Spreekwoorden met `voordeel`

Zoek

2 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `voordeel`

  1. het is een kwade wind die niemand voordeel brengt (=er is altijd wel iemand die van de omstandigheden weet te profiteren)
  2. iemand het voordeel van de twijfel gunnen (=een onzekere factor voor hem zo gunstig mogelijk laten meetellen)

32 betekenissen bevatten `voordeel`

  1. een vliegende kraai/vogel vangt/vindt altijd wat (=als je er maar op uit gaat, vind je altijd wel wat in je voordeel)
  2. wie het dichtst bij het vuur zit, warmt zich het meest (=als je ergens nauw bij betrokken bent, geniet je het meeste voordeel ervan)
  3. dat is een paal onder water (=dat brengt meer nadeel dan voordeel)
  4. een klein visje een zoet visje (=een klein voordeel of winstje dat met weinig moeite is verkregen)
  5. iets op een procrustesbed leggen (=een regeling zo toepassen dat hij er voordeel van heeft)
  6. elkaar de bal toespelen (=elkaar voordeeltjes bezorgen)
  7. er een slaatje uit slaan (=er een voordeeltje uit halen)
  8. er geen heil in zien (=er geen voordeel in zien)
  9. er een melkkoetje aan hebben (=er veel voordeel uit kunnen halen)
  10. gestolen goed gedijt niet (=gestolen zaken brengen nooit voordeel)
  11. het is niet om de knikkers maar om het recht van het spel (=het is niet voor persoonlijk voordeel, maar omwille van de rechtvaardigheid)
  12. het mes snijdt aan twee kanten (=het levert dubbel voordeel op (NL.) Er zijn niet alleen voordelen aan verbonden, je kan eender wat vanuit verschillende en zelfs tegengestelde standpunten bekijken (BE).)
  13. het vet is van de ketel. (=het meeste voordeel is al verdwenen.)
  14. de vruchten van iets plukken (=het voordeel van iets hebben)
  15. elk is een dief in zijn nering (=ieder zoekt zijn voordeel)
  16. men vindt geen molenaar of hij at gestolen koren. (=ieder zoekt zijn voordeel, ook al is het ten koste van anderen.)
  17. iemand een worst voorhouden (=iemand een voordeeltje in het vooruitzicht stellen, teneinde hem te bewegen ergens mee akkoord te gaan)
  18. in zijn vuistje lachen (=in jezelf ergens plezier hebben / Op ietwat stiekeme wijze ergens voordeel van hebben)
  19. tel uit je winst (=kijken en doen waar je het meeste voordeel bij hebt, `zie je wel!`)
  20. de balans opmaken (=kijken hoe iets verlopen is; nagaan of je ergens voordeel of nadeel van hebt gehad)
  21. alle havens schutten geen wind (=niet alles levert een voordeel op)
  22. scheer de schapen als ze wol hebben (=niet tegen elke prijs voordeel willen nastreven)
  23. Parijs is wel een mis waard (=om een voordeel te behalen bij tegenstanders aansluiten)
  24. hij geeft niet om wiens huis in brand staat, als hij zich maar aan de gloed kan warmen (=overal voordeel uit halen, ongeacht gevolgen voor anderen)
  25. een kaars voor de duivel branden (=slechte daden goedpraten omdat er je er voordeel uit kan halen)
  26. voor een dubbeltje op de eerste rang willen zitten (=tegen minimale kosten maximaal voordeel verlangen)
  27. de haan en de vos hebben elkaar te gast (=twee bedriegers zijn steeds op hun eigen voordeel uit)
  28. twee ruggen uit een varken willen snijden (=uit één ding dubbel het voordeel willen halen)
  29. met hoge heren is het kwaad kersen eten (=van de omgang met aanzienlijke personen moet men niet altijd voordeel verwachten)
  30. van twee walletjes eten (=van verschillende kanten voordeel behalen (negatief))
  31. wie in een boomgaard werkt mag er uit eten / van de druiven eten. (=voordeel halen uit je werk.)
  32. de voorsten doen wat de achtersten niet mogen (=wie eerst komt is in het voordeel)

29 dialectgezegden bevatten `voordeel`

  1. 't e ne lukt em (=alle slagen vallen in ons voordeel (kaartspel) ) (Waregems)
  2. 't zal au / au gat voaren (=je zult er moeten aan wennen (ook: voordeel door hebben)) (Wichels)
  3. aarg'ns munt uut sloag'n (=ergens voordeel uit halen) (Westerkwartiers)
  4. aste beiste hëbs, moeste de stront terbij pakke (=elk voordeel heeft zijn nadeel) (Munsterbilzen - Minsters)
  5. aste graot¨s hoëning wils pikke, moeste de stieke van de bienen ter mér bijpikke (=alle goed heeft ook zijn slechte kanten elke voordeel heb zijn nadeel(Cruyff)) (Munsterbilzen - Minsters)
  6. astë knaajn hëbs, moeste de kiëtële tërbij pakke (=elk voordeel heb zijn nadeel (Johan Cruyff)) (Munsterbilzen - Minsters)
  7. dae knien heet, heet auch keutele (=elk voordeel heeft zijn nadeel) (Weerts)
  8. De buule slaot de butse (=Het nadeel heft het voordeel op) (Zeeuws)
  9. de wènd mèt hëbbë (=voorspoed kennen, de wind in het voordeel hebben) (Munsterbilzen - Minsters)
  10. dè-s un preej (=dat is een voordeel) (Tilburgs)
  11. Der zin heilget minse daaj naut van gedach zulle veraandere omdat ze nauts noëdinke (=Elk voordeel hep ook zijn nadeel (en omgekeerd) ) (Bilzers)
  12. die sloeg d'r 'n slagje uut (=die haalde er voordeel uit) (Westerkwartiers)
  13. doeë gees te geen dikke kieëtëls van sjijte (=daar zal je niet veel voordeel aan hebben) (Munsterbilzen - Minsters)
  14. doeë hêb ich kaad noch werm aoën (=dat geeft me geen enkel voordeel) (Munsterbilzen - Minsters)
  15. e boate rieëkn (=een voordeel ontwaren) (Veurns)
  16. één de wiend uut de zeil'n hoal'n (=iemand's voordeel weghalen) (Westerkwartiers)
  17. één ien 'e koart speul'n (=iemand voordeel geven) (Westerkwartiers)
  18. He’j kniens, he’j köttels (=Elk nadeel heeft zijn voordeel) (Achterhoeks)
  19. Hej knienen, dan hej ok keutels (=Elk voordeel heeft een nadeel) (Drents)
  20. Ieder trek'ut laoke nar z'n eigen kaant (=Iedereen probeert er zelf het meeste voordeel uit te halen) (Roosendaals)
  21. Ieder trek'ut laoke nar z'n eigen kaant. (=Iedereen probeert er het meeste voordeel uit te halen.) (Baronies)
  22. iënen smiëren mi zèn eigen vatj (=iemand smeren met eigen vet: iem. ten onrechte indruk geven dat hij voordeel heeft) (Meers)
  23. nen opietopuitigoard (=iemand die altijd op zijn voordeel uit is) (Melseels)
  24. tzal voaren (=het zal in je voordeel zijn) (Wetters)
  25. ut is nun eule goeie totdaggurdur mee mot dele (=hij is uit op eigen voordeel) (Oudenbosch)
  26. waat dejje aan 't vêrreke voortj, krieje aan spek trök (=een goede behandeling brengt voordeel) (Weerts)
  27. wae het kotste bij de stoeëf zit, vielt de meeste wermte (=je haalt je voordeel met dicht bij de bron te zitten) (Munsterbilzen - Minsters)
  28. wew bê voarn (=voordeel bij halen) (Kaprijks)
  29. zën ooge goed de kos gaeve (=alles goed bekijken (om er zijn voordeel mee te halen)) (Munsterbilzen - Minsters)


Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen