Spreekwoorden met `morgen`

Zoek

15 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `morgen`

  1. de morgen doet het werk. (=`s morgens ben je het productiefst)
  2. de ochtendstond/morgenstond heeft goud in de mond (=door vroeg te beginnen kan men meer werk verrichten)
  3. donkere morgens mooie dagen. (=een slecht begin hoeft geen mislukking te zijn)
  4. geen zorgen voor de dag van morgen (=maak je nu nog niet druk over mogelijke toekomstige problemen)
  5. geen zorgen voor morgen, elke dag heeft genoeg aan zijn eigen kwaad (=de moeilijkheden van vandaag zijn genoeg om je zorgen over te maken)
  6. heden ik morgen gij (=oud grafschrift: gedenk, lezer, dat jij ook zal sterven)
  7. heden in hoogheid verheven morgen onder de aarde (=vandaag nog heel belangrijk, maar morgen misschien al dood)
  8. kom ik er vandaag niet dan kom ik er morgen (=ik doe het wel op mijn gemak)
  9. morgen als kaatje verjaart (=nooit , dat stel ik liever uit)
  10. morgen brengen (=dat geloof je toch zelf niet! dat doe ik beslist niet!)
  11. morgen des levens (=de jeugd)
  12. morgen gaat het beter (=als het vandaag niet zo best is gegaan...)
  13. morgen komt er weer een dag (=niet zo haastig, morgen kan het ook nog)
  14. morgenrood, regen in de sloot (=weerspreuk: rood opkomende zon betekent vaak regen)
  15. stel niet uit tot morgen wat je vandaag nog kunt doen. (=wacht niet, morgen kan te laat zijn)

4 betekenissen bevatten `morgen`

  1. de morgen doet het werk. (=`s morgens ben je het productiefst)
  2. morgen komt er weer een dag (=niet zo haastig, morgen kan het ook nog)
  3. heden in hoogheid verheven morgen onder de aarde (=vandaag nog heel belangrijk, maar morgen misschien al dood)
  4. stel niet uit tot morgen wat je vandaag nog kunt doen. (=wacht niet, morgen kan te laat zijn)

50 dialectgezegden bevatten `morgen`

  1. 't es meiren vrug dag (=het is morgen vroeg dag we moeten vroeg opstaan om te werken) (Meers)
  2. 't Is veschen van temèrgent (=Verse koffie van deze morgen) (bambrugs)
  3. ’t zot éuft, ’t és meiren oeëgtag (=het zotte komt naar boven , 't is morgen hoogdag (spottende opmerking bij het zotte gedrag van een persoon)) (Meers)
  4. as 't meurge wier tegesleut dan geun ich niemie! (=als het morgen weer tegenvalt ga ik niet meer!) (Heusdens)
  5. As as meel was en stront stroop, dan aten we morgen pannekoeken. (=Als iemand 'als' zegt) (Rotterdams)
  6. As ge slaopt de ge lacht, dan ben de mergevruug blij (=Wie lachend slaapt, is de volgende morgen ook blij) (Brabants)
  7. ast meurege nie bieeteris gunich ne dendoktoer (=als het morgen niet beter gaat, ga ik naar de huisarts) (Heusdens)
  8. baa of mèrge (=straks of morgen) (Bilzers)
  9. da zien ver dan wol, zaachte blinne (=zorgen voor morgen komen altijd één dagte vroeg) (Munsterbilzen - Minsters)
  10. dae holt den daog nimei (=hij haalt de morgen niet meer) (Munsterbilzen - Minsters)
  11. De daag kómme op um rij (=Rustig aan, morgen is er weer een dag) (Genneps)
  12. de raenger dae vëndaog vult, kan mörgë al nimei valle (=laat de regen er vandaag maar allemaal uitvallen, dan hebben we morgen geen last ermee) (Munsterbilzen - Minsters)
  13. De vèrreke va huuj zunt te sjnietsele van mörrege! (=De varkens van vandaag zijn de schnitzels van morgen) (Eys)
  14. doet nie vendaog woste mörge ook kons doen (=zorgen voor morgen komen altijd één dag te vroeg) (Munsterbilzen - Minsters)
  15. Gees du mörge mit? (=Ga je morgen mee?) (Limburgs)
  16. goeje meirend (=goede morgen) (Meers)
  17. he' j al edretten (=goede morgen) (Achterhoeks)
  18. Hjoed is hjoed, mar moarn is in ûnbegryplike dei. (=Vandaag is vandaag, maar morgen is een onbegrijpelijke dag) (Fries)
  19. Hoe laat mot jij morrege op blok (=Hoe laat moet jij morgen op om de koeien te melken) (Bollenstreeks)
  20. Hoe laot iest? - Kwart vur ut knèènegat mèrege gaot ie keutele (=Hoe laat is het? - Kwart voor het konijnengat, morgen gaat hij keutelen) (Dongens)
  21. it oer teluur me` leeg of den euverschoot is vur meurege! (=eet je bord maar leeg, of de rest is voor morgen) (Heusdens)
  22. Je liekt wel een geite met een bek vol freten vraege naar marege (=Hij vraagt met een mond vol wat er morgen gegeten wordt) (Flakkees)
  23. koëm ich tër haajë nie, dan èssët vër mërgë (=we komen er wel, is het niet vandaag dan is het morgen) (Munsterbilzen - Minsters)
  24. koëme vër ter vendaog nie, dan esset vür mörge (=morgen komt nog een dag) (Munsterbilzen - Minsters)
  25. kust ma jen tanden, tis morgen peirdekoers (=kuis maar al je tanden, het is morgen paardenkoers (repliek, laatste woord)) (west-vlaams)
  26. kzèn merge jil den daag iejr (=Ik ben hier morgen de hele dag) (`t-Heikes)
  27. loët aandër vandaog nog doen woste vandaog zelf nimei kons aofkrijge (=stel nooit uit tot morgen) (Munsterbilzen - Minsters)
  28. lukt 'et vandaege nie, dan lukt'et merrege (=wat vandaag niet lukt, lukt morgen) (Zeeuws)
  29. Lukt ut vandaog, niet, den morrege. (=morgen weer nieuwe kansen) (Utrechts)
  30. Maakt oe over morn gien zörngn. (=Maak je geen zorgen voor de dag van morgen) (Vechtdals)
  31. Maan zie-de de man! (=morgen maak ik je dood!) (Groesbeeks)
  32. mandagemergen klompen gehelt en nie betelt (=maandag morgen klompen gehaald en niet betaald) (Aalsters Gld)
  33. mér liever dich dan ich (=heden ik, morgen gij) (Munsterbilzen - Minsters)
  34. Merrege gok weier mi heimpoal teure (=morgen ga ik verder met de omheining) (Brabants)
  35. merrehenochend om dezen tied, a de koekoek heeste schiet (=morgen ochtend) (Zeeuws)
  36. moarn is neat, hjoed mat it barre (=morgen is niet van belang, vandaag moet het gebeuren) (Fries)
  37. morge ist te loat (=morgen is het te laat) (Brasschaats)
  38. morgen komt ook alhier (=je kan het morgen ook doen) (Veurns)
  39. mürge ès nog ne daog bau-op niemes gewürk hèt (=wat morgen aanbiedt, zien we dan wel weer) (Munsterbilzen - Minsters)
  40. mürge kump nochne daog (=zorgen zijn voor morgen) (Bilzers)
  41. noch ene koje naach (=als je zo blijft hoesten, haal je morgen niet meer) (Munsterbilzen - Minsters)
  42. pak ten daog waaj ter kump (=het leven wordt één kruisweg als je spijt krijgt van gisteren en angst voor morgen) (Munsterbilzen - Minsters)
  43. Stèltj neet oet tot mörge waat gae vandaag door ' nen angere kóntj laote doon! (=Stel niet uit tot morgen wat je vandaag door een andere kan laten doen!) (Kinroois)
  44. tes vandoage auwen oavend tes morgen auwen dag ben blij dak au besteken mag (=verjaardagsrijm) (Zottegems)
  45. toet mörge (=Tot morgen) (Roggels)
  46. tot e koet énde naach feiste (=tot de morgen feestvieren) (Bilzers)
  47. Tot mé te morrn (=Tot morgen vroeg) (oudenaards)
  48. Tot merge (=Tot morgen) (Vilvoords)
  49. tot meurege (=tot morgen) (Aarschots)
  50. unne fakkel in de morge is unne daag zonger zörge (=een joint in de morgen is een dag zonder zorgen) (Tegels)


Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen