13 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `lek`
- als het schip lek is, gaan de ratten van boord. (=als het verkeerd loopt, laten valse vrienden je in de steek)
- de liefde kent vlek nog gebrek. (=verliefde mensen zijn blind voor tekortkomingen van hun partner)
- een klein lek doet een groot schip zinken (=een geringe onachtzaamheid kan tot grote schade leiden)
- een schollekop (vissenkop) hebben (=een boeventronie hebben)
- een vlek op het blazoen (=een smet op de reputatie.)
- geen koe zo zwart of er zit wel een vlekje aan. (=niemand is perfect.)
- lekker is maar één vinger lang (=oppervlakkige genoegens geven ook maar een betrekkelijke voldoening. / leuke dingen duren meestal maar erg kort)
- men noemt geen koe bont, of er is een vlekje aan (=als er allerlei vervelende dingen worden verteld is er vast wel iets van waar)
- naar het lek luisteren (=niets doen)
- uitlekken (=als iets ongewenst publiekelijk bekend wordt)
- wat je van ver haalt is lekker. (=je waardeert dingen extra als je er veel werk voor moet doen)
- wat van ver komt, is lekker (=iets wat van ver komt, is bijzonder. Daarom denkt men dat het ook beter zal zijn)
- zo lek als een zeef zijn (=heel erg lek zijn)
17 betekenissen bevatten `lek`
- van je buik een afgod maken (=belang hechten aan lekker eten en drinken)
- iemand in het zeer tasten (=bij iemand de gevoelige plek raken)
- de achilleshiel (=de zwakke kant/plek van iets)
- het gemeste kalf slachten (=een groot feest opzetten / het beste en lekkerste eten op tafel zetten)
- een tafeltje welbereid. (=een plek met veel en goed eten)
- zo lek als een zeef zijn (=heel erg lek zijn)
- in iemands zwak tasten (=iemand op een gevoelige plek raken)
- iemand bont en blauw slaan (=iemand zo slaan dat hij een dik gezicht met blauwe en geel blauwe vlekken krijgt)
- alsof er een engeltje over je tong piest (=iets lekker vinden)
- de liefde van een man gaat door de maag. (=je kan een man veroveren met goede kookkunst en lekker eten.)
- de darmen zalven. (=lekker eten en drinken.)
- alle vis is geen bakvis (=niet alles is even dienstig (of handelbaar of lekker))
- de gebraden haan uithangen (=op onverantwoordelijke wijze erg veel geld uitgeven aan met name lekker eten en drinken)
- zo dicht als een zeef. (=spottend gezegd van iets met veel zwakke plekken)
- een smulpaap zijn (=van lekker eten houden)
- voor de fret zijn (=van lekker eten houden)
- je draai vinden (=zijn plekje vinden)
50 dialectgezegden bevatten `lek`
- 't avvesseert (goa vurruit) lek buëne knuëp'n (=Het vordert totaal niet) (Wichels)
- 't ès van lèk mijn lèppe (=' t is heel lekker) (Zottegems)
- 't lek op gin botter of breij (=het lijkt nergens op) (Maas en waals)
- 't was van lek me liptje (='t Was heel lekker) (Veurns)
- a droetj lek ne noan op de kerktoeren (=naar de mond praten) (Herns (Herne, VL-B))
- achter ne lèk komt er ne blèk (=na regen komt zoneschijn) (Zuid-west-vlaams)
- asset lèk geet oozen os kaave (=dat is onmogelijk) (Munsterbilzen - Minsters)
- Da lek wel een uitgezwore pèèrdenòòg (=Die wond ziet er niet goed uit!) (Roosendaals)
- dastureentje van lek me vesje (=dat is iemand van niets) (Oudenbosch)
- dè is ter enne van lek mien vestje (=een niet zo betrouwbaar iemand, die er met de pet naar gooit) (Sin tunnis)
- è blek vo è lek (=kortstondige zonneschijn tussen 2 regenbuien door) (Iepers)
- e blek voer e lek (=zonneschijn vóór regen) (Veurns)
- e gae loëpe'n va zé werk lék nen ond va zaine stront (=slordig en snel werken) (Londerzeels)
- Elke koe lek zien eige kalf (=ouders komen het eerst voor hun eigen kinderen op) (Barghs)
- Ge lek op oewen ouwe (=je lijkt op je vader) (Geldermalsens)
- Geliek vjè lèk zich (=Mensen van gelijke stand weten zich te vinden) (Berg en Terblijts)
- Hi-j lek weh 'n Gaellemuniger (=Het gaat hem voor de wind) (Staphorsts)
- j'èt er ginne lek an (=in de verste verte niet kunnen evenaren) (Wevelgems)
- J' ee mie doa ne lèk gezèt (=hij heeft me grote schade berokkend) (Harelbeeks)
- Juh lèk op juh vâdàh (=De appel valt niet ver van de boom.) (Haags)
- Kgoan doar an e lek gaan liggen (=Ik zal daar veel moeten betalen) (Iepers)
- laek wie 'n menjel (=lek als een zeef) (Steins)
- Lèk me de tès (=Bekijk het maar) (Genneps)
- lek me gemaachs (Duits: lek mich am aars) (=kus mijn gat) (Lanakens)
- lek meej toch de zök (=gaat je niks aan) (Venrays)
- lêk mën dum (=je mag ze kussen) (Munsterbilzen - Minsters)
- lek men himme! (=hoepel op!) (Munsterbilzen - Minsters)
- lék mën hommaasj (=je mag ze kussen) (Munsterbilzen - Minsters)
- lêk men klitse! (=de pot op!) (Munsterbilzen - Minsters)
- lék men vasse (=je kunt mijn rug op) (Bilzers)
- lek mene buijel (=kus mijn kloten) (Zichers)
- lek mene naere (=je kunt mijn rug op) (Munsterbilzen - Minsters)
- lek mich 'n tesj! (=oprotten) (kerkraads)
- Lék mich am aarsj (=Je kunt mij de pot op) (Roermonds)
- lek mich de zök (=je kunt me wat) (Heitsers)
- lek mich de zök (=Krijg maar wat) (Venloos)
- lek mich de zök (=je kunt de pot op) (Tegels)
- lèk mich me vèsjke (=lik mijn hielen , je kunt de pot op) (Berg en Terblijts)
- lek mich toch mën humme (=krijg toch wat!) (Munsterbilzen - Minsters)
- lek mich unne vinjer jevotst (=verbaasd zijn) (Kerkraads)
- lek miech toch em aarsj (=krijg nou wat) (Kerkraads)
- lek mien de suk (=Wat een onzin) (Siebengewalds)
- lek mien de suk (=Wat een onzin) (Boksmeers)
- lêk toch nau men dum (=wat je me nu vertelt!) (Munsterbilzen - Minsters)
- lek veenger, lek doem van de hoont zien proem! (=Als iets heel lekker is) (Weerts)
- lek vinger lek doum (=heerlijk-lekker) (Mestreechs)
- lêk zë mich (=loop naar de pomp) (Munsterbilzen - Minsters)
- lek ze mich ! (=je kunt me de pot op !) (Munsterbilzen - Minsters)
- lêk ze mich! (=je kan ze kussen!) (Munsterbilzen - Minsters)
- Lijkt precies op zijn vader (=Krek lek d'n ouwe) (Udens)
Bronnen
De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers.
Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.
Zie ook:
- vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen