Spreekwoorden met `varen`

Zoek

13 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `varen`

  1. als Hollands welvaren (=blakend van gezondheid)
  2. de haring over de kop varen (=het doel voorbijschieten)
  3. Hollands welvaren (=gezegd van een zeer gezond uitziend persoon)
  4. in het schuitje zitten en mee moeten varen (=mee moeten doen, zich niet meer kunnen terugtrekken)
  5. in hetzelfde schuitje varen/zitten (=met dezelfde omstandigheden te maken hebben, hetzelfde lot ondergaan)
  6. in iemands kielzog varen (=het net zo doen als iemands voorganger)
  7. lelijk ten haring gevaren zijn (=zwaar pech hebben)
  8. met onbevaren volk is het slecht zeilen (=met onervaren mensen is het moeilijk werken)
  9. onder valse vlag varen (=zich voordoen als een ander of zich anders voordoen)
  10. varen waar de grote mast vaart (=klakkeloos de baas volgen)
  11. voor halve vracht meevaren (=weinig gewaardeerd worden)
  12. wie in het schuitje zit moet meevaren (=wie ergens mee begonnen is moet dit ook afmaken)
  13. wie scheep is moet varen (=als je ergens aan begonnen bent moet je er mee voortdoen)

17 betekenissen bevatten `varen`

  1. als oude honden blaffen, is het tijd om uit te zien (=als ervaren mensen waarschuwen moet je luisteren)
  2. van leer trekken (=beginnen met vechten, duidelijk laten merken dat iets als vervelend ervaren wordt)
  3. het ruime sop kiezen (=de haven uitvaren)
  4. de zee ploegen (=de zee bevaren)
  5. vuur en vlam spuwen (=erg hevig uitvaren)
  6. iemand op zijn zeer trappen (=ergens over praten wat door iemand als erg onplezierig ervaren wordt)
  7. een oude vogel is niet licht te vangen. (=ervaren mensen laten zich niet makkelijk foppen.)
  8. een oude rat vindt licht een gat. (=ervaren mensen weten vaak een oplossing te vinden)
  9. de fiolen van zijn toorn uitstorten (=heftig uitvaren)
  10. met onbevaren volk is het slecht zeilen (=met onervaren mensen is het moeilijk werken)
  11. niet graag in iemand schoenen staan (=niet graag willen ervaren hoe het is iemand anders te zijn die in een moeilijke of onprettige situatie zich bevindt)
  12. nog nat(/ niet droog) achter de oren zijn (=nog uiterst onervaren zijn, zodat men er niet over mee kan praten)
  13. stank voor dank (=ondankbaarheid ervaren voor geboden diensten.)
  14. elke bos stro waait voor de wind (=onder makkelijke omstandigheden kan iedereen welvaren of iets uitvoeren)
  15. het klappen van de zweep kennen (=precies weten hoe het eraan toegaat, ervaren zijn)
  16. tegen windmolens vechten (=tegen irreëele gevaren/zaken vechten)
  17. je tanden laten zien (=tonen dat men niet bang is, van zich afbijten; stevig uitvaren; streng zijn)

4 dialectgezegden bevatten `varen`

  1. doë moeste gee graos lette iëver wasse (=die kans mag je niet laten varen) (Bilzers)
  2. er goe mei voare (=ergens wel mee varen) (winksels)
  3. Kolen varen (=Iets vervoeren met paard en kar, bvb kolen (brandstof)) (Berings)
  4. zënë kop tërbij nieërlègge (=eindelijk toegeven zijn koppigheid laren varen) (Munsterbilzen - Minsters)


Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen