50 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `eigen`
- bang zijn voor zijn eigen schaduw (=overdreven bang zijn)
- beter rapen aan eigen dis dan elders vlees of vis (=oost West thuis best)
- bij eigen zin is geen gewin. (=eigenwijs zijn is niet goed)
- de eigen boontjes doppen (=de eigen zaken regelen zonder hulp van anderen)
- de hand in eigen boezem steken (=zijn eigen fout inzien)
- de haring hangt aan zijn eigen kieuwen (=men dient verantwoording te nemen voor de eigen daden)
- een gehuurd paard en eigen sporen maken korte mijlen (=eigen bezit beschadigt men minder dan gekregen of gehuurd bezit)
- een gehuurd paard en eigen sporen maken korte mijlen. (=men is geneigd andermans spullen te misbruiken)
- een hond is stout op zijn eigen dam. (=op bekend terrein durf je meer)
- een koekje van eigen deeg (=iets geven (of krijgen) wat oorspronkelijk bedacht is door degene die het krijgt (of geeft))
- een sigaar uit eigen doos presenteren (=iemand iets aanbieden dat in feite door de ontvanger zelf is betaald)
- eigen haard is goud waard (=het is nergens zo mooi als thuis / men hecht veel waarde aan het eigen bezit)
- eigen roem/lof stinkt (=door over jezelf op te scheppen maak je een nare indruk)
- elk heeft genoeg in eigen tuin te wieden. (=bekritiseer geen anderen als je zelf niet perfect bent)
- elk ziet door zijn eigen bril (=ieder ziet het op zijn eigen manier)
- elke dag heeft genoeg aan zijn eigen kwaad (=men moet zich niet zorgen maken over de toekomst)
- er is meer gelijk dan eigen gelijk (=de mening van anderen telt ook)
- er je eigen plasje overheen doen (=iets een beetje veranderen zodat helemaal naar je zin is. In werksituaties kan dit soms uit de hand lopen, als er veel belanghebbers zijn die allemaal hun eigen plasje over een document willen doen. Het kan dan resulteren in een onleesbare tekst.)
- geen beter gemak dan eigen dak. (=thuis voel je je het meest op je gemak)
- geen ezel en kan zijn eigen oren afbijten. (=het onmogelijke hoef je niet te doen.)
- geen mens is zijn eigen maker. (=beoordeel iemand niet om hun uiterlijk.)
- geen profeet is in zijn (eigen) land geëerd (=in tegenstelling tot vreemden, zijn mensen uit je woonplaats minder bereid te luisteren)
- geen zorgen voor morgen, elke dag heeft genoeg aan zijn eigen kwaad (=de moeilijkheden van vandaag zijn genoeg om je zorgen over te maken)
- het heft in eigen hand(en) nemen (=de leiding nemen)
- het recht in eigen hand nemen (=eigenmachtig optreden)
- ieder meent dat zijn eigen pak het zwaarst is. (=mensen overdrijven hun eigen moeilijkheden in vergelijking met die van anderen)
- ieder moet zijn eigen kruis dragen (=ieder moet zijn eigen tegenslagen verwerken)
- ieder moet zijn eigen stoep schoonvegen (=ieder moet zijn eigen problemen oplossen - zich afvragen of hij zelf schuldig is)
- iemand in zijn eigen sop gaar laten koken (=iemand aan zijn lot overlaten (iemand die iets niet goed gedaan heeft))
- iemand in zijn eigen vet gaar laten smoren (=iemand die iets misdaan heeft aan zijn lot overlaten)
- in zijn eigen vet gaar koken (=aan zijn lot overlaten (iemand die iets misdaan heeft))
- je eigen dood sterven. (=vanzelf voorbij gaan)
- je eigen glazen ingooien (=het voor zichzelf bederven)
- je eigen graf graven/delven (=het voor zichzelf bederven)
- je eigen naad naaien (=iets op zijn eigen manier uitvoeren; eigenwijs zijn)
- je eigen nest bevuilen (=zijn eigen omgeving nadeel berokkenen)
- je eigen stoep vegen. (=voor jezelf opkomen.)
- je eigen straatje vegen (=zijn eigen werk doen)
- je eigen vlees of bloed (=zijn eigen familie (kinderen))
- je in de eigen voet schieten (=jezelf benadelen)
- nog niet op eigen benen kunnen staan (=nog niet zichzelf volledig zelfstandig kunnen redden)
- op eigen benen staan (=voor jezelf zorgen; geen hulp nodig hebben)
- op eigen houtje doen (=iets zelfstandig (eventueel op eigen initiatief) ondernemen)
- op eigen wieken drijven (=zich volledig kunnen redden van het geld dat iemand verdient)
- rechter in eigen zaak zijn (=zijn eigen zaak kunnen beoordelen)
- voor zijn eigen deur vegen (=zijn eigen problemen oplossen)
- wie luistert aan de wand verneemt zijn eigen schand (=wie anderen afluistert, kan wel eens iets negatiefs over zichzelf horen)
- wie zijn eigen tuintje wiedt, ziet het onkruid van een ander niet (=het is beter om energie te steken in het verbeteren van jezelf, dan in het bekritiseren van anderen)
- ze staat in haar eigen licht (=ze is trots op zichzelf)
- zijn eigen luizen bijten hem (=hij wordt gekweld door zijn eigen kinderen)
90 betekenissen bevatten `eigen`
- je leven in de waagschaal stellen (=actie ondernemen waarbij het eigen leven in gevaar kwam)
- die in het voorjaar niet zaait, in het najaar niet maait. (=als je jong bent moet je sparen voor je eigen oude dag)
- gedeelde smart is halve smart (=als je over problemen praat, dan kan je het makkelijker verwerken / door de problemen/ellende van een ander is het gemakkelijker de eigen problemen/ellende te dragen)
- wanneer twee honden vechten om een been, loopt de derde ermee heen (=als twee strijdende personen of partijen zich richten op elkaar, kan een ander daarvan profiteren door zich datgene toe te eigenen waar om gestreden wordt)
- hoogmoed deed nooit iemand goed. (=arrogantie en overmoed zijn slechte eigenschappen)
- elk zijn meug, zei de boer en hij at paardenkeutels in plaats van vijgen. (=boeren zijn koppige mensen die hun eigen zin doen)
- dan zwaait er wat (=dan dreigen zware repercussies)
- het oog ziet altijd van zich af (=de eigen fouten ziet men niet, maar andermans fouten altijd wel)
- de eigen boontjes doppen (=de eigen zaken regelen zonder hulp van anderen)
- goede papieren hebben (=de goede eigenschappen hebben (voor een baan))
- wie schrijft, die blijft. (=documenteer alles goed voor je eigen bestwil)
- een zware pijp roken (=door eigen schuld in moeilijkheden komen)
- in de fuik lopen (=door eigen stommiteiten in een valstrik lopen)
- je uit de markt prijzen (=door eigen toedoen laten anderen diegene links liggen)
- buurmans leed troost (=door het verdriet of de pijn van een ander kun je je eigen verdriet en pijn beter verdragen)
- in de lucht hangen (=dreigen te gebeuren - onzeker zijn)
- paradepaard (=een bezit, eigenschap, kunst of vaardigheid waar iets of iemand trots op is)
- uit de boot vallen (=een eigen gang gaan)
- een draai aan het verhaal geven (=een hele eigen versie van wat er gebeurd is vertellen)
- ten hemel schreiend (=een toestand die zo erg is dat er eigenlijk direct iets aan gedaan zou moeten worden)
- een schot voor de boeg (=een uitspraak of vraag als eerste aanzet tot een gesprek of discussie (eigenlijk: een waarschuwingsschot))
- een gehuurd paard en eigen sporen maken korte mijlen (=eigen bezit beschadigt men minder dan gekregen of gehuurd bezit)
- het hemd is nader dan de rok (=eigen familie gaat voor)
- de gek in de mouw dragen (=eigenaardigheden verbergen voor anderen)
- het recht in eigen hand nemen (=eigenmachtig optreden)
- een hoge borst opzetten (=eigenwijs en hoogmoedig zijn)
- bij eigen zin is geen gewin. (=eigenwijs zijn is niet goed)
- ieder kwartier heeft zijn manier. (=elke streek heeft haar eigen gebruiken)
- zo wijs als Salomo`s kat zijn (=erg wijs denken te zijn, maar eigenlijk totaal niet zijn)
- te biechte gaan (=gaan vertellen (wat je eigenlijk niet mag vertellen))
- jezelf tegenkomen (=geconfronteerd worden met de gevolgen van je eigen acties.)
- met een baksteen in de maag geboren worden (=graag een huis willen hebben dat van jezelf is, dat je eigendom is)
- heb het hart eens (=heb de moed om dat te doen. (eigenlijk: als je dat doet, zal ik je ongenadig straffen))
- eigen haard is goud waard (=het is nergens zo mooi als thuis / men hecht veel waarde aan het eigen bezit)
- zijn eigen luizen bijten hem (=hij wordt gekweld door zijn eigen kinderen)
- elke ketter heeft zijn letter (=ieder denkt dat de eigen mening bewezen kan worden)
- elk meent zijn uil een valk te zijn (=ieder denkt het beste over de eigen prestaties)
- elk huisje heeft z`n kruisje (=ieder gezin heeft eigen zorgen en problemen)
- elk vogeltje zingt zoals het gebekt is (=ieder laat zich uit op een wijze die door zijn eigen aard en opvattingen bepaald worden)
- ieder moet zijn eigen stoep schoonvegen (=ieder moet zijn eigen problemen oplossen - zich afvragen of hij zelf schuldig is)
- ieder moet zijn eigen kruis dragen (=ieder moet zijn eigen tegenslagen verwerken)
- `s Lands wijs, `s lands eer (=ieder volk is gehecht aan zijn eigen gewoonten, hoewel anderen ze maar raar vinden)
- elk ziet door zijn eigen bril (=ieder ziet het op zijn eigen manier)
- een slak komt er net zo goed als een kikker. (=iedereen doet dingen in zijn eigen tempo)
- zoveel hoofden, zoveel zinnen (=iedereen heeft een eigen mening waarbij men moeilijk samen tot een oplossing kan komen)
- het krullen van de staart is het fatsoen van de hond. (=iedereen heeft wel een positieve eigenschap)
- elk hart heeft zijn smart. (=iedereen heeft zijn eigen zorgen om iets)
- maak je bed zoals je wilt slapen (=iedereen is verantwoordelijk voor zijn eigen daden)
- iemand iets in de mond geven (=iemand de mening van een ander laten geven in plaats van de eigen mening)
- iemand tegen zich in het harnas jagen (=iemand door eigen toedoen boos maken)
50 dialectgezegden bevatten `eigen`
-
Ich wirk op mien eige tempo niks mieë! (=Ik werk op mijn eigen tempo niets meer!) (Kinroois)
- ''Den dieje bidt allinnig mar vur z'n egge parochie'' (=Alleen voor z'n eigen belang opkomen.) (Waalwijks)
- 'k docht bè (in) min eigen (=ik was aan het denken...) (Sint-Niklaas)
- 'n mens moet doen wat 'er leert het (=handel maar naar eigen inzicht) (Westerkwartiers)
- 'n profeet wordt ien eig'n laand niet eerd (=men wordt in eigen plaats niet gewaardeerd) (Westerkwartiers)
- 'n profeet wordt ien zien eig'n laand niet eerd (=men wil van eigen inwoners niet zo pochen) (Westerkwartiers)
- 't es wel besteekt, ie eet z'n eign aanedoan, ie eet zelv' ezocht (=eigen schuld (dikke bult) ) (Waregems)
- 't es wel bestid / bestikt (=het is je eigen schuld / je hebt het verdiend) (Wichels)
- 't hemd is noader dan 'e rok (=eerst je eigen familie helpen, daarna pas anderen) (Westerkwartiers)
- Ai lui bint doa kun ie niks an doon, maar ai meu bint is't oe eig'n schuld (=Als je lui bent kun je niets aan doen, maar als je moe bent is het je eigen schuld) (Twents)
- An-etrouwd wordt nooit gien eigen (=Schoonfamilie) (Giethoorns)
- Antrouwd is anweid (=Aangetrouwde familie wordt nooit eigen) (Drents)
- aste èn e glaoze haus woens, moeste zelf nie mèt steen goeje (=gooi nooit je eigen ruiten in) (Munsterbilzen - Minsters)
- aut men eege (=uit mijn eigen beweging) (Bilzers)
- aut zen eege (=uit zijn eigen beweging) (Bilzers)
- baeter klene meester as graute knaech (=wees je eigen baas) (Munsterbilzen - Minsters)
- baeter zinge dan springe (daase) (=je houdt beter het heft in eigen hand, dan naar anderen te moeten luisteren) (Munsterbilzen - Minsters)
- beder 'n klein boaske as 'n grode knecht (=graag eigen baas zijn) (Westerkwartiers)
- beder 'n lutje boas as 'n grode knecht (=liever eigen baas dan een knecht) (Westerkwartiers)
- Bemoeije mètje eiguh kejak jung (=Bemoei je met je eigen zaken) (Arnhems)
- Binnen de mikken blieven (=Op eigen terrein blijven) (Giethoorns)
- Binnen de mikken blieven. (=Op eigen terrein, bnnenshuis blijven) (Giethoorns)
- buitenaf werke (=zijn werk niet in de eigen gemeente hebben (maar b.v. in Rotterdam)) (Nieuw lekkerlands)
- da doede maar in oew eigen 'uis'ouwe (=doet u dat maar bij uw eigen huis) (Bredaas)
- Da kan sin eigen Skoenen nie Andoen (=hij kent er niks van) (kortrijks)
- da's 'n noaproader (=die heeft geen eigen mening) (Westerkwartiers)
- dae gojt zen eege raute én (=hij gooit zijn eigen ruiten in) (Munsterbilzen - Minsters)
- dao dènk ich 't mient van (=daar heb ik mijn eigen mening over) (Steins)
- das zjus tegoej (=eigen schuld) (Munsterbilzen - Minsters)
- das zjus tegoej!!! (=eigen schuld, dikke bult) (Munsterbilzen - Minsters)
- dat dee zij op eig'n holtje (=zij deed dat op eigen gezag) (Westerkwartiers)
- de kons te Paus nie verwijte dattër kattëliek ès (=je kan het niemand kwalijk nemen dat hij een eigen mening heeft) (Munsterbilzen - Minsters)
- de lëps zen eege onder de viët, aste nimei wiës bauste lëps (=als je je eigen schaduw wordt, sta je je eigen in het licht) (Munsterbilzen - Minsters)
- Der giet neat foar in eigen thús (=Oost west, thuis best) (Fries)
- deur zèn eige luizen gebete wurren (=door zijn eigen fouten gestraft worden) (Sint-Niklaas)
- die het met jou nôdig hillegaar nìks! (=die gaat volledig zijn eigen gang) (Westfries)
- doê dink ich het maajn van (=daar heb ik zo een eigen mening over) (Munsterbilzen - Minsters)
- doeë dink ich ët maajnt van (=daar heb ik zo mijn eigen mening over) (Munsterbilzen - Minsters)
- doeë dink ich het maajnd van (=daar heb ik een eigen mening over) (Munsterbilzen - Minsters)
- Döör bint mi' j de stienen nog eigen (=Daar heb ik goede herinneringen aan) (Zwols)
- eder zien meug, zag ‘t maedje, en ze pisdje oppe heibaesem (=ieder doet het op z’n eigen manier; ieder doet maar wat hij wil) (Heitsers)
- eeder ziene meug, zach 't menke, en 't oet vlêge (=ieder doet zijn eigen zin) (Weerts)
- eege stoef stink (=eigen lof zingen is vals) (Munsterbilzen - Minsters)
- een hoan kraait 't haardst op zien eig'n misbult (=op eigen terrein voelt men zich sterker) (Westerkwartiers)
- een koekje van eig'n deeg (=nu moet hij zich houden aan zijn eigen zware opdracht) (Westerkwartiers)
- eig'n heerd is gold weerd (=een eigen huis is een groot bezit) (Westerkwartiers)
- eigen bof stinkt (=opscheppen over zichzelf) (Sint-Niklaas)
- eigen rechtsweirs (=neven en nichten) (Maldegems)
- eihen vuulte stienkt nie (=eigen vuil) (Zeeuws)
- eine heilige waertj in zien eige dörp neet verieërdj (=in de eigen omgeving niet erkend worden om goede daden) (Heitsers)
Bronnen
De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers.
Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.
Zie ook:
- vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen