Spreekwoorden met `noch`

Zoek

27 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `noch`

  1. boe noch bah zeggen (=niets zeggen)
  2. daar is kop noch staart aan te vinden (=daar geraak je niet uit wijs)
  3. dat raakt kant noch wal (=dat is geen zinnig argument)
  4. er heet noch koud van worden (=zich nergens iets van aantrekken)
  5. er heg noch steg weten (=ergens de weg niet kennen)
  6. er is met hem te eggen noch te ploegen (=er is met hem niets aan te vangen)
  7. er is reuk noch smaak aan (=het is weinig waard, het is niet interessant)
  8. er part noch deel aan hebben (=er niets van weten of niet aan deelgenomen hebben)
  9. god noch gebod vrezen (=zich nergens iets van aantrekken - een misdadig leven leiden)
  10. heg noch steg weten (=ergens de omgeving totaal niet kennen)
  11. kant noch wal raken (=totale onzin zijn)
  12. kind noch kraai hebben (=geen nazaten of andere familieleden hebben, alleen rekening moeten houden met zichzelf)
  13. kruis noch munt hebben (=geen geld hebben)
  14. kruit noch lood hebben (=helemaal ongewapend zijn)
  15. mossel noch vis (=noch het een noch het ander - goed noch slecht)
  16. rust noch duur hebben (=erg onrustig zijn)
  17. sap noch kracht hebben (=totaal geen waarde hebben)
  18. slot noch zin (=geen touw aan vast te knopen)
  19. taal noch teken van iemand vernemen (=niets van iemand horen/zien)
  20. van god noch zijn gebod weten (=slechte dingen durven doen)
  21. van pomp noch pompstang weten (=erg dom zijn, weinig weten)
  22. van tijd noch uur weten (=hoegenaamd niet weten hoe laat het is - altijd te laat komen)
  23. van toeten noch blazen weten (=van iets geen verstand hebben)
  24. vis noch vlees (=het is niet bruikbaar, omdat het niet duidelijk is)
  25. vlees noch vis (=het is niet bruikbaar, omdat het niet duidelijk is)
  26. weten van kikken noch mikken (=nergens van weten)
  27. zin noch wit hebben (=buiten jezelf zijn van woede)

4 betekenissen bevatten `noch`

  1. dat sluit als een haspel in een zak (=dat raakt kant noch wal)
  2. ergens een potje te vuur hebben staan (=ergens noch wat zeer ongunstigs te verwachten hebben)
  3. mossel noch vis (=noch het een noch het ander - goed noch slecht)
  4. geen geld, geen Zwitsers (=zonder geld krijg je hulp noch koopwaar of er is altijd wel geld nodig om iets gedaan te krijgen)

50 dialectgezegden bevatten `noch`

  1. 'k verston der pot noch gat van (=ik begrijp er niets van) (Veurns)
  2. 't is noch en ei noch en joenk (=het is nog het een en het ander) (Zuid-west-vlaams)
  3. a wet van tuten noch blèiz'n (=hij weet van niets) (Meers)
  4. ae wit van toet'n of bloaz'n / noch bloaz'n (=hij is totaal niet op de hoogte / weet er niets van af) (Wichels)
  5. Apart noch nejs (=Verder nog nieuws) (achterhoeks)
  6. aste boer niks moet, vertrèk ter hand noch voet (=boeren zijn eigenzinnig) (Munsterbilzen - Minsters)
  7. aste kat van haus ès, konste noch de poes van de buurvroo gon zikke (=beter een goede buur dan ....) (Munsterbilzen - Minsters)
  8. da klopt van ghin kânt (en) (=dat raakt kant noch wal) (Hulsters (NL))
  9. Da klopt van gieën kante (=Dat raakt kant noch wal) (Onze-Lieve-Vrouw-Waver)
  10. daaj ès noch zoe kontraore nie (=dat is geen misse !) (Munsterbilzen - Minsters)
  11. dae kint god noch gebod (=hij stoort zich aan niets of niemand) (Munsterbilzen - Minsters)
  12. dae mich jeugdj, dae mót noch gebore waere (=ik laat me niet gek maken) (Weerts)
  13. dat figuur het noch nooit niks seid (=van hem hoor je helemaal niets) (Leewarders)
  14. dat figuur is noch te lui om uut 'e ogen te kieken (=hij is ongelofelijk lui) (Leewarders)
  15. dat geet tich noch voëre (=daar ga je nog spijt van krijgen) (Munsterbilzen - Minsters)
  16. dat létmech kaat noch wérm (=daar voel ik niets voor) (Bilzers)
  17. dat lot mich kaat noch wêrm (=dat spreekt me niet aan) (Munsterbilzen - Minsters)
  18. dat raakt kant noch wal (=da klop van geen kante) (Munsterbilzen - Minsters)
  19. dat rakt kaant noch waal (=dat slaat nergens op) (Westerkwartiers)
  20. dat rok kop noch stat (=dat klopt niet) (Munsterbilzen - Minsters)
  21. dat snaajt geen hoot (=dat raakt kant noch wal) (Munsterbilzen - Minsters)
  22. de bès noch nie toeres (=je bent er nog niet) (Munsterbilzen - Minsters)
  23. de bés noch nie zoe stoem aste autziës (=jouw redenering bevalt me) (Bilzers)
  24. de moes noch x jaore dabbe vër mich èn te haole (=de bent x jaren jonger dan ik) (Munsterbilzen - Minsters)
  25. de zies haaj god noch goeje mins (=er is hier niemand te zien) (Munsterbilzen - Minsters)
  26. dëë geeste noch vër blieë (=dat gaat nog (geld) kosten) (Bilzers)
  27. dès noch zun (=het is zonde) (Neerpelts)
  28. die hemm'm kiend noch kraai (=die hebben geen kinderen) (Westerkwartiers)
  29. dieë wet van toete noch blaze (=Hij weet van niets) (Diesters)
  30. do kinste kop noch stat aonkrijge (=dat begrijp ik niet!) (Bilzers)
  31. doar heb ' k paart noch deel aan (=daar heb ik totaal niet aan mee gedaan) (Westerkwartiers)
  32. doar heb ik paart noch deel aan (=daaraan heb ik niet meegewerkt) (Westerkwartiers)
  33. Doë hûbset laeste noch nie van gezien (=dat wordt een zwaar geval) (Bilzers)
  34. doë hüb ich part noch deel aon (=daar doe ik niet aan mee) (Munsterbilzen - Minsters)
  35. doë konste kop noch stat aoên krijge (=dat kan je helemaal niet vatten) (Munsterbilzen - Minsters)
  36. doe venge zuvve katze noch jeng moes mie dri (=la vol rommel) (Vaals)
  37. doë zieste god noch goeje mins (=daar is nooit iemand te zien) (Munsterbilzen - Minsters)
  38. doeë hêb ich kaad noch werm aoën (=dat geeft me geen enkel voordeel) (Munsterbilzen - Minsters)
  39. doeë kan ich kop noch K..aon krijge (=dat begrijp ik helemaal niet) (Munsterbilzen - Minsters)
  40. doeë kraajgs te kop noch stat van (=dat kan je nooit vatten) (Munsterbilzen - Minsters)
  41. ek n noe bie zn kop of bie zn stert (=kop noch staart) (Zeeuws)
  42. en e noch kiend noch kroje (=hij is kinderloos) (Veurns)
  43. en et noch kiend noch kroje (o van pot) (=hij heeft geen kinderen) (Veurns)
  44. ès aat môr noch kloek (=hij is oud maar nog heel gezond) (Sint-Niklaas)
  45. ès noch nis achter zèn oûren (=hij is nog jong) (Sint-Niklaas)
  46. ge kent 'em van oar noch pluim (=net is een onbekende voor jou) (Wichels)
  47. ge zij gij nie goe zeeëre! (=wat je zegt, raakt kant noch wal (protesterend) ) (Waregems)
  48. gistëre noch een joeng raus, vandaog al een aa daus (=je jeugd is op een wip voorbij) (Munsterbilzen - Minsters)
  49. god noch gebod kinne (=met geen enkele wet rekening houden) (Munsterbilzen - Minsters)
  50. godsgenoje noch ès aoën tau ! (=asteblieft !) (Munsterbilzen - Minsters)


Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen