Spreekwoorden met `uit het`

Zoek

22 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `uit het`

  1. aan een balk, die uit het bos gehaald wordt, moet veel gehakt worden, voor hij in het huis past (=in een religieuze groep, vereniging, etc,: je kunt leden uit een gemeenschap winnen, maar hun moet wel geleerd worden zich aan te passen)
  2. dat groeit uit het raam (=dat kan men niet geheim houden)
  3. de haren uit het hoofd trekken (=enorm veel spijt hebben)
  4. de kastanjes voor iemand uit het vuur halen (=voor iemand anders het gevaarlijke werk of een lastig klusje doen)
  5. een kruisje is genoeg voor een boterham uit het vuistje (=voor een gewone broodmaaltijd moet niet te veel gebeden worden)
  6. hoe hoger het hart, hoe lager de ziel (uit het Fries) (=hoogmoed is het kenmerk van een dwaas)
  7. iemand uit het zadel lichten (=iemand zijn positie doen verliezen, iemand ontslaan)
  8. iemand uit het zadel werpen (=iemand wegwerken, iemand in verlegenheid brengen)
  9. iets uit het hoofd laten (=het vaste voornemen hebben om iets na te laten, iets niet doen)
  10. je de ogen uit het hoofd schamen (=erg beschaamd zijn)
  11. uit het goede hout gesneden zijn (=van goede afkomst zijn / een goed karakter hebben)
  12. uit het jaar nul (=volkomen ouderwets, achterhaald, uit de mode)
  13. uit het lood (staan) (=niet recht of haaks staan)
  14. uit het moeras helpen (=uit de problemen helpen)
  15. uit het oog verliezen (=er niet meer aan denken)
  16. uit het oog, uit het hart (=de aandacht voor iemand verliezen, als die persoon niet meer in de nabijheid is)
  17. uit het veld geslagen zijn (=helemaal van streek zijn)
  18. uit het vuistje (=uit de hand , zonder gebruik van mes en vork)
  19. uit het zadel lichten (=zijn rang of stand of betrekking doen verliezen)
  20. uit het zadel wippen. (=ontslaan of uit een functie zetten)
  21. uit het zicht, uit het hart (=wanneer iets niet meer zichtbaar is, wordt het vaak vergeten.)
  22. uit hetzelfde vaatje tappen (=dezelfde standpunten of opvattingen delen.)

6 betekenissen bevatten `uit het`

  1. haast je langzaam (=doe het zo snel mogelijk, maar niet sneller (uit het Latijn: Festina lente))
  2. met de witte perdekies naar Velzeke rijden (=krankzinnig worden. In Velzeke bevindt zich een sanatorium; de `witte perdekies` (witte paardjes) verwijzen naar een ziekenwagen, waarmee de geestesgestoorde afgevoerd wordt. Uitdrukking uit het zuiden van Oost-Vlaanderen)
  3. met een schone lei beginnen (=opnieuw mogen beginnen, zonder dat misstappen uit het verleden nog zichtbaar zijn)
  4. voor de poorten van de hel weghalen (=uit het grootste gevaar redden)
  5. uit de lucht gegrepen (=uit het niets gegrepen, zonder enige grond)
  6. wie zich aan een ander spiegelt spiegelt zich zacht (=wie uit het ongeluk van anderen lering trekt, zal minder ongeluk hebben)

50 dialectgezegden bevatten `uit het`

  1. 't é'n reut'eut 't eus en ae 't rehent, 't rehent bin'n (=Er is een ruit uit het huis en als 't regent regent het daar binnen) (Zwevegems)
  2. 't Is e rututus en a trintrintrin (=Er is een ruit uit het huis en als het regent, regent het erin.) (West-Vlaams)
  3. A'j gin kop hebt, kö'j nich oet 't raam kiek'n (=Als je geen kop hebt, kun je niet uit het raam kijken) (Twents)
  4. ai geen kop heb kun ie ook nie uut roam kiekn (=als je geen hoofd hebt kun je ook niet uit het raam kijken) (Sallands)
  5. as 'm kan vogel'n, kan 'm ujek vliegen (=een pas getrouwde die uit het raam wordt gekieperd: als hij kan vrijen, kan hij ook vliegen) (Meers)
  6. As sweenters de wiend uut Pruuse kumt dan gút 't vrieze (=Als 's winters de wind uit het oosten komt dan krijgen we vorst.) (Wells)
  7. boët'n: Van boët'n kénn'n (=uit het hoofd kennen) (Lebbeeks)
  8. De beneb bi-j een aander onder de taofel steken (=uit het ouderlijk huis vertrekken) (Giethoorns)
  9. De benen bi'j een aander onder de tafel steken (=uit het ouderlijk huis vertrekken) (Giethoorns)
  10. de keutel uit het gat vragen (=alles willen weten) (Lommels)
  11. de kown uit’t vier oaln (=de kastanjes uit het vuur halen) (Kaprijks)
  12. de weint keump van boven (=de wind komt uit het zuiden) (Boorsems)
  13. de weint keump van onger (=de wind komt uit het noorden) (Boorsems)
  14. de wènd kump van aut 't raengerkoet (=de wind komt van uit het westen) (Munsterbilzen - Minsters)
  15. de wènd kump wit autët verkeirde koet (=de wind blaast zeer koud uit het noorden) (Munsterbilzen - Minsters)
  16. De wiez, n kuump uut oost, n, mer , t bent d, r maar dree west. (=De wijzen kwamen uit het oosten, maar het waren er maar drie) (Twents)
  17. e (met de e van vet) mu zien der van de klas (=afzwaaien uit het leger) (Brugs)
  18. è ang mè zèn tremen uit 't bedden (=zijn benen hangen uit het bed) (Sint-Niklaas)
  19. ès te boer van den akker, dan wieëne hond en jaeger wakker (=als de boer uit het veld is, is het veld vrij voor de jagers) (Munsterbilzen - Minsters)
  20. get ram van baute kinne (=iets uit het hoofd kennen) (Munsterbilzen - Minsters)
  21. Get ram van boete kènne (=Iets uit het hoofd kennen) (Sittards)
  22. Get ram van boete kènne. (=Iets uit het hoofd leren.) (Gelaens (Geleens))
  23. haat zën haan en viet werm, staek nie te viël èn zën derm, , zèt zën poeët van aater wijd genoeg oeëpe, dan hoeste nie te dèk noë den dëktaut te lope (=warmte, matig eten, op tijd en stond naar het toilet, dat houd je uit het ziekenbed) (Munsterbilzen - Minsters)
  24. hae kos zen haan wol ès verbranne (=de mijnwerker haalde de hete kolen uit het vuur) (Munsterbilzen - Minsters)
  25. hae zoeg et nimei zitte (=de blinde was het uit het oog verloren) (Munsterbilzen - Minsters)
  26. Hij hep een koekie uit het trommeltje late falle (=Hij heeft een scheet gelaten) (Amsterdams)
  27. hij wis alles uut de kop (=hij wist alles uit het hoofd) (Westerkwartiers)
  28. ie ee em van 't leevn ebrogt (=Hij is uit het leven gestapt) (Waregems)
  29. iene van over d'ijzers (=ene uit het gekkenhuis) (Eekloos)
  30. iets van buiten kennen (=iets uit het hoofd kennen) (Sint-Niklaas)
  31. k' emmer overgekeken (=ik ben het uit het oog verloren) (Erps)
  32. kempësë baajs (=snijdende wind uit het noorden) (Munsterbilzen - Minsters)
  33. koeëremeinekes: Pas maur op vé de koeëremeinekes! (=Gezegde om kinderen uit het koren te houden) (Lebbeeks)
  34. kop: Ik kèin dat oët mijne kop (=Ik ken dat uit het hoofd) (Lebbeeks)
  35. Kumt sweenters de wiend uut de Maas dan gút 't duije (=Als 's winters de wind uit het westen komt dan gaat het dooien.) (Wells)
  36. kwaap (=net uit het ei gekropen vogeltje) (Liessents)
  37. Liefde doert langer mét stil te kalle en hel te liege (=Liefde komt méér uit het hoofd dan uit het hart) (Bilzers)
  38. mèt ën zievër laaj beginne (=alle fouten uit het verleden wissen) (Munsterbilzen - Minsters)
  39. n overdaipse (=hij komt uit het Westerkwartier) (Gronings)
  40. oet de bloate kop (=uit het hoofd) (Berg en Terblijts)
  41. oet de blote kop (=uit het blote hoofd) (Twents)
  42. Oet goald'n korenoarn skeup God de leu oet 't west'n, en oet 't kaf en de rest'n de Twentse. (=uit het gouden korenaren schiep God de mensen uit het westen, en uit het kaf en de resten de Twentsen.) (Twents)
  43. pin blieve hawwe (=niet uit het oog verliezen) (Mestreechs)
  44. schaptche die blet verlieëst ze bitches (=wie veel babbelt verliest de concurrenten uit het oog) (Veurns)
  45. T'is nee rute ut 't us en at rint rint terin (=Er is een ruit uit het huis en als het regent, regent het binnen) (West-vlaams)
  46. Tes een reut-eut-teus-en-aet-rehent, trehent trin (=Er is een ruit uit het huis en als het regent, regent het binnen) (Zwevegems)
  47. tes een speeke uit 't wiel van mij'n velo (=er is en spaak uit het wiel va mijn fiets) (Evergems)
  48. tes van de joare stillekes (=iets uit het verleden) (Gents)
  49. tis e rut ut tus en ot rint trint drin (=er is een ruit uit het huis en als het regent, regent het erin) (West-Vlaams)
  50. tis e rute uut tuus en ot rint, trint drin (=er is een ruit uit het huis en als 't regent, 't regent er in) (Bachten de kupes)


Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen