken)
  26. buiten de waard rekenen (=niet gerekend hebben op hoe anderen er werkelijk over denken)
  27. niet verder zien/kijken dan je neus lang is (=niet goed nadenken wat de gevolgen van iets zijn)
  28. verstand op nul zetten (=niet nadenken en gewoon handelen.)
  29. denken moet je aan een paard overlaten, dat heeft een groter hoofd (=niet te veel denken maar doen)
  30. hou ouder, hoe gekker. (=ouderen maken zich minder druk om wat anderen van hen denken)
  31. traag gereden is vroeg thuis. (=sneller klaar zijn door eerst goed na te denken)
  32. iemand van kwade trouw verdenken (=verdenken dat iemand bedriegt)
  33. lijnrecht tegenover iets staan (=volledig het omgekeerde zijn of denken)
  34. twee handen op een buik (=ze werken samen, ze denken er hetzelfde over)
  35. twee hoofden onder een kaproen (=ze werken samen, ze denken er hetzelfde over)
  36. een haastig woord is gauw gezegd. (=zeg geen dingen zonder eerst na te denken)

50 dialectgezegden bevatten `denken`

  1. 'k meuë't nie gedriuëmd-ên (=ik mag er niet aan denken) (Kaprijks)
  2. 't was te peizen (=het was te denken) (Erps)
  3. aatër zën aur dabbe (=tijd nemen om na te denken) (Munsterbilzen - Minsters)
  4. as den oeil stoet zakt 't verstand in de kluute (=als een man opgewonden is kan hij niet helder meer denken) (Brussels)
  5. As lei bove Mauzel . (=Hypothetisch denken is zinloos .) (Opwijks)
  6. Bekans raajt dékker mét, mér hét nog nauts gewonne (=Beter weten dan denken te weten) (Munsterbilzen - Minsters)
  7. Da ze denken dat ze Zwieten dan hemme ze genne kaa (=Wat zullen de mensen denken ....) (Herentals)
  8. dae dan laeftj, dae dan zörgtj (=niet te veel vooruit denken) (Weerts)
  9. dat dank tich de koekoek (den aajl) (=dat zou ik ook denken (ironisch bedanken)) (Munsterbilzen - Minsters)
  10. de moes zen toeng altijd twei kër ronddraeë eiste get zèks (=zwijgend denken kan niemand krenken) (Munsterbilzen - Minsters)
  11. dees is er ientje van de buregemaister (=Veel van zichzelf denken) (Volendams)
  12. Der bint leu dee nich van gedachtn veraandert; mer dee deankt nooit noa (=Er zijn mensen die nooit van gedachte veranderen, maar deze mensen denken dan ook nooit na) (Twents)
  13. dinke moeste iëverlotte on ze piëd, dae hètter de kop vër (=denken moet je aan anderen overlaten die dat kunnen) (Bilzers)
  14. dinke moeste iëverlotte on ze piëd, dae hètter de kop vër (=denken moet je overlaten aan mensen die dat kunnen) (Munsterbilzen - Minsters)
  15. dinken moej je oan un perd leaten doewn de hit unne gruttere kop (=denken moet je aan een paard laten doen dat heeft een groter hoofd) (Budels)
  16. er grust in zin (=denken dat alles in orde is) (Sint-Niklaas)
  17. er iets uitlappen (=onverwachts iets zeggen zonder na te denken) (Sint-Niklaas)
  18. Es m'n aan sommige minse e vaerke geuftj dinke ze det ze vleugels höbbe! (=Wanneer men aan sommige mensen een veertje geeft denken zij dat ze vleugels hebben!) (Kinroois)
  19. ge keu't steekn woardaë wiwt (=je kan ervan denken wat je wil) (Kaprijks)
  20. Ge kund'is on mennen tap gaon hange joeng (=Je moet niet denken dat ik dat ga doen, man) (Antwerps)
  21. ge meut ur nie òn dènke (=je mag er niet aan denken) (Tilburgs)
  22. ge moe ni pèize da g'het zait zenne (=je moet niet denken dat je fantastisch bent) (Dendermonds)
  23. ge zoe't aam nie anzaa'en (=je zou het niet van hem denken) (Eekloos)
  24. ge zoet-êm nie angeevn (=je zou dat niet van hem denken) (Kaprijks)
  25. geddent gij goed op (=denken dat je gelijk hebt) (Zottegems)
  26. gepeist: Wouij ouij da na gepeist (=Wie had dat nu kunnen denken) (Lebbeeks)
  27. get zónger bezei doon (=iets doen zonder erbij na te denken) (Heitsers)
  28. hij, zij, is een Sintemedunk (=denken dat je ziek bent) (Loois)
  29. I’j mot neet tediepe bouw’n, met vloot wodt ut land ok wal zwart . (=Niet te moeilijk denken) (achterhoeks)
  30. Ich huib mich onnuzel gespékkuleid. (=Zich onnozel denken om tot een oplossing te komen) (Walshoutems)
  31. ij es mee zijn gat in de boter gevalle, moar mee zijne kinne op den rand (=denken dat iemand geluk had, maar toch niet.) (Gents)
  32. k dogge we a jie dat docht dirrem doch ik k za t ok me dienken (=denken) (Zeeuws)
  33. kalle zónger bezei (=bazelen; praten zonder erbij na te denken) (Heitsers)
  34. kzoot nie giejrn gedrumd èn (=ik mag er niet aan denken) (Brakels)
  35. Kzot deenke / kzaat deenke (=Ik mag het denken) (Geels)
  36. leev'm en leev'm loat'n (=men moet ook om de medemens denken) (Westerkwartiers)
  37. lot daaj würmpkes mër ès wërke (=denken is het begin van alle kennis) (Munsterbilzen - Minsters)
  38. meiren: Meiren bringen! (=Geen denken aan!) (Lebbeeks)
  39. mèt stilte zèkste somtijds mei as mèt wieëd (=zwijgend denken zal niemand krenken) (Munsterbilzen - Minsters)
  40. oe ette gij 't leven op de? (=denken dat je gelijk hebt) (Zottegems)
  41. om immen tinke (=om iemands gevoel denken / empathie tonen) (Fries)
  42. Op de dollerooi (=Iets zonder na te denken doen) (Steenwijks)
  43. pestoeër zaengeltj zich 't ierst (=eerst aan zichzelf denken) (Weerts)
  44. staek tich nie tevieël èn zën heed, dat brink aléén mèr leed (=van teveel te denken krijg je hoofdpijn) (Munsterbilzen - Minsters)
  45. t was te paaze (=ik had het kunnen denken) (dilbeeks)
  46. ten es gieën riesse (van)! (=daar hoef je niet eens aan te denken) (Waregems)
  47. tès te kop wô de kont moet waajerhélpe (=eerst denken helpt de last verlichten) (Munsterbilzen - Minsters)
  48. twas te peizen (=het was te denken) (Eizels (Herzeels))
  49. um eine schieëpel kore, kan me gein meule bouwe (=een oude man moet niet meer aan trouwen denken) (Weerts)
  50. unne Koaren doen (=Een Karen zijn (iets onterecht beter denken te weten)) (brabants)


Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen