4 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `kraag`
- de kraag kosten (=ergens bij om het leven komen)
- een stuk in je kraag drinken (=dronken worden)
- een stuk in zijn kraag hebben (=dronken zijn)
- in zijn kraag duiken (=de kraag hoog opzetten tegen de koude)
Eén betekenis bevat `kraag`
- in zijn kraag duiken (=de kraag hoog opzetten tegen de koude)
43 dialectgezegden bevatten `kraag`
- 'n Stuk in zijnen zjiléé (ook kluten) (=Een stuk in zijn kraag) (Evergems)
- Ajei a stuk in zenne kraag (=Hij heeft een stuk in zijn kraag) (Mechels (BE))
- ba zenne skabbernak pakken (=bij zijn kraag pakken) (Meers)
- baai aave schabbernak greubele (=in de kraag vatten) (Vilvoords)
- bae zèen'n schabbernak pakken (=bij zijn kraag vatten) (Wichels)
- bè zane schabbernak gepakt (=bij zijn kraag gevat) (Nijlens)
- bie zne koljee stekkn (=bij de kraag vatten) (Kortemarks)
- bij den coljee stekke / pakke (=bij de kraag vatten) (Gents)
- bij je schabbernak pakken (=bij je kraag grijpen, ) (Mols)
- bij ze kebensje griepe (=in de kraag grijpen) (mestreechs)
- Bij zijne schabbernak pakken (=Iemand bij de kraag pakken) (Bevers)
- bij zijnen schabbernak pakker (=iemand bij de kraag vatten) (Zeels)
- boa ze schabbernak pakke (=bij zijn kraag vatten) (Willebroeks)
- boë zenne kallei pakke (=bij de kraag vatten) (Rotselaars)
- daa kraag ik na es de weubes van sè (=daar krijg ik het van op mijn heupen) (Londerzeels)
- de kol van minnem (=de kraag van mijn hemd) (Sint-Niklaas)
- Doar kraag ek nei de webbes van sé (=Daar krijg ik nu horens van) (Olens)
- dovan kraag ik de bla keuhtses (=daarvan krijg ik het op mijn heupen) (Dilbeeks)
- e stik in zeen botten (=een stuk in zijn kraag) (Zingems)
- E stuk in zen veuijt (=Een stuk in zijn kraag) (Koersels)
- E stuk in zenne frak emme (=Een stuk in zijn kraag hebben) (Mechels (BE))
- Eemand bei zenne schabbernak pakke (=Iemand bij de kraag nemen) (Vilvoords)
- ei pakte mî bè mènne schabbernek (=hij pakte mij bij de kraag) (Sint-Niklaas)
- ei shuk i de vaan, of i de kloete (=een stuk in de kraag) (Nuths)
- hae hèt 'm im (=hij heeft een stuk in zijn kraag) (Bilzers)
- hae hieët 'm zwaor gelaje (=ieman met een stuk in zijn kraag) (Weerts)
- heer / zie heet uh stök in ziene (häöre) kraag (=hij / zij is behoorlijk dronken) (Mestreechs)
- Hi'j hèt zich 'n luu:s in de kraag gepoa:t (=Hij heeft een verkeerde beslissing genomen; is aan hemzelf te wijten) (Diems)
- iemand baë zaën schabbernak pakke (=iemand bij de kraag vatten) (Winksels)
- iemand bê zijën koljée schjeirn (=iemand bij de kraag vatten) (Kaprijks)
- iemand bê zijnn kollee stêkn (=iemand bij de kraag vatten) (Kaprijks)
- iemëd mèt zëne koljee pakke (=iemand met zijn kraag vatten) (Munsterbilzen - Minsters)
- iemëd mèt zëne koljee pakken (=iemand bij de kraag nemen(lett. / fig)) (Munsterbilzen - Minsters)
- iemes in zien kebensje griepe (=iemand in de kraag vatten / pakken) (Mestreechs)
- Ik kraag er gieëne kop of stjeit aun (=Ik begrijp er helemaal niets van) (Onze-Lieve-Vrouw-Waver)
- kem a bekanst be a skabbernakken zelle (=ik heb je bijna bij je kraag) (Liedekerks)
- kloeët'n: E stik in zijn kloeët'n emmen (=Een stuk in zijn kraag hebben) (Lebbeeks)
- mèt zën lubbëre pakke (=bij zijn kraag nemen) (Munsterbilzen - Minsters)
- seffës pak ich tich ëns deftig mèt zëne sjabbernak (=dadelijk pak ik je eens goed bij de kraag) (Munsterbilzen - Minsters)
- seffës sjaar ich ich mèt zëene koljee (=seffens pak ik je in je kraag) (Munsterbilzen - Minsters)
- waach mér tot ich tich te sjaare kraajg (=wat maar tot ik je in je kraag kan pakken) (Munsterbilzen - Minsters)
- zich e stëk èn zëne gielës drinke (='n stuk in zijn kraag drinken) (Munsterbilzen - Minsters)
- zjellee: E stik in zijne zjellee emmen (=Een stuk in zijn kraag hebben) (Lebbeeks)
Bronnen
De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers.
Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.
Zie ook:
- vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen