1698 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `ge`
- `t Is gelijk of men van/door de kat of de kater/hond gebeten wordt (=het maakt niet uit hoe of waardoor je benadeeld bent geweest)
- `t Moet al een ruige hond wezen, die twee nesten warm houden kan (=alleen een rijke man kan er een tweede vrouw op na houden)
- aal is geen paling (=het mindere is niet gelijk aan het meerdere)
- aalmoezen geven verarmt niet (=van een aalmoes te geven wordt men zelf niet armer)
- aan alle dingen komt een eind. (=alles verandert)
- aan alle kapelletjes aanleggen (=alle cafés onderweg bezoeken)
- aan alles een kleurtje weten te geven (=voor alles wel een uitleg weten)
- aan banden leggen (=de vrijheid beperken)
- aan de dag leggen (=vertonen)
- aan de degen rijgen (=tot (zwaar) verliezer maken)
- aan de heidenen overgeleverd (=in zware moeilijkheden - in de macht van mensen zonder scrupules)
- aan de latten hangen (=ermee ophouden - bijna bankroet zijn)
- aan de lus hangen (=recht blijven staan in tram of bus)
- aan de man brengen/helpen (=verkopen)
- aan de pan blijven hangen/kleven (=zich om bestwil ergens mee bemoeien maar er slecht afkomen)
- aan de pan gelikt hebben (=slecht terechtkomen of veel schade hebben)
- aan de schors blijven hangen (=iemand of iets alleen op het uiterlijk beoordelen)
- aan de strijkstok blijven hangen (=geld dat aan een goed doel wordt besteed verdwijnt voor een groot deel bij mensen die oneerlijke onkosten maken)
- aan de Turken overgeleverd zijn (=slecht behandeld, bedrogen, mishandeld worden)
- aan de veren kent men de vogel (=aan het uiterlijk (verzorging/kleding) kun je zien met wat voor iemand je te maken hebt)
- aan een balk, die uit het bos gehaald wordt, moet veel gehakt worden, voor hij in het huis past (=in een religieuze groep, vereniging, etc,: je kunt leden uit een gemeenschap winnen, maar hun moet wel geleerd worden zich aan te passen)
- aan een been knagen (=langdurig vergeefs bezig zijn)
- aan een boom zo vol geladen, mist men een twee pruimpjes niet (=als er van iets grote hoeveelheden zijn, kan er wel wat gemist worden)
- aan een klein vogeltje past geen grote bek. (=kinderen moeten gehoorzamen)
- aan een zijden draadje hangen (=de kansen zijn nog niet verkeken, maar het scheelt erg weinig)
- aan elkaar gewaagd zijn (=beiden vrijwel evenwaardig zijn)
- aan elkaar hangen als droog zand (=geen enkele samenhang vertonen)
- aan gene zijde van het graf (=na de dood)
- aan handen en voeten gebonden zijn (=geen kant op kunnen)
- aan het klokzeel hangen (=bekend maken)
- aan het licht brengen (=bekend maken (bijz. van ongunstige dingen))
- aan het verstand brengen (=duidelijk maken)
- aan iemands lippen hangen (=aandachtig luisteren)
- aan iemands voeten liggen (=iemand vereren, een absolute fan van iemand zijn)
- aan iets blijven hangen (=ergens verstrikt in raken, ermee bezig blijven)
- aan lager wal geraken (=fortuin verliezen; arm en berooid worden)
- aan mijn lijf geen polonaise (=van mij moet je afblijven)
- aan zijn broek krijgen (=ermee opgescheept worden)
- aan zijn eerste leugen niet gebarsten en voor zijn tweede niet opgehangen zijn (=een grote leugenaar zijn)
- aan zijn gerief komen (=vinden wat men nodig heeft (inz. seksuele behoeften))
- aan zijn neus hangen (=hem inlichten)
- aan zijn snoer rijgen (=tot volgeling maken)
- aanzien doet gedenken (=wat men met eigen ogen gezien heeft, is gemakkelijker te onthouden)
- aap wat heb je mooie jongen (=sarcastische opmerking over iemand die wat al te trots is op iets)
- aap wat heb je mooie jongen spelen (=overdreven vriendelijk zijn)
- aardewerk is geen paardenwerk. (=graven of in aarde werken is een vermoeiende bezigheid)
- Abraham gezien hebben (=50 jaar of ouder zijn)
- acte de présence geven (=ervoor zorgen dat je ergens aanwezig bent)
- ad acta leggen (=als afgedaan beschouwen) (Latijn)
- Aken en Keulen zijn niet op één dag gebouwd (=voor een uitgebreide klus heb je meer tijd nodig)
2535 betekenissen bevatten `ge`
- de morgen doet het werk. (=`s morgens ben je het productiefst)
- een groentje zijn (=(ook: Groen als gras zijn. ) Ergens nog geen ervaring mee hebben)
- op de vingers kijken (=(Op een vervelende manier) scherp toezien hoe iemand iets doet, zodat elke fout direct opgemerkt wordt)
- in de schoenen schuiven (=(vaak onterecht) beschuldigen)
- haarscherp (=(van een afbeelding) getrouw tot in fijne details)
- het licht zien (=1: begrijpen wat men daarvoor nog niet begreep 2: geboren worden, ontstaan)
- wat de heren wijzen moeten de gekken prijzen (=aan beslissingen van het hoger gezag moet men zich onderwerpen)
- aan de vruchten kent men de boom (=aan de nakomelingen kent men de ouders)
- voor de ganzen preken (=aan dovemans oren zeggen)
- tegen de klippen op gaan (=aan een stuk doorgaan (met liegen))
- lapsus memoriae (=aan het geheugen ontsnapt)
- bakkerskinderen eten oud brood. (=aan het vak dat men uitoefent, besteedt men in zijn directe omgeving weinig aandacht.)
- fiolen van toorn over iemand uitstorten (=aan iemand duidelijk laten blijken dat je kwaad op diegene bent)
- plat op de buik gaan (=aan iemand toegeven, zich overleveren)
- een kleine aardappel moet je niet schillen (=aan mensen die weinig geld hebben, moet je niet veel geld vragen)
- aan beurt komen (=aan werk geraken)
- op de grote trom slaan (=aandacht proberen te krijgen voor diens zaak)
- aan de voeten van Gamaliël zitten (=aandachtig luisteren naar de les die een wijs persoon meegeeft)
- het oor strelen (=aangenaam in de oren klinken)
- in het vat gieten (=aanleggen)
- de tongen losmaken (=aanleiding geven tot gepraat)
- kinderen die zwijgen zullen ook nooit wat krijgen (=aanvulling op `Kinderen die vragen worden overgeslagen.`)
- iemand het hof maken (=aardig tegen iemand doen in de hoop aardig gevonden te worden)
- van achteren kijkt men de koe in zijn gat (=achteraf is het makkelijk kritiek geven)
- achterna kakelen de kippen (=achteraf is het makkelijk kritiek geven)
- het op de klompen aanvoelen (=achterafgepraat - Dat had men kunnen weten)
- het achter de ellebogen hebben (=achterbaks; zonder zijn zelfzuchtige bedoelingen te laten zien)
- je leven in de waagschaal stellen (=actie ondernemen waarbij het eigen leven in gevaar kwam)
- de barricades opgaan (=actie voeren om iets voor elkaar te krijgen of juist tegen te houden)
- de zweep erop leggen (=afdrijven, opjagen)
- van God en alle mensen verlaten (=afgelegen; stil)
- een blauwe scheen lopen (=afgewezen worden)
- een korf krijgen (=afgewezen worden)
- een blauwtje lopen (=afgewezen worden (in de liefde))
- met de vork schrijven (=afzetten, meer kosten rekenen dan werkelijk gemaakt)
- het lood al in de bil hebben (=al gestraft zijn voor iets. (geschoten zijn met een loden kogel))
- voor heter vuren gestaan hebben (=al groter problemen gekend hebben)
- vragen kost geen geld (=al heb je weinig kans, je kan het in elk geval maar vragen)
- de lijdensbeker tot de bodem ledigen (=al het slechte, tot het laatste toe, over zich heen krijgen)
- sinds mensenheugenis (=al lange tijd)
- sinds jaar en dag (=al lange tijd)
- al lang en breed (=al lange tijd)
- kunnen lezen en schrijven (=al lange tijd goede diensten bewezen hebben)
- een glaasje op hebben (=alcohol te hebben genuttigd)
- in de lucht zitten (=algemeen voorkomen)
- tot de bedelstaf/bedelzak brengen (=alle aardse bezittingen ontnemen)
- de toets kunnen doorstaan (=alle antwoorden op vragen/problemen weten)
- het tafellaken doorsnijden (=alle bindingen met iemand verbreken)
- de derde streng houdt de kabel. (=alle goede dingen bestaan in drieën)
- geld stinkt niet (=alle manieren om aan geld te komen zijn toegestaan)
50 dialectgezegden bevatten `ge`
- `witte gè ut geld van Willem Holleeder, daor hè-k nie genogt vèèref veur `! (=`witwas jij het geld van Willem Holleeder ` (verrassend antwoord) ) (Tilburgs)
- 'n kleur of ge de hel ágeblaoze hed (=een rode kleur) (Horster)
- 't ael es nog nie van au gat gespoeld [hoewel dit nergens terug te vinden is moet `ijl` hier `vruchtwater`betekenen] / ge zèe nog nie druëg achter au uëren (=je komt net kijken) (Wichels)
- 't e no (g) ne skooën'n, ge zijt no (g) ne skooën'n gij! (=afkeuren wie niet meer meedoet (laf gedrag) ) (Waregems)
- 't es vaer van au gat, ge moet er nie(d) op zitten (=dat wondje / pijnlijk plekje valt best wel mee) (Wichels)
- 't is gelaak da ge 't gere het (=het is zoals jij wilt) (Nijlens)
- 't is verre van a gat, ge moet-er nie op zidn (=wanneer iemand hoofdpijn heeft) (Kaprijks)
- 't stoa geschréve en gedrukt, ge moet krabbe woar ut jukt (=Het staat geschreven en gedrukt, je moet krabben waar het jeukt) (Ossies)
- 't stoe geskreven en gedrukt, ge moetj krabben wurdat ukt (='t staat geschreven en gedrukt, je moet krabben waar het jeukt) (Meers)
- ‘tsa wa zwoaën os ge tuis komt (=voor iemand die te laat naar huis gaat) (Kaprijks)
- ’t és skuë gerief mur ge meug ‘et nie in uis émmen (='t is een mooie vrouw, maar je mag ze niet in huis hebben (smalend gezegd door mannen over een vrouw, )) (Meers)
- a ge bouven zij bellen he (=tegen iemand die in zijn neus aan t' peuteren is) (Ransts)
- a ge da mor wit (=als je dat maar weet!) (Sint-Niklaas)
- a ge da us wit dan gut da perke wel an (=als je dat eens wist dan gaat het lampje wel branden) (Wijchens)
- a ge moest beschoamt zijn (=je moest je schamen) (Kaprijks)
- a ge zoe-se toch wew ne schup geevn (=ze brengen er niets van terrecht) (Kaprijks)
- aalpt ier een beetsjen, ge geefd aunders gieen maalk (=Help hier een beetje, je hebt toch niets te doen) (Lokers)
- Als ge het nie wit dan doede ut mee kit (=Als je het niet meer weet) (brabants)
- als ge het nie wit kende ut altijd nog behange (=als je het niet weet (als grap) ) (brabants)
- antwoord: As kaa zeen stoet maaine slinger (=als ge zegt: ge zaat nen ingel) (Brussels)
- As ge 't dees op et zèede mor vier uur'n van gent nie mieër (=Aan deze maaltijd zul je wel genoeg hebben) (Wichels)
- as ge 't moar begrèpt wôr (=Als je het maar begrijpt he) (Bosch)
- As ge 't zééjt, geleuf'k oe gèère (=Als jij het zegt, geloof ik het graag) (Hedels)
- as ge (ache) da mor wit! (=als ge dat maar weet!) (Sint-Niklaas)
- as ge ' t nie wit, dan mottut behanguh (=iets anders doen als je er niet uitkomt) (Moerdijks)
- as ge ba den ond sloapt, ropte zen vluuje (=elkaar aansteken) (Hals)
- as ge da durft doen zidde strafboar (=strafbaar voor de wet) (Sint-Niklaas)
- as ge da geleuft zijde van e goe joar (=naief zijn) (Leefdaals)
- As ge da mor wit (=Als je dat maar weet) (Hams)
- as ge dae mar wit! (=geloofwaardig) (Budels)
- as ge dè mè wet! (=zeer zeker) (Budels)
- As ge de mer lait. (=Als je dat maar laat.) (Eersels)
- As ge goit, kriedum vaneiges terug in ou gezeecht (=Wie de bal kaatst, kan de bal terug verwachten) (brabants)
- as ge me oe ermoei geen road wit, ben de nie werd de ge ze het (=als je met je armoede geen raad weet ben je niet waard dat je ze hebt) (Heezers)
- As ge ne neuze hét, keude rieken (=Wie het schoentje past, trekt het aan) (Lokers)
- As ge nen 'ond mee een 'oëken op ziet goa'der mee mee (=Je vertrouwt anderen te snel) (Wichels)
- as ge ni oud wilt weurre moet a mor joenk oephange (=als je niet oud wil worden moet je je maar jong ophangen) (Antwerps)
- As ge nie goewd nor de mister loistert, dan kriede un draoi um oew orre (=Als je niet goed naar de meester luistert krijg je een draai om je oren) (Liessents)
- As ge nou oe-en bèk nie houdt, dan sloa ik daluk al oe krulle uit oe hoar (=Moeder wil jengelend kind stil krijgen) (Bosch)
- as ge ou bakkes nie aat (=als je niet zwijgt) (Hams)
- As ge slaopt de ge lacht, dan ben de mergevruug blij (=Wie lachend slaapt, is de volgende morgen ook blij) (Brabants)
- as ge ut nie mir wit, dan pur en kit (=Als je het niet meer weet, gebruik dan purschuim en kit) (Kaatsheuvels)
- As ge van 'n duvel sprikt zie-de / tert-e op zèen'n stèert (=Als je over de duivel spreekt zie je / trap je op zijn staart) (Wichels)
- as gê van den duvel sprikt ziede zènne stjeirt (=iemand die het huis binnenkomt als men over hem aan het praten is) (Sint-Niklaas)
- As ge van Gimmert nor Nuene rijdt, dan komde langs dn brouwer (=Als je van gemert naar Nuenen rijdt, dan kom je langs Bavaria) (Liessents)
- As ge wilt drieve dan gôt mar ien de Maos ligge (=Ik laat me niet opjutten) (Genneps)
- as ge wilt, hé (=altijd welkom, hoor) (Wichels)
- asset nie verstees moesset mér verzitte (=ge zult het wel verstaan) (Bilzers)
- Ast er iet is.....da welle gekreege hemme van ozze lieven hiejer. Dan ist toch wel `TIJD` en een lijf in ozze bloewete. ge zoo zot mutte zen, oem da deur een aander te loate verkloewete. (=Als er iets is dat we gekregen hebben van onzen Lieven Heer, dan is het toch wel `TIJD` en een lichaam in onzen bloten. ge zou toch gek moeten zijn, om dat door iemand anders let laten verkloten.) (Geels)
- ba ge doet (=dat doe je wel) (Meers)
Bronnen
De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers.
Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.
Zie ook:
- vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen