44 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `hart`
- bitter in de mond maakt het hart gezond (=ook wat minder aangenaam is, kan gezond of goed zijn)
- de hand over zijn hart strijken (=voor één keer toestaan)
- een goed hart is goud waard (=je treft niet snel meer mensen met een goed karakter)
- een goed hart toedragen (=goed kunnen verdragen)
- een gouden hart hebben (=heel aardig/lief zijn)
- een hart van goud hebben (=zeer vriendelijk en behulpzaam zijn.)
- een hart van steen hebben (=geen medelijden met anderen hebben)
- een hartje zonder zorg (=een zorgeloos iemand)
- een klein hartje hebben (=weinig durven/gauw bang zijn)
- een pak van het hart (=een grote opluchting)
- elk hart heeft zijn smart. (=iedereen heeft zijn eigen zorgen om iets)
- geen hart in het lijf hebben (=geen greintje medelijden kennen)
- hartzeer van iets hebben (=er geestelijk onder lijden)
- heb het hart eens (=heb de moed om dat te doen. (Eigenlijk: als je dat doet, zal ik je ongenadig straffen))
- het hart ergens aan ophalen (=ergens van genieten)
- het hart hoog dragen (=erg trots zijn)
- het hart in de schoenen zinken (=alle moed en hoop verliezen om problemen op te lossen)
- het hart op de goede plaats hebben (=een oprecht en menslievend karakter hebben)
- het hart op de lippen hebben (=over zijn emoties durven praten - alles zeggen wat men denkt)
- het hart op de rechte plaats hebben (=eerlijk zijn)
- het hart op de tong dragen (=direct zeggen wat iemand denkt, ongeacht of dat slim is of niet)
- het hart op de tong hebben. (=zeggen wat je er van vindt)
- het hart zinkt hem in de schoenen (=hij verliest alle moed)
- hoe hoger het hart, hoe lager de ziel (uit het Fries) (=hoogmoed is het kenmerk van een dwaas)
- iemand een hart onder de gordel/riem steken (=iemand moed inspreken)
- iemand een warm hart toedragen (=iemand steunen)
- iets na aan het hart hebben liggen (=er erg mee begaan zijn)
- iets niet over zijn hart kunnen krijgen (=ergens niet toe kunnen komen of ergens op gesteld zijn)
- iets op het hart hebben (=iets te vertellen hebben)
- in hart en nieren (=vanuit volle overtuiging)
- je hart luchten (=iemand over je problemen vertellen)
- je hart uitstorten (=aan iemand alles (in vertrouwen) vertellen)
- je hart vasthouden (=ernstig zorgen maken, bang zijn dat het mis gaat)
- met de hand op het hart (=eerlijk en gemeend)
- met hart en ziel (=met plezier en passie)
- om het hart slaan (=schrik bezorgen)
- op het hart binden (=met de grootste nadruk zeggen)
- op het hart drukken (=met de grootste nadruk zeggen)
- ter harte nemen (=het zich aantrekken)
- uit het oog, uit het hart (=de aandacht voor iemand verliezen, als die persoon niet meer in de nabijheid is)
- uit het zicht, uit het hart (=wanneer iets niet meer zichtbaar is, wordt het vaak vergeten.)
- van zijn hart geen moordkuil maken (=zijn gevoelens niet opkroppen / vrijuit zeggen wat je niet bevalt / eerlijk zeggen over hoe er over iets gedacht wordt)
- waar het hart vol van is, loopt/vloeit/stroomt de mond van over (=waar men heel erg mee bezig is, daar wil men over praten)
- wat het oog niet ziet, wat het hart niet deert (=wat je niet ziet en niet weet heb je ook geen last)
9 betekenissen bevatten `hart`
- je bent om op te eten (met boter en suiker). (=beeldig, snoezig, hartveroverend, snoeperig.)
- daar zal wat zwaaien (=daar zal een hartig woordje gesproken worden)
- het land hebben aan iets/iemand (=een hartgrondige afkeer hebben)
- met open armen ontvangen (=erg hartelijk ontvangen worden)
- door merg en been gaan (=hartverscheurend zijn)
- ieder bakt zijn koek zoals hij hem eten wil. (=iedereen behartigt zijn zaken, op een manier zoals hij dat zelf wil.)
- ex animo (=van harte)
- hoe groter geest hoe groter beest (=wel verstandig, maar daarom niet goedhartig)
- ruwe bolster, blanke pit (=ziet er sterk uit, maar heeft een goed hart)
50 dialectgezegden bevatten `hart`
- 'n erte van koukebrooëd (=goed hart) (Waregems)
- A ei en ètteke van pontkoek (=Hij heeft een hart van peperkoek) (Mechels (BE))
- a es ni controeëren (=hij is niet slecht van hart) (Nieuwerkerks)
- as ie hart hòlt, dan hòlt ie ut nog (=als hij hard loopt, dan haalt hij het nog) (Tilburgs)
- assen hat verzoerd ès, zal soeker ter nie viël aon helpe (=niet iedereen heeft een peperkoeken hart) (Munsterbilzen - Minsters)
- babbële waaj ë mertwijf (=het hart op de tong hebben) (Munsterbilzen - Minsters)
- baeter kaa haan dan e kaat hat (=krijgen vult de handen, geven het hart) (Munsterbilzen - Minsters)
- baukpaajn hëbbe (=pijn in het hart hebben) (Munsterbilzen - Minsters)
- Da is me ôn t hart geliige (=Dat ligt me naar het hart) (Berghems)
- daaj er maul stink van de lieëges (=zij die hun hart op de tong dragen, moeten toch een vieze smaak hebben) (Munsterbilzen - Minsters)
- daaj kos vieër kotse (=als 't hart in brand staat, vliegen de vonken uit de mond) (Munsterbilzen - Minsters)
- dae hét al ferm koste op zen hat (=die heeft al eelt op zijn hart) (Bilzers)
- das vür daud te valle (=daar krijg ik het van aan mijn hart) (Munsterbilzen - Minsters)
- dat steet nie èn mëne kattekismës (=dat kan ik nooit over mijn hart krijgen om te doen) (Munsterbilzen - Minsters)
- de mûle seit wolris wat dêr't hert gjin diel oan hat (=De mond spreekt wel eens over waar het hart geen deel aan heeft.) (Fries)
- den keutel dicht bij 't hart hèbbe (=Angstig zijn) (Genneps)
- doë mankiërt get on zene meteur (=zijn hart is niet in orde) (Bilzers)
- doë wiën ich nie goed van, doë kraajg ich et on men hat van (=dat is slecht voor mijn hart) (Munsterbilzen - Minsters)
- een èt va gaat (=een hart van goud) (Merchtems)
- Een goei djoeb (=Een vrouw die haar hart op haar handen heeft) (Walshoutems)
- een lustige weef (=een weduwe die het niet aan haar hart laat komen) (Sint-Niklaas)
- et traut spaaje (=zijn hart luchten) (Munsterbilzen - Minsters)
- G'èt giën èt. (=Je durft niet / Je hebt het hart er niet toe.) (Merchtems)
- Geine duûvel op zien hert laote börste (=Van zijn hart geen moordkuil maken) (Weerts)
- get on zene meteur höbbe (=een zwak hart hebben) (Munsterbilzen - Minsters)
- goei gedaachte koëme raech auttet hat (=gebruik je verstand met je hart erbij) (Bilzers)
- hae hèt get on zene meteûr (=er mankeert wat aan zijn hart) (Munsterbilzen - Minsters)
- hae krabde tottet bloed traut zeekde (=de dermatoloog had eelt op zijn hart) (Munsterbilzen - Minsters)
- hae wor ter nie goed van (=de cardioloog was er het hart van in toen zijn patiënt stierf) (Munsterbilzen - Minsters)
- Haw it hert ris yn 'e bealch (=Heb het hart eens in je lichaam) (Fries)
- hij 's op en top 'n zoak'man (=hij is zakenman in hart en nieren) (Westerkwartiers)
- hij spijde vuur en vlam (=hij stortte zijn woedend hart uit) (Westerkwartiers)
- ichkan er nie euver zwe`ge (=waar het hart van vol is, loopt de mond van over) (Heusdens)
- ie ei zn halle us flienk uut e spohen (=hart gelucht) (Zeeuws)
- ie es ter gerust in (=hij laat het niet aan zijn hart komen) (Waregems)
- ie loat et nie an zin herte komen (=hij laat het niet aan zijn hart komen) (herte)
- Ie'j hebt mie'j achter het Veske grep'n (=Je hebt mijn hart beroert (in beroering gebracht ) e.e.a.nal.van een Preek van Anne v / der meiden.) (Twents)
- iemand kreite (=iemand treiteren, het hart uithalen) (Munsterbilzen - Minsters)
- iemëd goed traeê (=iemand in het hart raken (trappen)) (Munsterbilzen - Minsters)
- iet oan zijne motuir èn (=iets aan zijn hart hebben) (Brakels)
- Ik heb een geel zwert hert (=Ik heb een geel zwart hart) (Arnhems)
- immant tergen (=iemand op zijn hart trappen) (Erps)
- kaa haan gaeve werm liefde (=koude handen, maar een warm hart) (Bilzers)
- Klein kènjer traeë dich oppe sjòlk, groote op 't hart (=Kleine kinderen kleine zorgen, grote kinderen grote zorgen) (Sittards)
- kou annen, weirm ert (=koude handen, warm hart) (Meers)
- Liefde doert langer mét stil te kalle en hel te liege (=Liefde komt méér uit het hoofd dan uit het hart) (Bilzers)
- Maak van je hart gien smoorpan. (=Maak van je hart geen moordkuil.) (zaans)
- mi pèen in 't ert, mi ertziër (=met pijn in het hart) (Wichels)
- mn êrte klopt in me keele (=mijn hart bonst van de schrik) (Lichtervelds)
- mn êrte klopt in mn keele (=mij hart bonst) (Kortemarks)
Bronnen
De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers.
Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.
Zie ook:
- vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen