10 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `zoet`
- aprilletje zoet, heeft nog wel eens een witte hoed (=in het begin (de hoed) van april kan het nog wel eens sneeuwen)
- een klein visje een zoet visje (=een klein voordeel of winstje dat met weinig moeite is verkregen)
- geld verzoet de arbeid (=geld dat je krijgt maakt het harde vervelende werk weer goed)
- het leven is geen zoete krentenbol (=het is niet altijd zo mooi, iedereen heeft wel eens tegenvallers)
- honger maakt rauwe bonen zoet (=als men honger heeft, smaakt alles)
- iets voor zoete koek aannemen (=iets geloven wat je hoort of ziet zonder kritisch te zijn.)
- iets voor zoete koek slikken (=iets zomaar geloven)
- kort en goed valt licht en zoet. (=pak dingen snel op en doe het goed)
- zoet gedronken, zuur betaald. (=drankmisbruik kan veel schade aanrichten)
- zoete broodjes bakken (=dingen zeggen om een goede indruk achter te laten bij mensen met invloed)
44 dialectgezegden bevatten `zoet`
- `zot zôo zuut zat zèèn` (=zou het zo zoet genoeg zijn) (Tilburgs)
- 't is malzoet (=overdreven zoet, veeels te zoet) (Westfries)
- ach dè ies zôn zuut programma op de tillevisie. (=ach, dat is zo'n zoet programma op de televisie) (Kaatsheuvels)
- ansjovis is vis as d'r aarst nijt is (=honger maakt rauwe bonen zoet) (Huizers)
- dae zoet mette dik ee én zen broek (=hij deed ze bijeen) (Bilzers)
- dae zoet rap opse piëdsje (=die werd vlug kwaad) (Bilzers)
- dae zoet waaj ën aepke oppët sjaepke (=hij zat er maar zielig bij te kijken) (Munsterbilzen - Minsters)
- de boekhaager zoet èn de rats (=de boekhouder zat in moeilijke papieren) (Munsterbilzen - Minsters)
- de zwoeng zoet trèn (=de vaart zat er in) (Munsterbilzen - Minsters)
- e nhond zoet doa z'n jongn nie were vin (=over een wanordelijke boel) (Iepers)
- e zoet de duvels doen dansn (=van iemand die overal ruzie stookt) (Iepers)
- é zoet é frang in tweeën bieten (=over iemand die spaarzaam (gierig) is) (Langemarks)
- ge zoe nen aop in zn kloîtn bietn, ge zoet er de meurn van uprien (=je wordt er gek van) (Kortemarks)
- ge zoet 't hem zonder te biechten geven (=zeer braaf vroom persoon) (Waarschoots)
- ge zoet de stoel van oendre ze gat moetn trekkn (=hij blijft maar zitten) (Kortemarks)
- ge zoet er de koede kwak van krieg' n, tis vo mieretetjes va te kriegn, Je kriegt d' r ennebubbels van (=je krijgt er kippevel van) (West-Vlaams)
- ge zoet er de krul van kriegn (=je wordt er gek van) (Kortemarks)
- ge zoet er de krul van krygn (=je zou er gek van worden) (Lichtervelds)
- Ge zoet er in schippen geleek in de vorte raupn (=Je zou er echt wel de brui aan geven) (Maldegems)
- ge zoet er jne doîd an aoln (=je zou het besterven) (Kortemarks)
- ge zoet er jne doîd an oaln (=je zou het besterven) (Lichtervelds)
- ge zoet er koede kurs van kriegn (=je zou er ziek van worden) (Kortemarks)
- Ge zoet verskiet'n. (=Je zou ervan opkijken.) (Zwevegems)
- ge zoet ze soms oan de muur plakke, ge zoe ze sewijle oan den hoak hange (=het zijn stoute kinderen) (Gents)
- gimmeleer knapt oe van de koez'n (=heel erg zoet) (Klazienaveens)
- hae zoet oppet tipke van zene stoel (=hij was zenuwachtig) (Munsterbilzen - Minsters)
- hae zoet te zwaur èn den oele (=de gasfitter werkte niet als ge-olied) (Munsterbilzen - Minsters)
- hij zit op druug zoet (=hij is blut) (Zuuns)
- honger moakt rauwe boon'n zoet (=in tijden van nood smaakt alles lekker) (Westerkwartiers)
- honger mokt rauwe boon' n zoet (=een hongerig iemand lust alles) (Westerkwartiers)
- ich kniepde ze ferm waaj ich èn daaj opstropping zoet (=ik deed ze toch bijeen toe ik in die verkeerschaos zat) (Munsterbilzen - Minsters)
- ich zoet doeë te hoejërë van de kaa mèt nen dikke surtoe aoën (=zelfs met een dikke jas aan had ik het heel koud) (Munsterbilzen - Minsters)
- je zoet do gin hoend e smete geevn (=alles staat er overhoop) (Veurns)
- je zoet een frang in tweien bieten (=gierigaard) (West-Vlaams)
- je zoet eentwien dn doîd andoen (=hij houdt van pesten) (Kortemarks)
- je zoet ei uut je gat vraogn (=hij blijft maar vragen stellen) (Kortemarks)
- je zoet êrte uut je lyf aoln (=hij is wreed) (Kortemarks)
- je zoet geevn dat 't oar ut jon klakke groeit (=veel moeten betalen tot je niet veel meer over hebt) (Ledegems, Kappels)
- Je zoet ze de comminnie zoender de biechte gevn (=Ze ziet er zo braaf en eerlijk uit) (Poperings)
- më brierkë zoet toeê te kaeke asoft tër èn ne rik hoeng (=mijn jonger broer zat daar te schreeuwen alsof hij in een riek hing) (Munsterbilzen - Minsters)
- ne duuvle zoet er ze moere nie in weereviendn (=alles ligt overhoop) (Kortemarks)
- noa lied'n komt verblied'n (=na 't zure komt het zoet) (Westerkwartiers)
- zò da zò zuut zat zen (=zou dat zo zoet genoeg zijn?) (brabants)
- zôt zoo zuut zat zèn? (=zou het zo zoet genoeg zijn?) (Tilburgs)
Bronnen
De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers.
Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.
Zie ook:
- vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen