Spreekwoorden met `wind`

Zoek

39 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `wind`

  1. alle havens schutten geen wind (=niet alles levert een voordeel op)
  2. alle havens schutten wind (=als je meedoet deel je mee in de winsten)
  3. alle molens vangen wind. (=iedereen die meedoet zal een deel van de opbrengst opeisen)
  4. alle winden hebben hun weerwinden. (=soms zit het mee, soms zit het tegen)
  5. dat zal hem geen windeieren hebben gelegd (=daar zal hij wel veel geld mee verdiend hebben)
  6. de huik naar de wind hangen (=meeheulen - altijd andermans standpunt volgen)
  7. de mantel naar de wind hangen (=steeds de opinie van de anderen volgen)
  8. de wind eronder hebben (=de ondergeschikten hebben angst)
  9. de wind in de zeilen hebben (=voorspoed hebben)
  10. de wind niet door de hekken laten waaien (=elke gelegenheid te baat nemen)
  11. de wind van voren krijgen (=kritiek krijgen, direct gezegd worden wat er mis is)
  12. de wind waait uit die hoek (=een mening van iemand uit een bepaalde groep/partij)
  13. de wind waait uit een andere hoek (=de meningen/omstandigheden zijn veranderd)
  14. een rak in de wind (=met veel werk langzaam vooruit komen (een lang recht stuk tegenwind zeilen))
  15. elke bos stro waait voor de wind (=onder makkelijke omstandigheden kan iedereen welvaren of iets uitvoeren)
  16. er de wind onder hebben (=de schrik erin hebben zitten bij ondergeschikten)
  17. er geen doekjes om winden (=de waarheid onverbloemd vertellen)
  18. Haagse wind (=bluf)
  19. het gaat hem/haar voor de wind (=hij/zij heeft geluk)
  20. het is een kwade wind die niemand voordeel brengt (=er is altijd wel iemand die van de omstandigheden weet te profiteren)
  21. het staal wordt in de wind gehard. (=moeilijkheden en tegenslagen kunnen je sterker maken)
  22. hoge bomen/masten vangen veel wind (=in een hoge positie heeft men ook veel verantwoordelijkheid)
  23. iemand de wind uit de zeilen nemen (=iemand dwars zitten)
  24. iemand om zijn vinger (kunnen) winden (=alles van iemand gedaan (kunnen) krijgen of alles mogen)
  25. iets in de wind slaan (=naar een advies niet naar luisteren)
  26. je huik naar de wind hangen (=zijn mening aanpassen naargelang de situatie)
  27. met alle winden draaien (=altijd iedereen gelijk geven)
  28. met alle winden meedraaien (=altijd iedereen gelijk geven)
  29. met alle winden waaien (=altijd iedereen gelijk geven / door alles en iedereen laten beïnvloeden)
  30. niet alle winden schudden noten af. (=succes is niet altijd gegarandeerd)
  31. niet van de wind kunnen leven (=moeten werken om alles te kunnen betalen)
  32. om de vinger winden (=er gemakkelijk baas over worden)
  33. pluimen in de wind waaien (=iets doen zonder na te denken)
  34. tegen windmolens vechten (=tegen irreëele gevaren/zaken vechten)
  35. voor de wind gaan (=voorspoed hebben)
  36. voor de wind is het goed zeilen (=onder gunstige omstandigheden is het gemakkelijker succes te hebben)
  37. weten uit welke hoek de wind waait (=weten hoe het in elkaar zit, wie de baas is)
  38. wie wind zaait zal storm oogsten (=wie kwaad doet, zal er uiteindelijk zelf de gevolgen van dragen)
  39. zo de wind waait, waait zijn jasje (=iemand zonder principes, die zonder eigen mening anderen naar de mond praat)

5 betekenissen bevatten `wind`

  1. overstag raken (=de wind van voren krijgen)
  2. er een laten vliegen (=een wind laten)
  3. er loopt hem een luis over de lever (=hij windt zich al over het minste op)
  4. zuidwest, regennest. (=met een zuidwesten wind komt vaak regen)
  5. een rak in de wind (=met veel werk langzaam vooruit komen (een lang recht stuk tegenwind zeilen))

50 dialectgezegden bevatten `wind`

  1. 'Et is kwalek male mit wind van gustere. (=Achteraf praten is zinloos.) (Zaans)
  2. a gene sjnelle wingk. (WT) (=Bij de gure wind) (Mechels (NL))
  3. a gene sjnelle wink. (WT) (=bij de gure wind) (limburgs)
  4. ade nie te haug vlig, kan ook nie leig valle (=hoge bomen vangen veel wind) (Munsterbilzen - Minsters)
  5. As sweenters de wiend uut Pruuse kumt dan gút 't vrieze (=Als 's winters de wind uit het oosten komt dan krijgen we vorst.) (Wells)
  6. aste zene kop boëven aut stiks, sjiete ze trop (=hoge bomen vangen veel wind) (Munsterbilzen - Minsters)
  7. bameswere (St Baafsmis in oktober) (=regen, wind en koud) (Veurns)
  8. bau vieël zon ès, ès ook vieël kielësjoj (=hoge bomen vangen veel wind) (Munsterbilzen - Minsters)
  9. Beter in de wiede wereld dan in een nauw gat (=Een wind laten) (Giethoorns)
  10. Beter in de wiede wêreld dan in zoe een klèèn buuksje (=Ik heb een luide wind gelaten) (Nieuwpoorts)
  11. Bloës mèr nie zoe hauch van den toën (=hoge bomen vangen veel wind) (Munsterbilzen - Minsters)
  12. boaz'n krieg'n veul aanmaark'ns (=hoge bomen vangen veel wind) (Westerkwartiers)
  13. D'r uut met de zessendatteg. (=Laat die wind maar vliegen.) (Aaltens)
  14. de boeërne vrou es doeë (=de wind huilt) (Ninoofs)
  15. De locht stinkt, ' t za stront regenen. (=Wordt smalend gezegd, nadat iemand een onwelriekende wind heeft gelaten.) (Aalsters)
  16. De wèind van vurre krijgen (=De wind van voren krijgen) (Valkenswaards)
  17. de weint keump van boven (=de wind komt uit het zuiden) (Boorsems)
  18. de weint keump van onger (=de wind komt uit het noorden) (Boorsems)
  19. de wènd flèt rond zën aure (=de wind blaast hard) (Munsterbilzen - Minsters)
  20. de wènd hèt lëlëk hausgehaage (=de wind is lelijk tekeer gegaan) (Munsterbilzen - Minsters)
  21. de wènd kump van aut 't raengerkoet (=de wind komt van uit het westen) (Munsterbilzen - Minsters)
  22. de wènd kump wit autët verkeirde koet (=de wind blaast zeer koud uit het noorden) (Munsterbilzen - Minsters)
  23. de wènd mèt hëbbë (=voorspoed kennen, de wind in het voordeel hebben) (Munsterbilzen - Minsters)
  24. de wiend van veur kriége (=de wind van voren krijgen) (Wells)
  25. de wind dr onder (=goed in de hand hebben) (Zeeuws)
  26. de wind van voren krijgen (=op je nummer gezet worden) (Graauws)
  27. De wind zit omhoog (=Bij noord, noord-oost of oostenwind) (Bevers)
  28. De wind zit omlieëg (=Bij zuid, zuidwest of zuidoosten wind) (Bevers)
  29. den aonhaager wént, de broekesjijter stink (=de aanhouder wint, de lafaard laat wind) (Bilzers)
  30. der ei iëne in zaaine vinger gesneeje (=iemand heeeft een wind gelaten) (Antwerps)
  31. die gaodaart bij wiend mee (=wind mee voor iemand op de fiets met flaporen) (Oudenbosch)
  32. die’t ieëst geriekt, zijn olleken piept (=iemand heeft een wind gelaten) (Kaprijks)
  33. doeëit 't zònger wind of raege, kumpt mè d'r winter wir hieël gaw taege (=als het dooit zonder wind of regen, komt de winter heel snel terug) (wijlres)
  34. draeë waaj ne wèndhaon (=met de wind meedraaien (fig.) ) (Munsterbilzen - Minsters)
  35. dreijende wink is stande waer (=als de wind op de dag vaak draait, dan blijft het meestal vast weer) (Sevenums)
  36. dunne wind (=koude wind op een zonnige dag) (Koersels)
  37. een skeete loat'n (=een wind laten) (Kortrijks)
  38. een weekmeere mee 'n teste zop (=Een waterige wind (scheet) laten) (Evergems)
  39. ei gait mit de fok teloevert uit (=het gaat hem voor de wind) (Volendams)
  40. ei uut n dulf efrete n (=iemand heeft een stink wind gelaten) (Zeeuws)
  41. ei zaalt mit de fok te loevert öt (=hij zeilt voor de wind) (Volendams)
  42. Eine laote vlege (=Een wind laten) (Gelaens (Geleens))
  43. Ej i je kloat'n gekapt / Ej je petat'n uphoogt (=heb jij een wind gelaten) (west-vlaams)
  44. ene loate vliegen (=een wind laten) (Sint-Niklaas)
  45. ët jig haaj fël (=de wind waait hier hard) (Munsterbilzen - Minsters)
  46. geven: Ze geve' veel wind (=Ze voorspellen veel wind) (Lebbeeks)
  47. gin loovige wiend (=geen wind) (Veurns)
  48. gin loviejge wiend (=geen wind) (Veurns)
  49. Gotj me da kintj eut de wintj of 't wetj blintj (=ga met dat kind uit de wind of het wordt blind) (Hals)
  50. hae ho (ch) nie slaech geboerd (=het ging hem duidelijk voor de wind) (Munsterbilzen - Minsters)


Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen