Spreekwoorden met `hemd`

Zoek

13 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `hemd`

  1. als het hemd scheurt dan heeft het een gat (=wees niet vooraf al nodeloos bezorgd)
  2. belofte is een hemd der dwazen (=een nietszeggende belofte kan toch tijdelijk gelukkig maken)
  3. een doodshemd heeft geen zakken. (=je hebt niets aan je geld als je dood bent)
  4. elke dag een draadje is een hemdsmouw in een jaar (=als je iedere dag een beetje doet komt het karwei uiteindelijk klaar)
  5. geen hemd aan het lijf hebben (=naakt of erg arm zijn)
  6. het hemd is nader dan de rok (=eigen familie gaat voor)
  7. het is beter een andermans hemd dan geen (=wat men niet heeft kan men desnoods nog altijd lenen)
  8. het laatste hemd heeft geen zakken (=je kunt niets meenemen als je dood gaat (laatste hemd = doodshemd))
  9. iemand het hemd van het lijf vragen (=erg nieuwsgierig zijn en alles van iemand proberen te vragen)
  10. iemand tot op zijn hemd uitkleden (=alles van iemand afnemen, een te hoge prijs laten betalen)
  11. in zijn hemd laten staan (=voor schut laten staan)
  12. je laatste hemd aan hebben (=je hebt iets fout gedaan en er zal wat voor je zwaaien)
  13. schrijf het maar op je buik (dan kan je het met je hemd weer uitvegen) (=vergeet het maar)

Eén betekenis bevat `hemd`

  1. het laatste hemd heeft geen zakken (=je kunt niets meenemen als je dood gaat (laatste hemd = doodshemd))

42 dialectgezegden bevatten `hemd`

  1. 't ae van oa gat vroagen (=Het hemd van je lijf vragen) (Wichels)
  2. 't es kerremes, a emme angt uit (=iemands hemd die uit broek hangt) (Meers)
  3. 't hemd is noader dan 'e rok (=eerst je eigen familie helpen, daarna pas anderen) (Westerkwartiers)
  4. 't hemd trilt em veur 't gat (=hij is erg bang) (Westerkwartiers)
  5. 't hemd uutleen'n, en zulf noakn'd loop'n (=je hemd uitlenen en zelf naakt lopen) (Westerkwartiers)
  6. 't leste hemd het gien buuz'n (=als men sterft kan men niets meenemen) (Westerkwartiers)
  7. ' t hemd is noader dan ' e rok (=familie gaat voor vreemden) (Westerkwartiers)
  8. aun drappoo angd' uit (=je hemd hangt uit je broek / rok) (Wichels)
  9. d'r zitt'n gien buuz'n ien je leste hemd (=een dode kan niets meenemen) (Westerkwartiers)
  10. dat kump ziëker aut te K..t van een koe (=dat hemd is verfrommeld) (Munsterbilzen - Minsters)
  11. de hëbs de vlag authange (=je hemd hangt uit je broek) (Munsterbilzen - Minsters)
  12. de hëbs zën slip nog authange (=je hemd steekt nog niet in je broek) (Munsterbilzen - Minsters)
  13. de hëbs zën vlag authange (=je hemd hangt uit je broek) (Munsterbilzen - Minsters)
  14. de keutele uut de vot vraoge (=het hemd van het lijf vragen) (Weerts)
  15. de kol van minnem (=de kraag van mijn hemd) (Sint-Niklaas)
  16. de toffël ès al gedèk (=je hemd hangt uit je broek) (Munsterbilzen - Minsters)
  17. de vriedah is mè de zoaterdah toe (=een verkeerd dichtgeknoopt hemd) (Izegems)
  18. e karro im (=een geruit hemd) (Ninoofs)
  19. eemes de peerike oet zien naas haale (=Iemand het hemd van het lijf vragen) (Weerts)
  20. en èmme mé lange sléppen (=een hemd met lange slippen) (Meers)
  21. enne zóndig zoonder schòn hemd (='n doordeweekse zondag) (Horster)
  22. heehef 't hemd kort veur de boks, bokse zitten. (=Hij is snel boos) (Twents)
  23. hidder mn hum gestreeke (=heb je mijn hemd gestreken) (Heusdens)
  24. Hij liep in z'n frokkie (=Hij liep in zijn hemd) (Dordts)
  25. hij stijt ien zien hemd (=hij staat voor joker) (Westerkwartiers)
  26. iemëd autheire (=iemand tot op zijn hemd uitvragen) (Munsterbilzen - Minsters)
  27. iemed de pieringe autte naos haole (=iemand tot op zijn hemd uitvragen) (Munsterbilzen - Minsters)
  28. iemes de peirenge autte naos haole (=iemand het hemd van het lijf vragen) (Munsterbilzen - Minsters)
  29. iemes de pierenge autzen noës haole (=iemand uitvragen tot op zijn hemd) (Bilzers)
  30. ijeet de vlag uit (=zijn hemd komt uit zijn broek) (Oudenbosch)
  31. It is jûns kâlder as bûten, it skeelt in himd. (=Het is 's avonds kouder dan buiten, het scheelt een hemd) (Fries)
  32. Je kenne je hemd erin verteren (=Jesus wàt lekker!) (Westfries)
  33. Je mellek kookt over. (=Je hemd hangt uit je broek.) (Zaans)
  34. slip: Aa slip angd oët, ' t es meire kèrremis (=Als iemands hemd uit zijn broek hangt) (Lebbeeks)
  35. staek zën slip ës èn ! (=steek je hemd in je broek !) (Munsterbilzen - Minsters)
  36. Viezerik (=Vuil hemd) (Brabants )
  37. Vuil hemd (=Viezerik) (Brabants )
  38. wel 't eerst vernemt, het 't zelf ien 't hemd (=wie de scheet het eerst ruikt, heeft die zelf laten waaien) (Westerkwartiers)
  39. Wie 't eerste vernemp , dot het zelf in 't hemd (=Wie het eerst constateert is zelf de schuldige) (Giethoorns)
  40. Wie eers vernemp dot 't zelf in 't hemd (=Wie het eerst constateert is zelf de schuldigee) (Giethoorns)
  41. zan slep ankt ooitj (=zijn hemd hangt uit) (Ninoofs)
  42. ze vroeg'n 'em 't hemd van 't gat (=ze wilden alles van hem weten) (Westerkwartiers)


Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen