Spreekwoorden met `trek`

Zoek


67 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `trek`

  1. iemand een kies trekken (=iemand veel geld afnemen)
  2. je handen van iemand aftrekken (=iemand niet langer steunen)
  3. je kan een paard wel in het water trekken, maar niet dwingen dat het drinkt. (=je moet iemand niet dwingen, zelfs niet tot iets leuks)
  4. je trekken thuis krijgen (=door anderen op dezelfde manier behandeld worden als je hun behandelde (bv met een streek))
  5. lelijke streken op zijn kompas hebben (=gemene en lelijke streken uithalen)
  6. leringen wekken maar voorbeelden trekken (=je kan mensen iets willen leren , maar geef vooral het goede voorbeeld)
  7. met de nachtschuit vertrekken (=er erg stilletjes vandoor gaan)
  8. met de noorderzon vertrekken (=onaangekondigd vertrekken en niets meer van zich laten horen)
  9. met opgestoken/opgestreken/opgezet zeil naar iemand toe gaan (=boos naar iemand toe gaan of boos bij iemand binnen komen)
  10. met stille trom vertrekken (=vertrekken zonder iemand het te laten weten)
  11. niet aan zijn trekken komen (=niet krijgen wat men wil)
  12. ongelijke paarden trekken kwalijk. (=mensen die teveel verschillen in kwaliteiten, werken vaak niet goed samen)
  13. streken onder je staart hebben. (=niet te vertrouwen zijn)
  14. trekken aan een dood paard. (=het is een onbegonnen zaak)
  15. van leer trekken (=beginnen met vechten, duidelijk laten merken dat iets als vervelend ervaren wordt)
  16. wie de schoen past trekke hem aan (=wie schuldig is mag zich aangesproken voelen)
  17. ze trekken om het langst (=ze willen beide winnen)

59 betekenissen bevatten `trek`

  1. in zijn schulp kruipen (=zich in zichzelf terugtrekken, niet verder aandringen)
  2. er heet noch koud van worden (=zich nergens iets van aantrekken)
  3. maling aan iets of iemand hebben (=zich nergens iets van aantrekken)
  4. iets over z`n kant laten gaan (=zich nergens iets van aantrekken)
  5. god noch gebod vrezen (=zich nergens iets van aantrekken - een misdadig leven leiden)
  6. ijskoud zijn gang gaan (=zich nergens van aantrekken)
  7. een loopje met iemand nemen (=zich weinig van iemand aantrekken (die de leiding heeft))
  8. uit het zadel lichten (=zijn rang of stand of betrekking doen verliezen)
  9. zonder aanzien des persoons (=zonder iemand voor te trekken; zonder er rekening mee te houden om wie het gaat)

50 dialectgezegden bevatten `trek`

  1. hae trèk traut (=hij gaat er stiekem vanonder) (Munsterbilzen - Minsters)
  2. hae trék van de gemeinte (=hij leeft van de openbare onderstand (ocmw)) (Munsterbilzen - Minsters)
  3. hae trèk zich de hoëre autte kop (=de kapper zit met de handen in het haar) (Munsterbilzen - Minsters)
  4. hae trèk zich van god noch gebod get aon (=hij kent geen stelregels) (Munsterbilzen - Minsters)
  5. het trèk al op (=de lucht klaart op) (Munsterbilzen - Minsters)
  6. Hot dich neet óp an d'r kaal van de luuj. (=trek je niets aan van wat de mensen ervan zeggen.) (Mechels (NL))
  7. hübste opten trêk geston (=je bent lichtelijk verkouden) (Munsterbilzen - Minsters)
  8. ich hëb paajn aon mën goesting (=ik heb er geen trek in) (Munsterbilzen - Minsters)
  9. Ich höb geine trèk (=Geen zin (hónger) hebben) (Gelaens (Geleens))
  10. ich kan mèr nie goed trèg op trèk koëme (=het duurt lang voordat ik weer terug op de been ben) (Munsterbilzen - Minsters)
  11. ich trèk mich de hoëre autte kop... (=ik denk vreselijk diep na) (Munsterbilzen - Minsters)
  12. ie trek zijn'n plan (=hij slaat er zich doorheen) (Waregems)
  13. ieder hèttet raech vër ongelèkkeg te zin! (=trek maar eens een lachend gezicht!) (Munsterbilzen - Minsters)
  14. Ien de trek zitte (=In de tocht zitten) (venrays)
  15. iets ofdieëln van... (=een erfelijke trek bezitten van...) (Waregems)
  16. ij trek van de zieknkasse (=hij valt op de mutualiteit) (Kaprijks)
  17. ij trek van den dop (=hij krijgt werkloosheidsvergoeding) (Kaprijks)
  18. Ik hab effe hönger (=Ik heb trek) (Hoofddorps)
  19. Ik trek er men anne naf (=Ik trek er mijn handen van af) (Mechels (BE))
  20. Ik trek maa dau gieën knaat (kneit ) vanaun (=Ik trek mij daar niets van aan) (Onze-Lieve-Vrouw-Waver)
  21. ik trek me nerreges wa van aon (=het kan me niet schelen) (Roosendaals)
  22. ik zit in de trek (=ik zit in de tocht) (Diems)
  23. jeet er ne trek van weg, tis em gescheetn en gespoogn (=hij gelijkt op iemand) (Kortemarks)
  24. kèn (groaten) 'onger (=ik heb (veel) trek) (Hulsters (NL))
  25. kus mijn kluéten (=trek uw plan) (Hams)
  26. Laot ze de pes (t) krijge (=trek je niets van ze aan) (Utrechts)
  27. loat 'em moar ien zien eig'n sop goarkook'n (=trek je maar niets aan van hem) (Westerkwartiers)
  28. loat du boern moar dessn (=dorsen) (=trek het je niet aan) (Waarschoots)
  29. luste / motte gij un potje bier jong? (=heb je trek in een biertje? (sic) ) (Oudenbosch)
  30. Miene reem stieët op 't vrieëtgaetje (=trek hebben en eens goed gaan eten) (Weerts)
  31. moej dich mèt zën eege (=trek het je niet aan) (Munsterbilzen - Minsters)
  32. moej trek up je lucht en (=iemand willen slaan, kwaad zijn) (Brugs)
  33. ne vroolaajrok trèk mei as ë piëd (=de invloed van een vrouw is heel groot) (Munsterbilzen - Minsters)
  34. Nee dank je, ik ben pas ziek geweest / Nee ik heb thuis goed gegeten (=Nee dank je. (als iemand je iets (te eten) aanbiedt en je hebt geen trek) (Utrechts)
  35. Nee, jèh trek volle zale (=Jij bent niet veel beter) (Arnhems)
  36. neije gij trek volle zaole! (=nee, wat jij zegt daar is iedereen het mee eens!!!) (`t-Heikes)
  37. Och jong, trek ut dich nit zoe aa! (=Ach joh, trek het je niet zo aan!) (Eys)
  38. op dun trek stoan (=op de tocht staan) (Brakels (gld))
  39. op ten trèk stoeën (=in de tocht staan) (Munsterbilzen - Minsters)
  40. pas mér op dat zën maul zau nie blijve stoën (=trek zo geen zuur gezicht) (Munsterbilzen - Minsters)
  41. schitj aggau een frak oeën (=trek rap een frak aan) (Meers)
  42. snokt er mor ies goed oan (=trek er maar eens goed aan) (Sint-Niklaas)
  43. stekt da nie in öf bolleke! (=trek u dat niet aan!) (Geels)
  44. t trèk haaj! (=je gulp staat open!) (Munsterbilzen - Minsters)
  45. Tingelingeluuërke ich trek um aan zien uuërke Waat reudje: Hin, haan of vos? Haan.. `Dan trek ich dur nog us aan` Vos...`Dan laot ich um (nog neet) los` Hin.. `Dan pak ich dur nog un bitje deeper in` (=aftelliedje) (Weerts)
  46. tkan mich nie boemme (=ik trek het me niet aan) (Bilzers)
  47. trek e niet zo eb ie niet (=Uit alle macht trekken) (Giethoorns)
  48. trèk es ojn mene vinger! (=ik geloof je niet!) (Munsterbilzen - Minsters)
  49. trek et aachterste been ies wat an (=Schiet eens wat op) (Giethoorns)
  50. trek ie niet ,zo eb ie niet (=Uit alle macht trekken) (Giethoorns)




Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen