30 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `deur`
- aan dovemans deur kloppen (=vragen terwijl men geen gunstig antwoord hoeft te verwachten)
- dát doet de deur dicht (=dat wordt niet geaccepteerd)
- de deur platlopen (=steeds weer bezoeken)
- de ene bedelaar ziet de andere niet graag voor de deur staan (=men is bang voor concurrentie)
- door de achterdeur weer binnenkomen (=onverwacht terugkomen op een afgeronde situatie)
- dwazen en gekken schrijven hun namen op deuren en hekken (=dwazen doen gekke dingen)
- een achterdeurtje (=een manier om iets te ontduiken)
- een achterdeurtje openhouden (=een redmiddel in nood houden)
- een nieuwe voordeur krijgen (=gezegd bij het bereiken van een tiende levensjaar, dus 10, 20, 30 etc.)
- een open deur intrappen (=iets doen wat niet nodig is of iets wat al gezegd of gedaan is nog een keer doen)
- een stok achter de deur (=een dreigement om iets gedaan te krijgen)
- gekken en dwazen schrijven hun namen op deuren en glazen (=dwazen doen gekke dingen)
- het ringetje van de deur kussen (=onderdanig / beleefd zijn voorbij geloofwaardigheid)
- het voor de deuren van de hel weghalen. (=ergens veel moeite voor doen)
- ieder huisje heeft een deurtje. (=er is altijd een manier om iets te bereiken)
- iemand de deur wijzen (=iemand wegsturen)
- iemand het gat van de deur wijzen (=iemand zeggen dat die het pand moet verlaten of iemand wegsturen)
- iets de deur uit doen (=iets wegdoen)
- je kan niet door een muur lopen, behalve als er een deur in zit (=dingen kunnen alleen gedaan worden als er een reële kans toe is)
- met de deur in huis vallen (=meteen ter zake komen / onmiddellijk over datgene beginnen waarvoor men kwam zonder)
- niet met iemand door één deur kunnen (=niet met iemand kunnen samenwerken (door verschillen in persoonlijkheid.))
- ongenode gasten zet men achter de deur (=wie niet welkom is, laat men niet binnen of laat men zo lang mogelijk wachten)
- via de achterdeur (=indirect, onopgemerkt, stiekem)
- voor de deur staan (=ieder ogenblik kunnen beginnen, komen)
- voor de rode deur moeten gaan (=voor het gerecht komen)
- voor een vissers deur vissen (=vergeefse moeite doen)
- voor zijn eigen deur vegen (=zijn eigen problemen oplossen)
- voorbij de schout zijn deur mogen dragen (=wel gezien mogen worden)
- zo gek als een deur (=stapelgek)
- zo zat als een deur (=helemaal bezopen zijn)
3 betekenissen bevatten `deur`
- in de kerk geboren zijn (=de deur open laten staan)
- iemand het vierkante gat wijzen (=iemand de deur wijzen, wegsturen)
- als het regent in mei, is april voorbij (=spreekwoord dat de spot drijft met spreekwoorden die open deuren intrappen)
50 dialectgezegden bevatten `deur`
- 'et giet weer niet deur (=Het gaat weer niet door) (Hoogeveens)
- 'k toande g'em 't goat van dn temmerman (=Ik wees hem de deur (gooide hem buiten) ) (Hansbeeks)
- 'n foutje deur de vingers kiek'n (=opzettrelijk een fout over het hoofd zien) (Westerkwartiers)
- 'n oop'm deur ientrapp'm (=iets meedelen wat iedereen al lang wist) (Westerkwartiers)
- 'n skoer deur de beên krieg'n; 'n skoer deur de latten krieg'n (=verbaal flink op zijn kop krijgen) (Twents)
- 'n vrouw di-j völ in de deur stieët, zuuët neet wi-j 't binnen gieët (=een luie vrouw) (Weerts)
- 't eufd greu-it em deur 't aor en (=Hij wordt kaal) (Giethoorns)
- 't geet mien dunne deur 'n darm (=het gaat slecht met mij) (Achterhoeks)
- 't geet roar tou boe geen dier oan ès (=het gaat raar dicht waar geen deur aan is.) (Genker)
- 't geld glid 'em deur de vingers hen (=hij geeft gemakkelijk veel geld uit) (Westerkwartiers)
- 't hor groeit deur ze klakke (=hij heeft het erg moeilijk) (Veurns)
- 't is alt deur iet da ne puit geen hoar eet (=Het komt altijd wel door het een of ander) (Bevers)
- 't is mo de rook die deur de kave got en 't ligt nog e zak op (=gierig huishouden) (Veurns)
- 't is om t even of je deur de katte of den hoengd wor gebete (=het is om het even of je door de kat of door de hond wordt gebeten) (Flakkees)
- 't ken d'r mit deur (='t is net goed genoeg) (Westerkwartiers)
- 't vrus deur linnen en wollen (=Het vriest dat het kraakt) (Giethoorns)
- 't zwin deur de bjêten joagn (=eens goed uit de bol gaan) (West-Vlaams)
- 'toar groeit deur zijn mitse (=veel schulden hebben) (Knesselaars)
- ‘t löp mien dunne deur de broek (=Bang zijn) (Kampers)
- ' t hoar zoudt deur joen klakke groeien (=heel veel kosten maken zodat je geld opraakt) (West-Vlaams)
- ' t Kump aan éin deur oet (=Het is één pot nat) (Sittards)
- A'j de kont uutleent, mo'j deur de ribbe driete (=gezegd tegen iemand die iets uitgeleend heeft zonder het teruggekregen te hebben) (Barghs)
- A' j noe deur de hond of de katte e' beet' n wod, t' is allebeide niks. (=Politiek is gemeen) (Epers)
- aan één boksem aan deur (=zonder pauze volbrengen) (Westerkwartiers)
- achter 'n anner deur (=non stop) (Westerkwartiers)
- ae vangt / sloat d'r neffen / droat deur / zie ze vliegen / ee ne slag van de meulen g'ad (=hij is gek) (Wichels)
- aij is nie deur un uil uitgebroeid (=hij is niet dom) (Hulsters (NL))
- Akkerderen (=Door een deur kunnen) (Eersels)
- alles deur 'n anner hen (=alles door elkaar heen) (Westerkwartiers)
- alles lijt doar enter en twenter deur 'n kanner (=alles ligt daar doorelkaar) (Westerkwartiers)
- an de toe deur kómme (=Niemand thuis treffen) (Genneps)
- an één boksem an deur (=non stop) (Westerkwartiers)
- as 't dat moar deur hest (=als je dat maar door hebt) (Westerkwartiers)
- As armoe de deur in komp, giet de liefde 't glas oet. (=Als er armoede komt, komt er ook ruzie) (Drents)
- As d'r nen Mona Lisa op de baank (e) zit kriegie nen kearl 't hoes nich oet.* (=Als er een Mona Lisa op de bank zit krijg je de man de deur niet uit) (Twents)
- as ziêne kop op 'n kelder deur stóng, kwoom gein kat inne kélder (=iemand met een afzichtelijk gezicht) (Weerts)
- Ast er iet is.....da welle gekreege hemme van ozze lieven hiejer. Dan ist toch wel `TIJD` en een lijf in ozze bloewete. Ge zoo zot mutte zen, oem da deur een aander te loate verkloewete. (=Als er iets is dat we gekregen hebben van onzen Lieven Heer, dan is het toch wel `TIJD` en een lichaam in onzen bloten. Ge zou toch gek moeten zijn, om dat door iemand anders let laten verkloten.) (Geels)
- aste mét zen haan én zen hoër zits, béste zau bij zen hiësene (=twijfel is de deur naar de wijsheid) (Bilzers)
- Belke trėkke. (WT) (=Kinderspel: Bij iedere deur bellen) (Mechels (NL))
- Belke trikke. (WT) (=deur aan deur bellen (kinder spelletje)) (Mechels (NL))
- Bès doe in de kirk gebaore!! (=wordt gezegd tegen iemand die altijd de deur achter zich open laat) (Steins)
- bèste èn de kërk geboëre (=doe de deur dicht!) (Munsterbilzen - Minsters)
- bienoâ deur et joar henne (=bijna door het jaar heen) (Veessers)
- bindu in de kerk gebore (=iemand laat de deur openstaan) (Riekevorts)
- Bisse in de kerk gebaore? (=deur open laten staan) (Venloos)
- bist ien de kerk geboor'n (=als iemand de deur laat openstaan :) (Westerkwartiers)
- blad vo je neuze blad vo je gat (=deur voor je neus toegooien) (Brugs)
- blifs tich de diëre aofloope (=blijf je van deur tot deur gaan) (Munsterbilzen - Minsters)
- blind zin és erg, mér ziende blind nog mei (=je loopt beter tegen een gesloten deur dan voorbij een open) (Munsterbilzen - Minsters)
- Bos hout voor de deur (=Schaamhaar) (Brabants )
Bronnen
De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers.
Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.
Zie ook:
- vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen