Spreekwoorden met `wat`

Zoek


132 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `wat`

  1. aap wat heb je mooie jongen (=sarcastische opmerking over iemand die wat al te trots is op iets)
  2. aap wat heb je mooie jongen spelen (=overdreven vriendelijk zijn)
  3. alles wat los en vast is (=echt alles)
  4. als het water zakt, kraakt het ijs (=elke oorzaak heeft gevolgen)
  5. april doet wat hij wil (=april geeft onvoorspelbaar weer)
  6. bang zijn zich aan koud water te branden (=erg voorzichtig zijn)
  7. blijf uit zijn kielwater of je raakt in zijn zog (=blijf uit zijn buurt, want je wordt er slechter van)
  8. boontjes uit water eten. (=een eenvoudige maaltijd.)
  9. boven water komen / boven water halen (=tevoorschijn komen / tevoorschijn halen, verschijnen, opduiken)
  10. boven water zijn (=alles is bekend geworden of is teruggevonden)
  11. boven zijn theewater (=dronken)
  12. daar is wat aan te kluiven (=daar is werk aan)
  13. daar zal wat zwaaien (=daar zal een hartig woordje gesproken worden)
  14. daar zitten nogal wat haken en ogen aan (=er zijn meer problemen dan je op het eerste gezicht zou denken)
  15. dan zwaait er wat (=dan dreigen zware repercussies)
  16. dat is een paal onder water (=dat brengt meer nadeel dan voordeel)
  17. dat kan al het water van de zee niet afwassen (=daar is niets aan te doen - dat kan je niet wegpraten)
  18. dat staat als een paal boven water (=dat is een absolute zekerheid)
  19. dat wast al het water van de zee niet af (=iets is niet meer te veranderen/aan te passen)
  20. de een rokkent wat de ander spint (=roddelen)
  21. de kruik gaat zo lang te water tot ze barst/breekt (=als men steeds risico`s blijft nemen, gaat het een keer mis)
  22. de kruik gaat zolang te water tot zij barst (=alles heeft zijn beperkingen)
  23. de voorsten doen wat de achtersten niet mogen (=wie eerst komt is in het voordeel)
  24. de zee is altijd zonder water. (=hebberige mensen willen altijd meer)
  25. de zon in het water kunnen zien schijnen (=kunnen verdragen dat een ander ook iets krijgt)
  26. de zon niet in het water kunnen zien schijnen (=jaloers zijn, iets niet kunnen verdragen)
  27. een dag is nooit zo nat of de zon schijnt altijd wat (=ook bij nare situaties zijn er lichtpuntjes)
  28. een kring om de zon brengt water in de ton. (=een halo rond de zon voorspelt meestal regen)
  29. een lulletje rozenwater (=een weinig dynamisch persoon)
  30. een vliegende kraai/vogel vangt/vindt altijd wat (=als je er maar op uit gaat, vind je altijd wel wat in je voordeel)
  31. eten wat de pot schaft. (=eten wat op tafel komt.)
  32. flink wat achter de knopen hebben (=veel gegeten en gedronken hebben)
  33. geen water te diep zijn (=nergens bang voor zijn, alles durven)
  34. geld dat stom is, maakt recht wat krom is (=mensen kunnen door financiële bevoordeling ertoe gebracht worden om onrecht toe te laten)
  35. geld in het water gooien (=geld verspillen)
  36. geloof nooit iemand die in de ene hand water en de andere hand vuur draagt (=wees niet lichtgelovig, niet iedereen is het vertrouwen waard)
  37. heel wat in zijn mandje hebben (=veel geleerd hebben, veel weten)
  38. heel wat op zijn kerfstok hebben (=veel dingen misdaan hebben (afgeleid van het gebruik om schulden bij een café te registreren door kerfjes in een stok te snijden))
  39. het aan zijn water voelen (=het instinctief aanvoelen)
  40. het hoofd boven water houden (=financieel rondkomen, juist genoeg geld hebben om te kunnen leven)
  41. het is melk en water (=het is een futloze zaak)
  42. het is niet al goud wat blinkt (=schijn bedriegt)
  43. het is water en melk (=het is een futloze zaak)
  44. het kind met het badwater weggooien (=samen met het slechte ook het goede wegdoen)
  45. het muist al wat van katten komt (=ieder volgt zijn karakter)
  46. het oog wil ook wel wat (=het uiterlijk van iets speelt ook een rol)
  47. het touw wat vieren (=het iets minder streng aanpakken)
  48. het warm water (her)uitvinden (=iets wat reeds lang bekend is, presenteren alsof het een originele innovatie is. (Niet verwarren met `het wiel opnieuw uitvinden`))
  49. het water is veel te diep (=hij durft het niet aan)
  50. het water komt aan/tot de lippen (=in groot gevaar, in hoge nood)

227 betekenissen bevatten `wat`

  1. naar iemands pijpen dansen (=(onderdanig) alles doen wat iemand vraagt)
  2. het licht zien (=1: begrijpen wat men daarvoor nog niet begreep 2: geboren worden, ontstaan)
  3. aan de veren kent men de vogel (=aan het uiterlijk (verzorging/kleding) kun je zien met wat voor iemand je te maken hebt)
  4. de wereld op zijn duim kunnen draaien (=alles doen wat iemand wil)
  5. zo vrij als een vogeltje in de lucht (=alles kunnen doen en laten wat iemand wil)
  6. je hebben en houwen verliezen (=alles wat iemand bezit kwijtraken)
  7. have en goed (verliezen) (=alles wat je hebt (verliezen))
  8. als de herder dwaalt dolen de schapen (=als de leider het verkeerd doet weten de mensen die hem volgen niet wat ze doen moeten)
  9. aan een boom zo vol geladen, mist men een twee pruimpjes niet (=als er van iets grote hoeveelheden zijn, kan er wel wat gemist worden)
  10. gezelligheid kent geen tijd (=als het gezellig is, is het niet erg als het wat later wordt)
  11. lieg ik, dan lieg ik in commissie (=als ik niet de waarheid vertel komt dat omdat ik niet beter weet of vertel wat anderen vertellen)
  12. wie zijn ogen sluit, waant zich in Rome (=als je de realiteit negeert, ben je niet bewust van wat er werkelijk gaande is.)
  13. een vliegende kraai/vogel vangt/vindt altijd wat (=als je er maar op uit gaat, vind je altijd wel wat in je voordeel)
  14. een gegeven paard mag men niet in de bek kijken. (=als men een geschenk krijgt, dan moet men niet zoeken of er hier of daar wat aan mankeert.)
  15. haar wil is wet (=als wat zij wil niet gebeurt, dan ontstaan er grote conflicten)
  16. of je worst lust! (=antwoord als iemand `wat?!` zegt)
  17. iets aan de kaak stellen (=bekend maken wat niet in orde is)
  18. de deksel van de pot aflichten. (=bekendmaken wat voorheen verborgen was)
  19. per fas et nefas (=bij al wat heilig is)
  20. de kerk in het midden laten (=bij een meningsverschil geven beide personen wat toe om het eens te worden)
  21. steen en been klagen (=constant en hevig klagen. (klagen bij alles wat heilig is, bv. botten (=been) in een graf (=steen)))
  22. je zegeningen tellen (=dankbaar zijn voor wat men heeft.)
  23. dat is geen geld (=dat is erg goedkoop als je ziet wat je ervoor krijgt)
  24. dat is de druppel die de emmer doet overlopen (=dat is maar een kleine ergernis, maar samen met wat er al gebeurd is, wordt het niet meer geaccepteerd)
  25. dat is andere tabak (=dat is wat anders, dat is moeilijker)
  26. dat is andere peper (=dat is wat anders, dat is moeilijker)
  27. dat is andere tabak dan kanaster (=dat is wat anders!)
  28. dat scheelt een slok op een borrel (=dat scheelt heel wat)
  29. de natuur is sterker dan de leer (=datgene wat aangeleerd is wordt gauw vergeten)
  30. niet door de beugel kunnen (=de norm overschrijden van wat aanvaardbaar of behoorlijk is)
  31. de grote vissen eten de kleine (=de ondergeschikten moeten doen wat de baas zegt / het slachtoffer worden van overmacht.)
  32. mindere goden (=de wat minder sterke of slimme)
  33. zwijgen en denken zal niemand krenken. (=denk na voor je iets zegt wat pijn kan doen)
  34. het hart op de tong dragen (=direct zeggen wat iemand denkt, ongeacht of dat slim is of niet)
  35. de tijd vliet snel gebruik hem wel (=doe wat je moet doen, terwijl je nog kan)
  36. het rijk alleen hebben (=doen en laten wat je wil)
  37. de bezem uitsteken (=doen en laten wat men wil als de baas of leidinggevende er niet is)
  38. met de wolven (in het bos) huilen (=doen wat de meerderheid doet)
  39. woord houden (=doen wat iemand beloofd heeft)
  40. je woord gestand doen (=doen wat iemand beloofd heeft)
  41. in het gevlij komen (=doen wat iemand graag ziet om in de gunst te komen)
  42. er geen touw aan vast kunnen knopen (=door de onduidelijkheid niet kunnen begrijpen wat er wordt bedoeld)
  43. onder de neus wrijven (=duidelijk zeggen wat er van gevonden wordt)
  44. een Frans compliment. (=een compliment wat niet zo oprecht of positief is als het aanvankelijk leek)
  45. een straatje zonder eind (=een eindeloos proces, iets wat nooit ophoudt)
  46. een draai aan het verhaal geven (=een hele eigen versie van wat er gebeurd is vertellen)
  47. tegen het zere been schoppen (=een pijnlijke opmerking maken over iets wat gevoelig ligt)
  48. vrouwenhanden en paardentanden staan nooit stil. (=een vrouw is altijd wel wat aan het doen)
  49. ergens geen kwaad kunnen doen. (=een zeer positieve reputatie hebben ongeacht wat je doet)
  50. er een schepje opdoen (=er nog wat aan toevoegen)

50 dialectgezegden bevatten `wat`

  1. (jammer) weet je wat a zonde is:beuter an je had en drohen broe-ad eten (=spijtig) (Zeeuws)
  2. `èète wat de tóffel mètbringt` (=`eten wat op tafel komt`) (Genker)
  3. `je gaot nog lang niet doad he jochie /messie/wijfie II: Je gaat bij lange na niet dood/hemeluh .. wat een stank. (=iemand die stinkt na poepen op het toilet/wc) (Utrechts)
  4. `je mot zeker weer iets van me hè / wat mojje nu weer van me? ) *ironisch bedoeld als iemand een beetje slijmt (vaak kinderen die dat doen richting een moeder) (=`je wilt zeker weer iets van mij ` (ironisch als iemand slijmt)) (Utrechts)
  5. `Wa nou gezong'n` zei de koster en de keir'k stont in brand. (=wat kunnen we nu nog aanvangen?) (Moes)
  6. `wat kiekst ja roar, bist nait goud? (=wat kijk je raar, ben je niet goed?) (Gronings)
  7. ...en guel den annekesnest (=... en wat weet ik niet nog allemaal / enzovoort) (Lochristis)
  8. 'Alles wat uut Bolsert komt, suupt.' (='Alles wat uit Bolsward komt, zuipt.' Blijkbaar hebben Bolswarders de naam dat ze veel en of vaak drinken.) (Bolserters)
  9. 'Ij èt nag wel 'n achterpleggie (=hij heeft nog wel wat achter de hand) (Enkhuizens)
  10. 'k wil wiet'n wat veur vlees ik ien 'e kuup heb (=ik wil weten wat ik daar aan heb) (Westerkwartiers)
  11. 'n beetje averseer'n groag!! (=wat tempo maken graag!!) (Westerkwartiers)
  12. 'n bloemeke geeft wa fleur in a kaumer (=een bloemetje brengt wat kleur in je kamer) (Meers)
  13. 'n goj kins-te breake, mè 'ne fagk neet. (WT) (=een dunne tak kun je gemakkelijker breken dat een wat dikkere tak) (Mechels (NL))
  14. 'n mens moet doen wat 'er leert het (=handel maar naar eigen inzicht) (Westerkwartiers)
  15. 'n oop'm deur ientrapp'm (=iets meedelen wat iedereen al lang wist) (Westerkwartiers)
  16. 'n vliégende krei viendt lichtig wat (=Iemand die geregeld op pad is vindt nog wel eens een voordeeltje.) (Wells)
  17. 'n zundagssteek holt gien week (=wat je op zondag maakt houdt het niet lang uit) (Westerkwartiers)
  18. 'n zweeloeër (=iemand die net doet of ie niet gehoord heeft wat er is gezegd) (Weerts)
  19. 'pow, wat 'n batteri'je' (=iemand met een brede achterse) (Sallands)
  20. 'T aachterste been antrekken (=Schiet eens wat op) (Giethoorns)
  21. 't ang nie onieën wattem zeid (=het houdt geen steek wat hij zegt) (Meers)
  22. 't es mej moar ne schui'n (=wat een vreemde man.) (Lochristis)
  23. 't es oa verloren gezaed (=je doet niet wat ik zeg) (Wichels)
  24. 't Geit neet um einen boerenhaof (=Riskeer gerust wat bij het kaartspel) (Venloos)
  25. 't Giet ow goed, bi'j al wa-j doet. (=Het gaat je goed, bij alles wat je doet.) (Vechtdals)
  26. 't heur'n en 't zien vergijt je hier (=wat een kabaal hier zeg!!) (Westerkwartiers)
  27. 't is 't ieën en 't ander (=Het is me wat) (Onze-Lieve-Vrouw-Waver)
  28. 't is 't ien en 't ander (=het is me wat) (Antwerps)
  29. 't is alt e jonk of un aa mie 'em (=het is altijd wat met hem) (Melseels)
  30. 't is ammaol arremoei (=wat ben ik zielig) (Nieuw-vossemeers)
  31. 't is daar nogal teen en tander eh. (=dat is daar nogal wat he.) (Stekens)
  32. 't is moar net wat 'n gek d'r veur geft (=daar kun je geen prijs aan verbinden) (Westerkwartiers)
  33. 't is net ne OAD busse, d'r zit altied wat in (=vaak zwanger zijn) (Twents)
  34. 't is nie ol gin goed dat blienkt, en slicht da stienkt! (=Niet alles wat blinkt is goud, en niet alles wat stinkt is slecht.) (Veurns)
  35. 't is niet alles gold wat d'r blinkt (=niet alles is zo goed als het lijkt) (Westerkwartiers)
  36. 't is niet altied rozegeur en moaneschien (=er zijn ook wel eens dagen dat het wat minder gaat) (Westerkwartiers)
  37. 't is teen en tander (=het is me wat) (Sint-Niklaas)
  38. 't Is tied aan 'm! (=Kom op, laat wat zien!) (Hulsbergs)
  39. 't is wat! en as 't niet aans wordt blift 't wat (='t is wat! en als 't niet anders wordt blijft het wat) (Westerkwartiers)
  40. 't is zo heller as wat (=het is zo duidelijk als maar kan) (Westerkwartiers)
  41. 't klosd op (=er komt wat zon) (Veurns)
  42. 't laeve ès waaj ën naoës, de moes ter alles authaole wat trèn zit (=het leven is als een neus, je moet er alles uithalen wat er in zit) (Munsterbilzen - Minsters)
  43. 't Laeve waas veur veul minse neet zoeë gezellig es de bure get mieë gelök haje! (=Het leven was voor veel mensen niet zo gezellig moesten de buren wat meer geluk hebben!) (Kinroois)
  44. 't leste schip moet ook vracht hemm'n (=je moet ook wat bewaren voor laatkomers) (Westerkwartiers)
  45. 't ligt ier kop over kloojtn (=wat een puinhoop) (Avelgems)
  46. 't rouktj inne kazzemat (=daar is wat gaande) (Weerts)
  47. 't was doar wat sudereg (=het was daar niet helemaal schoon) (Westerkwartiers)
  48. 't zal nog gô verschoûnderen (=dat wordt nu nog erger; wat krijgen wij nu weer) (Sint-Niklaas)
  49. ‘t és een bétje geminjert mé règeren (=het regent wat minder) (Meers)
  50. ‘t is nogaw t’ieën in ‘t ander (=het is nogal wat) (Kaprijks)




Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen