Spreekwoorden met `plaats`

Zoek

10 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `plaats`

  1. de juiste man op de juiste plaats zijn (=zeer geschikt zijn voor het werk)
  2. de rechte man op de rechte plaats (=de juiste man voor de juiste taak)
  3. de snoeren zijn mij in lieflijke plaatsen gevallen (=ik ben op goede plaatsen beland)
  4. een vraagteken plaatsen achter (=in twijfel trekken)
  5. elk zijn meug, zei de boer en hij at paardenkeutels in plaats van vijgen. (=boeren zijn koppige mensen die hun eigen zin doen)
  6. het hart op de goede plaats hebben (=een oprecht en menslievend karakter hebben)
  7. het hart op de rechte plaats hebben (=eerlijk zijn)
  8. opgestaan is plaats vergaan (=als je even wegloopt kan iemand anders op je stoel gaan zitten)
  9. pas op de plaats maken (=geen voortgang maken. Geen groei of ontwikkeling doormaken)
  10. tussen beurs en geweten geplaatst zijn (=een financieel goede - maar misdadige - zaak kunnen doen)

23 betekenissen bevatten `plaats`

  1. alles over de vloer halen (=alles verplaatsen)
  2. als je geschoren wordt, moet je stilzitten (=als er scherpe kritiek op je is (je wordt geschoren), kun je beter rustig wachten tot het voorbij is, in plaats van erop in te gaan)
  3. het land van belofte (=de plaats waar het goed toeven is)
  4. van de wal in de sloot (helpen) (=de situatie verergeren in plaats van verbeteren)
  5. de draad oppakken (=doorgaan van de plaats waar je was gestopt)
  6. de wijde wereld intrekken (=het verkennen van nieuwe plaatsen, ervaringen en mogelijkheden buiten het vertrouwde)
  7. grote vissen scheuren het net (=hooggeplaatste personen worden niet zo gemakkelijk gestraft)
  8. iemand iets in de mond geven (=iemand de mening van een ander laten geven in plaats van de eigen mening)
  9. de snoeren zijn mij in lieflijke plaatsen gevallen (=ik ben op goede plaatsen beland)
  10. geen profeet is in zijn (eigen) land geëerd (=in tegenstelling tot vreemden, zijn mensen uit je woonplaats minder bereid te luisteren)
  11. je als een vis in het water voelen (=je helemaal op je plaats voelen)
  12. er blijft veel aan maat en strijkstok hangen (=lang niet alles komt op zijn plaats terecht)
  13. met iemand niet willen oversteken (=niet in iemands plaats willen zijn)
  14. loco citato (=op de aangehaalde plaats)
  15. aan een goed kantoor zijn (=op de juiste plaats zijn)
  16. hoc loco (=op deze plaats)
  17. komen waar de duivel zijn staart keert (=op een zeer onherbergzame plaats aankomen.)
  18. je bivak opslaan (=ter plaatse blijven)
  19. het veld ruimen (=vertrekken om plaats te maken voor een ander)
  20. met een zilveren hengel vissen (=vis kopen in plaats van vangen. Ook: doel bereiken met bedrog)
  21. ruim baan maken (=voldoende plaats maken)
  22. in iemands huid kruipen (=zich in een ander verplaatsen)
  23. sine loco et anno (=zonder opgave van plaats en jaartal)

50 dialectgezegden bevatten `plaats`

  1. 'n profeet wordt ien eig'n laand niet eerd (=men wordt in eigen plaats niet gewaardeerd) (Westerkwartiers)
  2. 't ist 't bakche vul (=een plaats die vol is) (Iepers)
  3. ‘N gaudgooiing (=plaats waar veel geld in omgaat) (Volendams)
  4. ak van ô was zuk (zunnuk) .... (=als ik in uw plaats was zou ik...) (Sint-Niklaas)
  5. alles viër èn noë gezaag (=alle reden plaats geven) (Bilzers)
  6. annukkusnest (=wanordelijke plaats) (Sint-Niklaas)
  7. as ich tich wor, loeët ich niks doër aste prësessë (=in jou plaats zou ik helemaal niets laten passeren) (Munsterbilzen - Minsters)
  8. as ich tich wor, pakde ich mën bieze mér rap (=in jouw plaats was ik al er vandoor) (Munsterbilzen - Minsters)
  9. as ich tich wor, zoo ich mér ë tauntsje leiger zingen (=in jouw plaats zou ik maar niet zo hoog van de toren blazen) (Munsterbilzen - Minsters)
  10. As ut hoi ut perd noalupt wil ut gevrète zien (=Als een meisje een jongen naloopt in plaats van andersom) (Zurriks)
  11. d'r is 'n tied van komm'm, en d'r is 'n tied van goan (=men moet tijdig plaats maken voor de jeugd) (Westerkwartiers)
  12. de tienurenmis (=mis die om tien uur plaats heeft) (Sint-Niklaas)
  13. den ateljè (=plaats waar de druiven worden verpakt) (Overijses)
  14. der es nievers giën plats (=er is nergens plaats) (Wichels)
  15. dich moes 'nen aanere z'n aerte nie poole. (=stel u niet in de plaats van een ander.) (Genker)
  16. die plòts is al verzeed. (=die plaats is al bezet.) (Tilburgs)
  17. doar es sjuseke nog ni geweest Het gat van Pluto (=afgelegen plaats) (Diesters)
  18. doë blif viël on de haan plekke (=niet alle schenkingen komen op de juiste plaats) (Bilzers)
  19. ee dikkop gaode gij us wa opzij (=zeg beste maak eens wat plaats) (Oudenbosch)
  20. ge monnie oger wulle kakke danoew gat staot (=je moet je plaats weten) (Oudenbosch)
  21. gee zittend gat ein (=niet lang op zelfde plaats of stil kunnen zitten) (Sint-Niklaas)
  22. guir slapt gellek de muiz'n in 't meel (=Jullie zijn 's nachts druk in plaats van te slapen) (Wichels)
  23. haaj vult niks te jao-mer-re (=hij is geen plaats voor 'ja, maar...') (Munsterbilzen - Minsters)
  24. Hee daar! (roepen tijdens fietsen, in plaats van bellen) (=Let op!) (Volendams)
  25. hij gijt met de winst striek' n (=hij haalt de eerste plaats) (Westerkwartiers)
  26. hij is de juuste man op 't juuste plak (=hij zit op de juiste plaats) (Westerkwartiers)
  27. ich zoo toch mér ë tauntsjë leigër zinge, as ich tich wor (=ik zou me toch wat inhouden, als ik in je plaats was) (Munsterbilzen - Minsters)
  28. iemed ne kop kunder maoke (=iemand op zijn plaats zetten) (Munsterbilzen - Minsters)
  29. iene de oor'n was`n (=iemand stevig op zijn plaats zetten) (Klazienaveens)
  30. ier is plek (plots) zat (=hier is er plaats genoeg) (Sint-Niklaas)
  31. ij luept van riefken noar roafken (=Hij loopt van de ene plaats naar de andere, hij loopt van het kastje naar de muur) (Lokers)
  32. in die kèèrek is plòts genogt (=in die kerk is genoeg plaats) (Tilburgs)
  33. ip zijn plekke (=op zijn plaats) (Waregems)
  34. ksoe nie in ze schoenn willn staon (=ik zou niet in zijn plaats willen zijn) (Kortemarks)
  35. Lach met den eige kapotte zokke. (=Lach om jezelf in plaats van een ander uit te lachen.) (Lanakens)
  36. machineke fiks (=waterreservoir aan de Viaductstraat waar vroeger de stoomlocomotieven zich van water voorzagen. De plaats werd ook illegaal als zwembad gebruikt) (Tiens)
  37. marolle: Ons marolle vé rond a nees te kroll'n (wordt gezegd in plaats van het gevraagde antwoord) (=Je hebt er geen zaken mee) (Lebbeeks)
  38. Myn pleats dat is in stee wêr't in brede ree hinne rint (=Mijn plaats dat is een stee waar een brede ree heen rent) (Fries)
  39. Ne plaats gezaat (=een accident gehad) (Eekloos)
  40. noe weet je wi a de wind van din komt (=op je plaats gezet) (Zeeuws)
  41. oe zoe je zelve zijn (=stel je in zijn / haar / hun plaats) (Waregems)
  42. Oit de biene lope. (=Tijdens het werk de plaats van een zieke collega overnemen.) (zaans)
  43. op een achteroffie (=op een afgelegen plaats) (Westfries)
  44. op plosh 't jeren (=op de plaats van Herne) (Herns (Herne, VL-B))
  45. opgeston, plaots vergon, trëggekoëme, plaots verloëre (=opgestaan, plaats vergaan, teruggekomen, plaatsverloren) (Bilzers)
  46. overaal wordt brood bakk'n (=het maakt niet uit in welke plaats je woont) (Westerkwartiers)
  47. paol haoje (=op de plaats blijven; blijven hangen) (Heitsers)
  48. plek van ... (=in de plaats van ...) (Denderleeuws)
  49. plots van (=in de plaats van) (Sint-Niklaas)
  50. Stropdassedurp (=de plaats Dirksland) (Flakkees)


Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen