39 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `zelf`
- aan hetzelfde euvel mank gaan (=dezelfde fouten maken als iemand anders)
- als niet komt tot iet kent iet zichzelf niet (=een `parvenu` heeft dikwijls kapsones)
- altijd hetzelfde deuntje zingen (=steeds weer hetzelfde herhalen)
- commandeer je hond en blaf zelf (=dat bevel weiger ik uit te voeren)
- de boer op de bok liet de teugels vieren, het paard kende zelf de weg wel. (=je moet niet doen alsof je de beste bent, iemand anders weet ook wel wat)
- de hand aan zichzelf slaan (=zelfmoord plegen)
- de koekoek en de sijs hebben niet dezelfde wijs. (=iedereen is anders)
- een ezel stoot zich geen tweemaal aan dezelfde steen (=men maakt geen twee keer dezelfde fout)
- een kluwtje dat vanzelf afloopt. (=iets wat zich vanzelf oplost)
- eén lijn trekken / Dezelfde lijn trekken (=dezelfde mening hebben)
- een meid en een aardappel kies je zelf (=een vrouw kun je niet door iemand anders laten uitkiezen)
- een vette gans bedruipt zichzelf (=een rijk iemand kan zichzelf redden)
- geen twee missen voor hetzelfde geld doen (=niet tweemaal hetzelfde zeggen of doen)
- goede waar prijst zichzelf (=goed materiaal moet niet aangeprezen worden)
- het kwaad straft zichzelf (=wie kwaad doet, kwaad ontmoet)
- het met zich zelf niet eens zijn (=niet kunnen beslissen)
- ieder is zichzelf het naast (=iedereen kiest in het slechtste geval voor zichzelf)
- in hetzelfde gasthuis ziek liggen (=aan dezelfde kwaal lijden)
- in hetzelfde schuitje varen/zitten (=met dezelfde omstandigheden te maken hebben, hetzelfde lot ondergaan)
- je huid zelf ter markt brengen (=zichzelf verdedigen)
- jezelf in acht nemen (=jezelf verzorgen)
- jezelf op de borst slaan (=duidelijk aan de omgeving laten weten dat men ergens bijzonder trots op is)
- jezelf tegenkomen (=geconfronteerd worden met de gevolgen van je eigen acties.)
- krom jezelf als je door de wereld wilt komen (=je moet er wat voor over hebben om iets te bereiken)
- met hetzelfde sop overgoten (=even goed of slecht)
- nood doet zelfs oude vrouwen rennen (=een onverwachte situatie kan verrassende kwaliteiten naar boven brengen (vergelijkbaar met `angst geeft vleugels`))
- op dezelfde golflengte zitten (=het grotendeels eens zijn)
- op dezelfde leest geschoeid zijn (=erg op elkaar lijken)
- op dezelfde voet voortzetten (=op dezelfde manier)
- op hetzelfde aambeeld hameren/slaan (=steeds weer op hetzelfde onderwerp terugkomen)
- uit dezelfde klei gebakken zijn (=dezelfde afkomst hebben)
- uit hetzelfde vaatje tappen (=dezelfde standpunten of opvattingen delen.)
- van hetzelfde laken een pak (=dezelfde soort aanpak of respons)
- voor hetzelfde geld (=net zo goed)
- wie een kuil graaft voor een ander valt er zelf in (=wie een ander iets wil misdoen, kan er zelf het slachtoffer van worden)
- wie zichzelf bewaart, bewaart geen rotte appel (=je moet voorzichtig omgaan met jezelf, want het is niet vervangbaar)
- wie zijn naasten te schande maakt, onteert zichzelf (=een klein foutje, kan een groot geheel te schande maken)
- zelfkennis is het begin van alle wijsheid (=men moet eerst zichzelf kennen om verdere kennis te kunnen verwerven)
- zelfs de beste breister laat wel eens een steekje vallen (=ook al kan iemand iets heel goed, hij of zij zal ook wel eens een fout maken; dat is vergeeflijk)
172 betekenissen bevatten `zelf`
- in hetzelfde gasthuis ziek liggen (=aan dezelfde kwaal lijden)
- het achter de ellebogen hebben (=achterbaks; zonder zijn zelfzuchtige bedoelingen te laten zien)
- het loopt op rolletjes (=alles gaat als vanzelf)
- alles malletje naar malletje doen/maken (=alles steeds weer op precies dezelfde manier doen)
- komt men over de hond, dan komt men over de staart (=als de grootste moeilijkheden overwonnen zijn, dan komt de rest vanzelf)
- de ratten verlaten het zinkende schip (=als de omstandigheden verslechteren denken sommigen alleen aan zichzelf en vertrekken)
- komt tijd komt raad (=als er genoeg tijd overheen gaat, komt de oplossing vanzelf)
- wie appelen vaart, die appelen eet (=als je handelt in bepaalde goederen, dan zul je deze zelf waarschijnlijk ook gebruiken. / Iemand die bepaalde werkzaamheden voor een ander moet verrichten, geniet daar doorgaans zelf ook van)
- je woorden worden weer thuisgebracht. (=als je iets negatiefs zegt kan dat leiden tot negatieve gevolgen voor jezelf)
- goed voorbeeld doet goed volgen (=als je zelf op de goede manier handelt, nemen anderen dat vanzelf over)
- goed voorgaan doet goed volgen (=als je zelf op de goede manier handelt, nemen anderen dat vanzelf over)
- wat het huis verliest, brengt het weer terug (=als men iets in huis zoek maakt, komt het meestal vanzelf weer tevoorschijn)
- het is altijd koekoek éénzang (=altijd hetzelfde verhaal vertellen of zelfde voorbeeld geven)
- semper idem (=altijd weer hetzelfde)
- elk heeft genoeg in eigen tuin te wieden. (=bekritiseer geen anderen als je zelf niet perfect bent)
- zin noch wit hebben (=buiten jezelf zijn van woede)
- morgen brengen (=dat geloof je toch zelf niet! dat doe ik beslist niet!)
- dat ging van een leien dakje (=dat ging vanzelf)
- dat maakt van Jezus nog een ketter (=dat is zelfs bij de meest integer mens een schanddaad)
- de boter alleen op zijn koek willen hebben (=de anderen niets gunnen - zelf alles willen hebben)
- het koren van de molen zenden (=de klanten wegjagen - zichzelf benadelen)
- de krenten uit de pap halen (=de meest aantrekkelijke gedeelten voor zichzelf bestemmen, bijvoorbeeld de meest interessante taken uit een omvangrijk werk)
- regen in mei, dan is april voorbij (=de natuur kiest vanzelf de goede volgorde)
- de mug uitzuigen en de kameel doorzwelgen (=de onschuldige straffen en zelf schaamteloos zondigen)
- wie de pot breekt betaalt de scherven (=de veroorzaker van schade moet de situatie zelf rechtzetten.)
- uit dezelfde klei gebakken zijn (=dezelfde afkomst hebben)
- aan hetzelfde euvel mank gaan (=dezelfde fouten maken als iemand anders)
- eén lijn trekken / Dezelfde lijn trekken (=dezelfde mening hebben)
- van hetzelfde laken een pak (=dezelfde soort aanpak of respons)
- uit hetzelfde vaatje tappen (=dezelfde standpunten of opvattingen delen.)
- je trekken thuis krijgen (=door anderen op dezelfde manier behandeld worden als je hun behandelde (bv met een streek))
- ipso facto (=door het feit zelf)
- ondervinding is de beste leermeester (=door iets zelf mee te maken of te oefenen leert men het snelst)
- eigen roem/lof stinkt (=door over jezelf op te scheppen maak je een nare indruk)
- de pot verwijt de ketel dat die zwart ziet (=een ander aanwijzen als schuldige, terwijl die zelf hetzelfde gedaan heeft)
- het laken door het oog van de schaar halen. (=een deel voor jezelf houden.)
- advocaat van de duivel spelen (=een mening geven waar je het zelf niet mee eens bent, maar die je geeft om reacties uit te lokken)
- schone appels zijn ook wel zuur. (=een mooie vrouw is niet vanzelfsprekend een goede echtgenote)
- een vette gans bedruipt zichzelf (=een rijk iemand kan zichzelf redden)
- het is broekzak-vestzak. (=er wordt betaald, maar het geld blijft bij dezelfde kliek)
- er zijn meer hondjes die Fikkie heten (=er zijn meer mensen/etc. met dezelfde naam)
- alle wegen leiden naar Rome (=er zijn veel manieren om je doel te bereiken / de uitkomst is altijd hetzelfde)
- iets uit de eerste hand hebben (=ergens zelf bij zijn geweest of hebben gehoord van iemand die het zelf heeft meegemaakt)
- kind noch kraai hebben (=geen nazaten of andere familieleden hebben, alleen rekening moeten houden met zichzelf)
- geen twee hanen op een erf/werf (=geen twee bazen voor hetzelfde werk)
- geen twee deuntjes voor één cent zingen (=geen zin hebben hetzelfde nog een keer te herhalen)
- bij kleine hapjes leert men een hond eten. (=geleidelijk aan kun je zelfs aan onmogelijke dingen wennen.)
- bij kleine lapjes leert men de hond leer eten. (=geleidelijk aan wen je zelfs aan de onmogelijkste dingen.)
- geluk en glas breekt even ras. (=geluk is niet vanzelfsprekend)
- met een baksteen in de maag geboren worden (=graag een huis willen hebben dat van jezelf is, dat je eigendom is)
50 dialectgezegden bevatten `zelf`
- 't hemd uutleen'n, en zulf noakn'd loop'n (=je hemd uitlenen en zelf naakt lopen) (Westerkwartiers)
- 't is niet soa't 't lykt of skynt, maar soa't min 't sels befynt (=Het is niet zoals het lijkt of schijnt, maar zoals men het zelf ondervindt) (Bildts)
- 't veegt zijn gat zonder papier (=Het spreek voor zich zelf) (Wetters)
- 25 euro? Da geef ik voor oew kop, as gum zelf uitbeent. (=Ik verkoop dit niet voor 25 euro.) (brabants)
- aa iet et werm woeter oeitgevonne of aa paast dattem et werm woeter oeitgevonne iet (=voor iemand die stom is of hem zelf voor slim pakt) (tervurens)
- adder wiëne zürg terviër datte kaase dierder zin dan de gateau zelf (=met het ouder worden, gaan de kaarsen duurder zijn dan de taart) (Munsterbilzen - Minsters)
- Allus is voor Bassie (=Ik neem alles zelf wel) (Rotterdams)
- as edere mins 'nen ângere gelökkig zoo-j make, woor edereîn gelökkig (=verbeter de wereld, begin bij je zelf) (Weerts)
- aste èn e glaoze haus woens, moeste zelf nie mèt steen goeje (=gooi nooit je eigen ruiten in) (Munsterbilzen - Minsters)
- aste zelf biëls hoesset zenen hond nie te kommendiëre (=hou je bevelen voor je zelf) (Bilzers)
- bau ne wil és, ésne waeg (=een vrouw kan je moeiteloos zover krijgen, dat ze ook doet wat ze zelf allang wilde) (Bilzers)
- begaaien (=u zelf vuil maaken) (Merkems)
- bezeik dien eige sjoon (=hou je zelf voor de gek) (Berg en Terblijts)
- commandeer dien hond en blaf zelf (=je hoeft mij niet te commanderen) (Westerkwartiers)
- commandeer dien hond, en blaf zulf (=wij regelen hier zelf onze zaakjes) (Westerkwartiers)
- da goa gelak een flötje van ne ceint (=dat gaat van zelf) (Geels)
- da zieste van haaj! (=dat geloof je toch zelf niet!) (Munsterbilzen - Minsters)
- dae neet troewtj, dae neet dougtj (=als je niemand vertrouwt, dan deug je zelf ook niet) (Heitsers)
- Dae zien eige bewaardj, bewaardj gein rotte appele (=Pas goed op je zelf) (Weerts)
- dae zien eige bewaartj, bewaartj gein rotte appele (=denk aan je zelf) (Weerts)
- daoreetie z n eige vor motte uitkleeje (=daar is hij zelf gebrek door gaan lijden) (Oudenbosch)
- dat ei jzelf ezeid (=dat heb je zelf gezegd) (Zeeuws)
- dat mauste dich zelf opfraete (=dat lust ik niet, eet het zelf maar op) (Munsterbilzen - Minsters)
- dat zin zen eege biznës (=dat moet je zelf maar regelen) (Munsterbilzen - Minsters)
- de bès altijd zoe aad as zën haan, mér altijd adder dan zën taan (=je bent maar zou oud als je je zelf voelt) (Munsterbilzen - Minsters)
- de bès van niemes baeter gediend as van zën eege (=wat je zelf doet is altijd beter) (Munsterbilzen - Minsters)
- Dè gi(t) van eiges/dè gut van eiges (=Dat gaat van zelf) (Winssens)
- De hettie zelluf gezeed gehad (=Dat heeft hij zelf gezegd) (Eindhovens)
- de kons ë piëd waol noeë de bieëk leeje, mér de kons ët nie doen drinkë (=je kan iemand wel overtuigen iets te doen, maar uiteindelijk beslist hij da zelf) (Munsterbilzen - Minsters)
- de pot verwit de kéttel datter zwat ziet (=wat je zegt ben je zelf) (Bilzers)
- de schaarpste moaners benn'n de slechtste betoalers (=een veeleisend iemand is zelf vaak gemakzuchtig) (Westerkwartiers)
- de vrolaaj konne mich vërrèkke, ich hën zelf wol twei haan vërr te trèkke (=snuggere mannen hebben niemand nodig) (Munsterbilzen - Minsters)
- De weurs zelf neet wit door angere zwart te make! (=Je wordt zelf niet wit door anderen zwart te maken!) (Kinroois)
- de wiës zelf nie wit (ter) dër aander zwat te maoke (=je wordt er zelf niet beter van door anderen af te breken) (Munsterbilzen - Minsters)
- dich geleefs ook nog èn sprookskës (=dat geloof je toch zelf niet) (Munsterbilzen - Minsters)
- Dieje loerie madde eiges houwe (=Die slappe koffie mag je zelf hebben) (Bosch)
- Dig menteneren. (WT) (=Voor je zelf opkomen) (Mechels (NL))
- Doe kenst mig dùr poekel aafroetsje (=Zoek het je zelf maar uit) (Epens)
- doet 't heanig an (=maak het je zelf niet te moeilijk) (Vechtdals)
- doet ne kier zelve (=doe het een keer zelf) (West-Vlaams)
- Dom wean heendert nich ' t wördt pas slim a-j ' t zölf nich deur hebt (=Het is niet erg om dom te zijn, het wordt pas erg als je het zelf niet in de gaten hebt) (Twents)
- Dut da zeulf joem (=Doe dat maar zelf) (Mols)
- dür zen eege laajs gebiëte wiëne (=iemand verklappen en zelf gestraft worden) (Munsterbilzen - Minsters)
- eder mót zien pekske zelf drage (=ieder moet zijn kruis dragen) (Heitsers)
- eder veultj ‘t zien (=wat je zelf hebt, wordt toch vaak het ergste gevonden) (Heitsers)
- eege sjuld, dikke bult (=dat heb je zelf uitgelokt) (Munsterbilzen - Minsters)
- Een moes in de maelkiste meent gewis dat’te zelf de mölder is (=Iemand die zich groots waant) (achterhoeks)
- een zittend gat hef altied wat (=Iemand die zelf niets doet heeft vaak commentaar op een ander) (Drents)
- eentwie int gat steekn (=iemand iets laten doen dat je zelf niet graag doet) (Kortemarks)
- ei eént zaalf gezeet (=hij heeft het zelf gezegd) (Sint-Niklaas)
Bronnen
De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers.
Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.
Zie ook:
- vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen