Spreekwoorden met `baas`

Zoek

5 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `baas`

  1. de haan is de baas als de hen niet thuis is. (=de vrouw is de baas in huis, ook al vindt de man van niet)
  2. een baas boven baas zijn (=er is altijd wel iemand die het beter kan of het beter denkt te kunnen)
  3. het zo druk hebben als een klein baasje (=veel kleine karweitjes moeten doen)
  4. iemand of iets de baas zijn (=iemand of iets kunnen overmeesteren)
  5. verbaas u niet, verwonder u slechts (=letterlijk)

38 betekenissen bevatten `baas`

  1. de baron spelen (=(onterecht) baas spelen)
  2. als het in de kajuit regent ,druipt het in de hut (=als de baas problemen heeft, krijgen ook de ondergeschikten hun deel)
  3. de scepter zwaaien (=baas zijn)
  4. het hoogste woord hebben (=baas zijn (of willen zijn))
  5. onder zich hebben (=baas zijn over)
  6. twee koetsiers op één dak. (=beter is er maar één baas)
  7. de broek aan hebben (=de baas spelen (van een vrouw over haar man), het voor het zeggen hebben)
  8. het laatste woord willen hebben (=de baas willen zijn)
  9. het hoogste lied zingen (=de baas zijn)
  10. de bezem in de mast voeren (=de baas zijn en leiding hebben)
  11. aan de touwtjes trekken (=de baas zijn, alles regelen, het voor het zeggen hebben)
  12. de grote vissen eten de kleine (=de ondergeschikten moeten doen wat de baas zegt / het slachtoffer worden van overmacht.)
  13. de haan is de baas als de hen niet thuis is. (=de vrouw is de baas in huis, ook al vindt de man van niet)
  14. het katje van de baan (=degene die baas speelt)
  15. de bezem uitsteken (=doen en laten wat men wil als de baas of leidinggevende er niet is)
  16. om de vinger winden (=er gemakkelijk baas over worden)
  17. er is maar een grote mast op een schip (=er is er maar één de baas)
  18. je ogen uitkijken (=erg verbaasd of nieuwsgierig staan kijken)
  19. ogen op steeltjes hebben (=erg verbaasd zijn)
  20. grote ogen opzetten (=erg verbaasd zijn)
  21. kijken of men water ziet branden (=heel erg verbaasd kijken)
  22. kijken of men het in Keulen hoort donderen (=heel erg verbaasd kijken)
  23. huilen met de wolven in het bos (=het er niet mee eens zijn maar wel de baas gelijk geven en bevestigen)
  24. de eerste viool spelen (=het hoogste woord hebben en de baas spelen)
  25. de lakens uitdelen (=het voor het zeggen hebben, de baas spelen)
  26. het oog van de meester maakt het paard vet (=het werk gebeurt beter als de baas toezicht houdt)
  27. zijn haan moet altijd koning kraaien (=hij wil altijd de baas zijn)
  28. iemand onder de duim houden (=iemand in je macht hebben, iemand de baas zijn)
  29. iemand klein krijgen (=iemand laten merken dat je hem aankunt, over iemand de baas zijn en diegene tot gehoorzaamheid dwingen)
  30. varen waar de grote mast vaart (=klakkeloos de baas volgen)
  31. beter kleine meester dan grote knecht (=liever een bescheiden zelfstandige dan een grote knecht bij een baas)
  32. we kunnen niet allen paus van Rome zijn (=niet iedereen kan de baas zijn)
  33. in het land der blinden is eenoog koning (=tussen dommeriken volstaat een klein beetje verstand om baas te zijn)
  34. kijken alsof je een geest ziet (=verbaasd of geschrokken kijken.)
  35. uit zijn lood geslagen zijn (=verbaasd zijn, niet goed meer weten hoe het verder moet)
  36. strenge heren regeren niet lang (=wanneer een baas niet een beetje soepel is wordt het voor hem erg moeilijk)
  37. weten uit welke hoek de wind waait (=weten hoe het in elkaar zit, wie de baas is)
  38. kijken als een snoek op zolder (=zeer verbaasd zijn)

50 dialectgezegden bevatten `baas`

  1. 't oog van de meester moakt 't peerd vet (=als de baas aanwezig is wordt er harder gewerkt) (Westerkwartiers)
  2. baas kajoe (=timmerman) (Marine jargon (veelal Maleis))
  3. baas sjembek (=belangrijk persoon met jam aan zijn mond) (Fries)
  4. baeter klene meester as graute knaech (=wees je eigen baas) (Munsterbilzen - Minsters)
  5. beder 'n klein boaske as 'n grode knecht (=graag eigen baas zijn) (Westerkwartiers)
  6. beder 'n lutje boas as 'n grode knecht (=liever eigen baas dan een knecht) (Westerkwartiers)
  7. boas boov' m boas (=baas boven baas) (Westerkwartiers)
  8. chefperron / Dzjeeé zèit commandant van de djoanehaag! (=Tegen iemand die de baas probeert te spelen) (Schulens)
  9. dae haet de groeëtste bóks aan (=hij denkt dat hij de baas is) (Heitsers)
  10. Das kwaoliteit, baas van den bovenste plaank! (=Dat is kwaliteit, meneer!) (brabants)
  11. dat maag niet onner kantoortied (=dat mag niet in de baas z'n tijn) (Westerkwartiers)
  12. De beêsem oetstaeke (=Doen en laten wat men wil als de baas er niet is) (Weerts)
  13. De mam had de boks ah (=Moeder is de baas in huis) (Ubachsbergs)
  14. de meester spieële (=de baas spelen) (Munsterbilzen - Minsters)
  15. de meister maake (=de baas spelen) (Weerts)
  16. de stees oppe goed blaedsje bij zenen iëverste (=je bent gewaardeerd door je baas) (Bilzers)
  17. Die draugt de broek toës (=Zij is baas thuis) (Onze-Lieve-Vrouw-Waver)
  18. die frou het de boks an (inne huus) (=die vrouw is de baas in huis) (Leewarders)
  19. een bazepoeper (=de baas vleien (bij de baas slijmen) ) (Sint-Niklaas)
  20. Es de baas duit of t'r mich good betaaldj, doon ich of ich good wirk! (=Wanneer de baas doet of hij me goed betaald, dan doe ik of ik goed werk!) (Kinroois)
  21. Ge got me hum nie den beer lije (=Je kunt hem niet de baas spelen) (Geffes)
  22. ge kun nie altijd mee de bessem veege (=je kunt niet altijd de baas zijn) (Oudenbosch)
  23. gien twee kapteins op één schip (=er kan maar één de baas zijn) (Westerkwartiers)
  24. hae is de baas van ‘t speel (=hij regelt het wel (speel = onderneming)) (Heitsers)
  25. hij deelt de loak'ns uut (=hij is de baas) (Westerkwartiers)
  26. hij het niks aans ien te breng'n as lege briefkes (=zijn vrouw is thuis de baas) (Westerkwartiers)
  27. hij holt 't heft ien hand'n (=hij blijft de baas) (Westerkwartiers)
  28. hij krêeg staantepeej gedaon toen ie van zenen baos geschoept hò. (=hij werd op staande voet ontslagen toen hij van zijn baas gestolen had.) (Tilburgs)
  29. hij krigt de boov'mhaand (=hij wordt de baas) (Westerkwartiers)
  30. hij speulde op zien poot (=hij speelde de baas) (Westerkwartiers)
  31. hij zit onner de pantovvel (=zijn vrouw is de baas) (Westerkwartiers)
  32. iemand den boat afdoen (=hem de baas zijn) (Winksels)
  33. ij wul atijd gere lope kommedeere (=hij wil graag de baas spelen) (Oudenbosch)
  34. ik bin de hiele godgânske dei oan't bealichjen west baas hear! (=ik ben de hele godganse dag keihard aan het werk geweest baas!) (Fries)
  35. ik hol 't heft ien hand'n (=ik blijf de baas) (Westerkwartiers)
  36. Je doet wot je doet, maar lèège is de baas (=Uiteindelijk moet men toch rust nemen) (Texels)
  37. kheb um nie aon un touke (=ik ben niet de baas over hem) (Oudenbosch)
  38. kommendant vant sjijthaus (=baas van mijn voeten) (Munsterbilzen - Minsters)
  39. kommendant vant sjijthaus! (=baas van niets!) (Munsterbilzen - Minsters)
  40. nen boazepoeper (=slijmerd die de baas napraat) (Melseels)
  41. oin poei is staarker as tien peerd'n (=de vrouw is de baas) (Gronings)
  42. op zene paut spieële (=de baas spelen) (Munsterbilzen - Minsters)
  43. raid nog neki dauj (naam van de baas rij nog eens door) (=de waard of cafebaas vragen om nog een rondje te bestellen) (tervurens)
  44. tege un peerd kunde nie gaope (=baas boven baas) (Oudenbosch)
  45. vet wil boov'm driev'm (=rijkelui willen de baas spelen) (Westerkwartiers)
  46. vet wil boov'mdriev'm (=bazen willen de baas blijven spelen) (Westerkwartiers)
  47. waach mèr tot ich get grutter wiën (=wacht nog maar wat tot ik je de baas kan) (Munsterbilzen - Minsters)
  48. wel deelt hier de loak'ns uut (=wie is hier de baas) (Westerkwartiers)
  49. wemmeneuf in d'hand (=we zijn er nog de baas over) (Arendonks)
  50. wit voetje, bruun èrmke haolen (=slijmen bij de baas) (Eindhovens)


Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen